ECLI:NL:RBROT:2015:1186

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2015
Publicatiedatum
23 februari 2015
Zaaknummer
ROT 15/724
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van wederinvoer van melkpoeder in de EU door de NVWA

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 februari 2015 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van Hintex Customs Agency B.V. De zaak betreft de weigering van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) om een partij melkpoeder, afkomstig uit China, weder in te voeren in de Europese Unie. De NVWA had op 26 januari 2015 een besluit genomen waarin werd aangegeven dat de partij melkpoeder niet voldeed aan de vereisten voor wederinvoer, zoals vastgelegd in Richtlijn 97/78/EG. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

Tijdens de zitting op 19 februari 2015 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de NVWA niet de bevoegdheid heeft om af te wijken van de bepalingen in de richtlijn, die duidelijke cumulatieve eisen stelt aan de wederinvoer van producten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de ingediende documenten niet origineel zijn en niet zijn afgegeven door de bevoegde autoriteit in China, wat een belangrijke voorwaarde is voor de wederinvoer.

De voorzieningenrechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat het bestreden besluit naar verwachting in stand zal blijven. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 15/724
uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 februari 2015 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

Hintex Customs Agency B.V., te Rotterdam, verzoekster,

gemachtigden: mr. ing. B.J.B. Boersma en mr. A.M. van Lent,
en

de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), verweerster,

gemachtigde: mr. J.W.R. Markhorst.

