ECLI:NL:RBROT:2015:1358

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2015
Publicatiedatum
2 maart 2015
Zaaknummer
3595976
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verdeling en vereffening van gemeenschapsvermogen in een vennootschap onder firma

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een vordering van [eiseres] tegen [gedaagde] met betrekking tot de vereffening van het gemeenschapsvermogen van hun vennootschap onder firma (VOF) Love2Bling. De VOF, opgericht in 2013, is eind 2013 ontbonden, maar partijen zijn het niet eens over de afrekening van hun onderlinge verplichtingen. [Eiseres] vordert onder andere een verklaring voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten en verzoekt om betaling van verschillende bedragen, waaronder een vordering in rekening-courant en kasgelden. [Gedaagde] voert verweer en betwist de vorderingen van [eiseres].

De kantonrechter heeft vastgesteld dat beide partijen vennoot waren in de VOF en dat deze is ontbonden. De rechter oordeelt dat er eerst een vereffening van het gemeenschapsvermogen moet plaatsvinden voordat er een verdeling kan worden vastgesteld. Dit houdt in dat de zaken van de VOF moeten worden afgewikkeld en schuldeisers moeten worden voldaan. De rechter wijst erop dat er geen akte van de VOF is opgemaakt en dat er geen afspraken zijn gemaakt over de verdeling van de winst of de aansprakelijkheid voor verliezen.

De rechter concludeert dat er onvoldoende gegevens zijn om de vordering van [eiseres] te onderbouwen, omdat er nog geen vereffening heeft plaatsgevonden en er onzekerheid bestaat over de inbreng van beide partijen. De vordering van [eiseres] wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde], die op nihil worden vastgesteld, aangezien [gedaagde] de procesvoering in eigen hand heeft gehouden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 3595976 CV EXPL 14-54934
uitspraak: 20 februari 2015
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Spijkenisse,
eiseres,
gemachtigde: mr.drs. T.V. Janssens,
tegen
[gedaagde],
wonende te Spijkenisse,
gedaagde,
in persoon procederend.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiseres] en [gedaagde].

1.Het verloop van het proces

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
  • het exploot van dagvaarding van 5 november 2014, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het vonnis van deze rechtbank d.d. 1 december 2014 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • het proces-verbaal van de op 29 januari 2015 gehouden comparitie van partijen.
1.2
De datum van deze uitspraak is door de kantonrechter bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of niet voldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
[eiseres] en [gedaagde] hebben vanaf begin 2013 onder de naam Love2Bling samengewerkt. Love2Bling richtte zich op de verkoop van sieraden en accessoires.
2.2
De activiteiten van Love2Bling vonden aanvankelijk plaats vanuit een ruimte in onderhuur bij de ‘Zonnestudio’ te Spijkenisse, waar ten behoeve van de activiteiten van Love2Bling verbouwingswerkzaamheden zijn verricht door de echtgenoot van [eiseres].
2.3
Mede met het oog op de voorgenomen uitbreiding van de activiteiten van Love2Bling met pedicure-, tattoo-, piercing- en nagelstudio zijn onderhandelingen gevoerd met de eigenaresse van Corry’s Corner te Spijkenisse voor een overname.
Eind november 2013 bleek deze overname niet te kunnen worden gefinancierd, waarna inmiddels aan de eigenaresse van Corry’s Corner gedane betalingen geheel of gedeeltelijk ongedaan zijn gemaakt.
2.4
Met ingang van 25 februari 2013 heeft in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel Love2Bling ingeschreven gestaan als vennootschap onder firma (hierna: VOF), met als vennoten [eiseres] en [gedaagde]. Deze inschrijving is beëindigd per 31 december 2013 wegens opheffing van de onderneming.
2.5
Van het samenwerkingsverband tussen [eiseres] en [gedaagde] onder de noemer van een VOF is geen akte opgemaakt.

