ECLI:NL:RBROT:2015:1550

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 maart 2015
Publicatiedatum
6 maart 2015
Zaaknummer
467974 / HA RK 15-45
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak

Op 6 maart 2015 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verdachte in een strafzaak. De wrakingskamer, bestaande uit de rechters R.R. Roukema, O.E.M. Leinarts en W.P.M. Jurgens, oordeelde dat de beslissing van de rechter om de zaak aan te houden voor onbepaalde tijd niet onbegrijpelijk was en niet voortkwam uit vooringenomenheid. Het wrakingsverzoek was ingediend door de advocaat van de verzoeker, mr. M. Berndsen, op 14 januari 2015, na de schorsing van de zitting in de strafzaak. De verzoeker stelde dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was door de beslissing om geen vonnis te wijzen en de zaak aan te houden, vooral gezien de recente ontwikkelingen in de jurisprudentie omtrent het alcoholslotprogramma. De wrakingskamer concludeerde echter dat de beslissing van de rechter een legitieme procesbeslissing was en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. De beslissing tot afwijzing van het wrakingsverzoek werd ter openbare terechtzitting uitgesproken door de voorzitter en de andere rechters.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 467974 / HA RK 15-45
Beslissing van 6 maart 2015
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. M. Berndsen,
strekkende tot wraking van:
mr. C.M.A.T. van der Geest, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiekrecht (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 14 januari 2015 is het onderzoek in de tegen verzoeker als verdachte aanhangige strafzaak met parketnummer 96.003056.13 voor onbepaalde tijd geschorst.
Bij faxbericht van 14 januari 2015 heeft de advocaat van verzoeker de wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het dossier van de hierboven omschreven
strafzaak tegen verzoeker als verdachte, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal
van de behandeling van 14 januari 2015.
Verzoeker, diens advocaat, de officier van justitie mr. J.C. Hooker alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 26 januari 2015.
Ter zitting van 20 februari 2015, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen de advocaat van verzoeker en de officier van justitie. De advocaat heeft aan de hand van een pleitnota het standpunt van verzoeker nader toegelicht.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Verzoeker wordt in onderhavige strafzaak vervolgd wegens het plegen van een strafbaar feit, terwijl aan hem voor hetzelfde feit in 2013 reeds verplichte deelname aan het alcoholslotprogramma (ASP) is opgelegd.
De beslissing van de rechter om geen vonnis te wijzen maar de zaak voor onbepaalde tijd aan te houden heeft bij verzoeker, met name gelet op de motivering van die beslissing, de ernstige vrees gewekt dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Naar het oordeel van verzoeker is er geen sprake van ‘discussie’ omtrent het ASP als criminal charge, zoals door de rechter is gemotiveerd, maar is een recente omslag in de jurisprudentie waarneembaar bij drie van de vier hoven in Nederland. De beslissing om geen vonnis te wijzen, maar de zaak aan te houden voor onbepaalde tijd om een (eventueel) arrest van de Hoge Raad af te wachten, is dan ook zodanig onbegrijpelijk, dat daarvoor geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Ten aanzien van de vraag of verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking, merk ik op dat de reden om te wraken is gelegen in mijn beslissing om de zaak aan te houden. Het wrakingsverzoek is echter eerst gedaan aan het einde van de dag, namelijk per fax van 14 januari 2015 om 18:37 uur.
Inhoudelijk wordt aangevoerd dat in lagere jurisprudentie (en ook binnen deze rechtbank) wisselend wordt geoordeeld over de vraag of het alcoholslot al dan niet is aan te merken als een criminal charge en welke gevolgen aan het antwoord op die vraag verbonden zijn. De Hoge Raad zal op korte termijn uitsluitsel geven op dit punt. Gezien vorenstaande acht ik me onvoldoende geïnformeerd om vonnis te wijzen en heb – in navolging van verschillende collega’s binnen en buiten deze rechtbank – de zaak aangehouden in afwachting van dit ophanden zijnde arrest van de Hoge Raad.
2.3
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan, namelijk zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan verzoeker bekend waren geworden zoals artikel 513 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering vereist.
2.2.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag gelegd de beslissing tot aanhouding van de rechter bij gelegenheid van de zitting op 14 januari 2015. Het is vaste jurisprudentie dat de zinsnede “zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn” betekent dat een wraking dient te worden gedaan onmiddellijk na het bekend worden van de feitelijke grond tot wraking, waarbij een korte tijd voor beraad acceptabel is. Nu in dit geval het verzoek tot wraking op de dag van de zitting is gedaan, is, mede in aanmerking genomen dat verzoeker zelf niet ter zitting aanwezig was, het verzoek tot wraking tijdig gedaan.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is, en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing.
3.3
Dat kan anders zijn indien een aangevochten beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven. De wrakingskamer is van oordeel dat dit laatste niet het geval is en overweegt daartoe als volgt. De beslissing tot aanhouding van de zaak betreft een procesbeslissing die een rechter mag nemen. Naar het oordeel van de wrakingskamer is deze beslissing in het licht van hetgeen ter zitting van 14 januari 2014 hieromtrent is overwogen ook niet zozeer onbegrijpelijk dat daarvoor geen andere verklaring kan worden gegeven, dat deze door vooringenomenheid is ingegeven.
3.5
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

wijst af het verzoek tot wraking van mr. C.M.A.T. van der Geest.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.R. Roukema, voorzitter, mr. O.E.M. Leinarts en mr. W.P.M. Jurgens, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 maart 2015 in tegenwoordigheid van mr. R.H. Nieuwenhuis, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-