Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- mr. M.M.E. Bowmer, opposante;
- de heer[naam (middellijk) bestuurder], (middellijk) bestuurder van geopposeerden.
2.De standpunten
3.De beoordeling
4.De beslissing
;
;
;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 februari 2015 uitspraak gedaan in een verzet tegen de faillietverklaring van drie besloten vennootschappen, ingediend door de curator, mr. M.M.E. Bowmer. De faillissementen waren eerder uitgesproken op 15 januari 2015. De curator stelde dat er geen noemenswaardige baten aanwezig waren en dat de faillissementen misbruik van recht vormden, aangezien de vennootschappen geen activiteiten meer hadden en de schulden alleen maar zouden toenemen door de faillissementskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geopposeerden in een toestand verkeerden van niet kunnen betalen, maar dat er geen noodzaak was voor het aanvragen van een faillissement, gezien de omstandigheden. De rechtbank oordeelde dat de aanvrager van de faillissementen, de heer [naam (middellijk) bestuurder], op basis van een onjuiste veronderstelling van de gevolgen van een faillissement had gehandeld. De rechtbank heeft het verzet gegrond verklaard en de faillissementen vernietigd, met de mogelijkheid tot ontbinding van de vennootschappen. Tevens zijn de kosten van de procedure en de faillissementskosten ten laste van de aanvrager gesteld.