3.Het geschil

3.1
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • een verklaring voor recht dat [gedaagde] jegens [eiseres] toerekenbaar tekort geschoten is dan wel onrechtmatig heeft gehandeld;
  • een veroordeling van [gedaagde] aan [eiseres] te betalen € 3.258,70 of een in goede justitie vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2014;
  • een veroordeling van [gedaagde] aan [eiseres] te betalen € 310,00 of een in goede justitie vast te stellen bedrag voor de door [eiseres] ingebrachte kasstortingen;
  • een veroordeling van [gedaagde] aan [eiseres] te betalen -voor het geval [eiseres] namens Love2Bling gehouden is een bedrag aan Corry’s Corner te betalen uit welke hoofde dan ook en kosten maakt voor juridische bijstand voor de vordering van Corry’s Corner- de helft van de te betalen bedragen aan Corry’s Corner en de helft aan kosten voor juridische bijstand, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf twee weken na kennisgeving van enige betaling aan Corry’s Corner door [eiseres];
  • een veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de gemaakte buitengerechtelijke incassokosten ad € 496,80 of een in goede justitie vast te stellen bedrag,
  • een veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering legt [eiseres] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van
belang – het volgende ten grondslag. Na beëindiging van de vennootschap onder firma Love2Bling, waarvan [eiseres] en [gedaagde] de vennoten waren, dient onderling afgerekend te worden. Beide vennoten zijn hoofdelijk aansprakelijk, zodat afrekening op basis van gelijke delen voor elk van beiden dient plaats te vinden. [eiseres] heeft een vordering in rekeningcourant van € 7.258,96 en [gedaagde] van € 741,56, zodat het totaal van de rekeningcourant-schuld € 8.000,52 bedraagt. Ieder dient de helft daarvan te dragen, te weten € 4.000,26. [eiseres] heeft derhalve aanspraak jegens [gedaagde] op betaling van € 7.258,96 minus € 4.000,26, dat is € 3.258,70. Daarnaast heeft [eiseres] € 310,00 aan kasgelden ingebracht die zich ongebruikt in kas bevinden onder [gedaagde]. Dit bedrag dient [gedaagde] ook aan haar terug te betalen. [gedaagde] blijft echter in gebreke met de nakoming van deze betalingsverplichtingen.
3.3
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van [gedaagde] wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Partijen zijn het erover eens dat zij beiden vennoot waren in de vennootschap onder firma Love2Bling en dat deze VOF door ontbinding is geëindigd. De vraag is nu of [gedaagde] moet bijdragen in de onkosten die [eiseres] naar eigen zeggen voor de VOF heeft gemaakt, en waartoe [eiseres] in deze procedure veroordeling van [gedaagde] vordert.
4.2
[eiseres] en [gedaagde] hebben ieder een eigen, op onderdelen verschillend, overzicht in het geding gebracht van uitgaven die zij voor de VOF hebben gedaan en zij betwisten over en weer op onderdelen de juistheid van die overzichten en zij zijn het op onderdelen niet eens over de uitgangspunten van hun samenwerking. Zo verschillen zij op onderdelen over de vraag wie welke goederen heeft aangeschaft en betaald, over de vraag of gereden kilometers vergoed mogen worden en zo ja, wiens gereden kilometers dan voor vergoeding in aanmerking komen. Verder stelt [eiseres] zich op het standpunt dat de verdeelsleutel van de uitgaven die zijn gedaan ‘fiftyfifty’ is, terwijl [gedaagde] betoogt dat zij meer arbeid in de onderneming zou steken, en heeft gestoken dan [eiseres], tegenover de geldelijke investeringen van [eiseres]. Dat moet, aldus [gedaagde], ook in de berekening worden betrokken. [eiseres] heeft verder het kasgeld van de VOF onder haar hoede, terwijl [gedaagde] nog voor verkoop bestemde sieraden van de VOF sieraden onder zich heeft. Partijen verschillen van mening over de vraag tegen welke prijs deze voorraad minimaal van de hand gedaan mag worden. Verder is er sprake van een al of niet teruggekregen borg, en kosten van juridische bijstand in verband met een vordering van de eigenaresse van Corry’s Corner op [eiseres]. Partijen zijn het er niet over eens of het wel noodzakelijk was deze kosten te maken en over de vraag of deze voor rekening van de VOF behoren te komen. Dat debat wordt ook gevoerd over posten als de kosten van cursus piercing die [gedaagde] heeft gevolgd met het oog op het werk voor de VOF, en de kosten van het abonnement bij XS4all, waarvan [gedaagde] betoogt dat deze kosten voor de onderneming zijn nu het een zakelijk abonnement betrof dat niet na één jaar al opgezegd kon worden, terwijl dat volgens [eiseres] niet zo is.
4.3
Beoordeeld moet worden of aan de hand van deze uitgangspunten, voor zover al vastgesteld zou kunnen worden dat deze juist zijn, de conclusie kan worden getrokken dat [eiseres] een gedeelte van haar inbreng - in de vorm van gemaakte kosten - in de inmiddels ontbonden VOF, en mogelijk nog te maken kosten op [gedaagde] kan verhalen, op de wijze zoals zij dat in dit geding wil. Dat is ingewikkelder dan het mogelijk op het eerste gezicht lijkt. Dat wordt toegelicht als volgt.
