In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 6 maart 2015, gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan eisers, die in beroep zijn gegaan tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers, ondanks hun verklaringen, gedurende een groot deel van 2013 niet hun hoofdverblijf op het uitkeringsadres hadden. Dit werd onderbouwd door een zeer laag verbruik van water, gas en elektriciteit, wat niet in overeenstemming was met hun verklaringen over hun dagelijkse activiteiten. De rechtbank oordeelde dat de verweerder ten onrechte geen rekening had gehouden met een stijging van het verbruik in de tweede helft van 2013, maar dat de tegenstrijdige verklaringen van eisers niet voldoende waren om aan te nemen dat zij wel op het uitkeringsadres verbleven. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers gegrond, vernietigde het bestreden besluit voor zover dit betrekking had op de primaire besluiten I, III en IV, en bepaalde dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar moest nemen. Tevens werd het griffierecht vergoed en werden de proceskosten toegewezen aan eisers.