4.4
Na ontbinding van de VOF resteert uiteindelijk een voor verdeling vatbare gemeenschap. Als regel geldt dat niemand genoodzaakt kan worden om in een onverdeelde gemeenschap te blijven.
4.5
Maar voordat kan worden vastgesteld welke aanspraken [eiseres] en [gedaagde] ieder als gewezen vennoot bij verdeling van het eventueel resterende saldo van het gemeenschaps-vermogen nog hebben, moet eerst een vereffening van het (gemeenschaps-)vermogen van de voormalige VOF plaatsvinden, doordat kort gezegd de zaken van de VOF worden afgewikkeld en schuldeisers zoveel mogelijk worden voldaan. Artikel 32 van het Wetboek van Koophandel bepaalt in dit verband dat de vennoten de vennootschap in haar naam moeten vereffenen, behalve indien de vennootschapsovereenkomst anders bepaalt. Dat laatste is niet het geval, omdat ter comparitie duidelijk is geworden dat partijen samen ‘aan de slag zijn gegaan’ zonder afspraken te maken over de precieze inhoud van hun samenwerking, laat staan over de gevolgen van de beëindiging daarvan. De gewezen vennoten kunnen ook samen een ander als vereffenaar benoemen, en wanneer zij daar samen niet uitkomen, kan de rechtbank op verzoek van de vennoten een vereffenaar benoemen. Noch het één, noch het ander is in deze zaak gebeurd.
4.6
Bij de vereffening zal voor eventuele tekorten van de VOF moeten worden bijbetaald door de vennoten, en wanneer er na vereffening nog een positief saldo overblijft, wordt dat verdeeld. Als hoofdregel krijgt ieder dan zijn eigen inbreng (of de tegenwaarde daarvan) terug. Indien er daarna nog een saldo overblijft, dient ook dat te worden verdeeld, en wel volgens de regels die vennoten voor winstverdeling hebben afgesproken. Wanneer dergelijke afspraken niet zijn gemaakt, zoals in deze zaak het geval is, dient afrekening plaats te vinden op de voet van artikel 7A:1670 BW, kort gezegd: naar verhouding van ieders inbreng. Het gegeven dat vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor schulden van de VOF, zegt, anders dan [eiseres] lijkt te menen, alleen iets over hun aansprakelijkheid tegenover schuldeisers van de VOF, en niets over de vraag hoe vennoten in hun onderlinge verhouding moeten bijdragen in verliezen, of mogen delen in de winst.
4.7
Artikel 3:185 BW bepaalt dat de rechter -wanneer de deelgenoten het niet eens zijn over de verdeling van de gemeenschap- de wijze van verdeling kan vaststellen op vordering van de partij die daar belang bij heeft, of de verdeling zelf kan vaststellen.
4.8
Een vordering tot vaststelling van de wijze van verdeling is in deze procedure niet gedaan. Voor zover de vordering van [eiseres] mag worden gelezen als een vordering tot verdeling van de gemeenschap, is het volgende van toepassing. De rechter die de verdeling van de gemeenschap moet vaststellen, is voor zijn inzicht in de omvang van de tot de ontbonden gemeenschap behorende goederen en schulden in beginsel aangewezen op de gegevens die hij van partijen krijgt.
4.9
Het beginsel dat niemand kan worden genoodzaakt om in een onverdeelde boedel te blijven, brengt niet mee dat de rechter onder alle omstandigheden verplicht is de verdeling vast te stellen. De rechter moet daarvoor wel over voldoende, hem door partijen aan te reiken gegevens beschikken om tot verdeling over te gaan. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is daarvan geen sprake, gelet op de omstandigheid dat nog geen vereffening heeft plaatsgevonden, gelet op de omstandigheid dat onzekerheid bestaat over de inbreng van ieder van de partijen en dat evenmin nu al duidelijk is in welke mate zij delen in de winst, of moeten bijdragen in een mogelijk verlies, omdat de verhouding nu juist weer afhangt van de grootte van ieders inbreng, terwijl ook niet op basis van de door partijen aangedragen gegevens kan worden vastgesteld of er sprake is van winst of verlies. Bij die stand van zaken zijn er ook onvoldoende aanknopingspunten voor benoeming van een deskundige, zoals ter comparitie aan de orde is gekomen.
4.1
De conclusie van dit alles moet daarom zijn dat de vordering van [eiseres], waarmee zij in de kern in al haar onderdelen wil bewerken dat zij zonder meer een deel van haar inbreng van [gedaagde] zal terugontvangen, bij gebreke van voldoende grondslag daarvoor, niet voor toewijzing vatbaar is. De vordering moet dan ook in al haar onderdelen worden afgewezen.
4.11
[eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van [gedaagde], welke kosten aan haar zijde echter, nu [gedaagde] de procesvoering in eigen hand gehouden heeft, op nihil moeten worden bepaald.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst af de vordering van [eiseres];
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
745