Procesverloop

Bij besluit dat is ondertekend op 26 januari 2015, doch gedateerd op 27 januari 2015 (het bestreden besluit) heeft de officiële dierenarts een partij melkpoeder afkomstig uit China, bekend onder GDB-nummer 14108346, geweigerd voor wederinvoer in de Europese Unie (EU).
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Tevens heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2015. Partijen hebben zich laten bijstaan door hun gemachtigde(n). Voorts zijn namens NVWA verschenen
dr. G. Reinholz-Artz, officiële dierenarts NVWA, en drs. M.H. Gerlofsma, senior-inspecteur dierenarts bij NVWA.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of eventueel in de hoofdzaak.
2. Richtlijn 97/78/EG tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht luidt voor zover hier van belang:
“Artikel 1
De lidstaten verrichten de veterinaire controles voor producten uit derde landen die op een van de in bijlage I vermelde grondgebieden worden binnengebracht overeenkomstig het bepaalde in deze richtlijn.
Artikel 2
(…)
2. Voorts wordt verstaan onder:
(…)
h) “invoer”: het in het vrije verkeer brengen van producten alsmede het voornemen tot het in het vrije verkeer brengen van producten in de zin van artikel 79 van Verordening (EEG) nr. 2913/92;
(…)
j) “invoervoorwaarden”: de in de communautaire wetgeving vastgestelde veterinaire voorschriften waaraan in te voeren producten moeten voldoen;
(…)
Artikel 3
1. De lidstaten zien erop toe dat er op een van de in bijlage I vermelde grondgebieden geen partijen uit een derde land worden binnengebracht die niet de bij deze richtlijn voorgeschreven veterinaire controles ondergaan hebben.
(…)
Artikel 15
1. Een lidstaat geeft toestemming voor wederinvoer van een door een derde land geweigerde partij uit de Gemeenschap afkomstige producten, indien
a) de producten vergezeld gaan van
i) het originele certificaat of een gewaarmerkt afschrift van de bevoegde autoriteit die het certificaat heeft afgegeven dat de producten begeleidt, onder vermelding van de redenen van de weigering en van de garantie dat aan de voorwaarden inzake opslag en vervoer van de producten voldaan is en waarop gepreciseerd wordt dat de betrokken producten geen bewerking hebben ondergaan;
ii) in het geval van verzegelde containers, een attest van de vervoerder waarin wordt verklaard dat de inhoud niet bewerkt of uitgeladen werd;
b) de betrokken producten een documentencontrole, een overeenstemmingscontrole en, in de in artikel 20 bedoelde gevallen, een materiële controle ondergaan;
c) de partij onder de in artikel 8, lid 4, bedoelde voorwaarden rechtstreeks teruggaat naar de inrichting van oorsprong in de lidstaat waar het certificaat is afgegeven en dat, wanneer die terugzending met vervoer door een andere lidstaat gepaard gaat, daartoe namens alle bij deze doorvoer betrokken lidstaten, vooraf toestemming is gegeven door de officiële dierenarts van de grensinspectiepost van de lidstaat waar de partij voor het eerst op een van de in bijlage I vermelde grondgebieden aankomt.
(…)
Artikel 17
(…)
2. Wanneer de veterinaire autoriteit aan de hand van de in deze richtlijn bedoelde controles vaststelt, dat het product niet aan de invoervoorwaarden voldoet of dat een onregelmatigheid is begaan, besluit de bevoegde autoriteit in overleg met de belanghebbende bij de lading of zijn vertegenwoordiger:
a) ofwel het product vanuit dezelfde grensinspectiepost binnen een termijn van ten hoogste 60 dagen met hetzelfde vervoermiddel terug te zenden naar een met de belanghebbende bij de lading overeengekomen plaats buiten de in bijlage I vermelde grondgebieden, voorzover hiertegen geen bezwaren bestaan in verband met de resultaten van de veterinaire keuring en de gezondheidsvoorschriften of de veterinairrechtelijke voorschriften.
(…)
b) ofwel het product te vernietigen in de daarvoor bestemde inrichting zoals bedoeld in Richtlijn 90/667/EEG (…) die het dichtst bij de grensinspectiepost gelegen is, indien terugzending onmogelijk is of de onder a) bedoelde termijn van 60 dagen verstreken is, of indien de belanghebbende bij de lading daar onmiddellijk mee instemt.
Artikel 22
(…)
2. Wanneer bij een van de bij deze richtlijn vastgestelde controles blijkt dat een partij producten een gevaar kan vormen voor de gezondheid van mens of dier, neemt de bevoegde veterinaire autoriteit onmiddellijk de volgende maatregelen:
— beslag op en vernietiging van de betrokken partij,
— onmiddellijke kennisgeving aan de andere grensinspectieposten en aan de Commissie van de gedane vaststellingen en van de oorsprong van de producten, overeenkomstig Beschikking 92/438/EEG.
BIJLAGE I
DE IN ARTIKEL 1 BEDOELDE GRONDGEBIEDEN
(…)
10. Het Europese grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden.
(…)”
3. De Warenwetregeling Veterinaire controles (derde landen) luidt voor zover hier van belang:
“Artikel 2
Het binnen Nederlands grondgebied brengen van eet- en drinkwaren, afkomstig uit een land dat niet behoort tot de Europese Unie, en het vervolgens verhandelen daarvan, geschiedt met inachtneming van de ter zake bij of krachtens richtlijn 97/78/EG gestelde bepalingen.
Artikel 4
Als bevoegde autoriteit, bedoeld in richtlijn 97/78/EG, wordt aangewezen de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.
Artikel 6
De officiële dierenarts in de grensinspectiepost en in entrepots neemt bij zijn werkzaamheden de ter zake bij of krachtens richtlijn 97/78/EG gestelde voorschriften in acht.”
4. Verzoekster heeft in november 2014 een container met 25.000 kg melkpoeder per schip binnengebracht in Rotterdam. Verzoeker heeft in dit verband NVMA tevoren op 13 november 2014 gemeld dat de zending in China is afgekeurd omdat de verpakkingen volgens de soevereine gezondheidsdienst in China niet in orde waren. Verzoeker wenst de lading hier te lande weer om te pakken en opnieuw naar China te verschepen teneinde de partij daar in te voeren. NVWA heeft verzoeker desgevraagd per e-mailbericht van 13 november 2014 onder verwijzing naar artikel 15 van Richtlijn 97/78/EG bericht dat voor deze partij een zogenoemd GD-nummer opgemaakt moet worden voor wederinvoer. De officiële dierenarts van NVWA heeft verzoeker bij faxbericht van 24 november 2014 bericht dat de ingediende documenten met uitzondering van de reden van weigering niet origineel zijn en niet zijn afgegeven door de bevoegde autoriteit in China en dat de partij volgens de kopie van het certificaat is vertrokken/gecertificeerd vanuit Heino en niet vanuit Ommen. In dat bericht is voorts vermeld dat verzoeker voor 24 december 2014 de volgende originele documenten dient te overleggen: exportcertificaat, de garantie uit China dat aan de voorwaarden van opslag en vervoer van de producten is voldaan en dat de betrokken producten geen bewerking hebben ondergaan (een non-manipulatieverklaring) en T5. Verzoeker heeft NVWA het verzoek gedaan alsnog mee te werken. Nadien heeft nadere correspondentie tussen partijen plaatsgehad, waarna het bestreden besluit is genomen. In het bestreden besluit is vermeld dat de wederinvoer van de partij melkpoeder uit China wordt geweigerd omdat:
  • het niet aan de wettelijke eisen wat betreft opslag en vervoer van de producten voldoet;
  • er geen origineel certificaat aanwezig is;
  • er geen geldige non-manipulatie verklaring afgegeven is door de autoriteiten in China;
  • een deel van de partij gemanipuleerd is (buitenverpakking is verwijderd en niet te traceren en volgens de verklaring van de Shenguan Nutritional Food is een deel van partij gesteriliseerd).
5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat van de door verzoekster beoogde kortsluiting in de zin van artikel 8:86 van de Awb geen sprake kan zijn nu er geen beslissing op bezwaar voorligt en evenmin toepassing is gegeven aan artikel 7:1a van de Awb. Dit laat onverlet dat een schorsing van het bestreden besluit, onder het opleggen van een bepaalde handelwijze aan NVWA, wel zou kunnen leiden tot het door verzoekster met het verzoek beoogde resultaat. De voorzieningenrechter gaat bij haar beoordeling voorts uit van het bestaan van tenminste enig spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening, omdat uit het bestreden besluit volgt dat verzoekster gelet op artikel 17 van Richtlijn 97/78/EG binnen zestig dagen na bekendmaking van het bestreden besluit zal moeten kiezen tussen vervoer naar een derde land – zonder dat de door verzoekster beoogde herverpakking plaats zal kunnen hebben – of vernietiging van de partij 25.000 kg melkpoeder, die naar verzoekster stelt een waarde vertegenwoordigt van ongeveer € 200.000,-. De voorzieningenrechter zal daarom de aangevoerde inhoudelijke gronden tegen het besluit beoordelen.
6.1.
Verzoekster betoogt dat geen sprake is van wederinvoer, omdat de partij melkpoeder niet in het vrije verkeer in de EU wordt gebracht, maar slechts herverpakt en weer wordt terugvervoerd naar China. Volgens verzoekster heeft NVWA daarom ten onrechte getoetst aan artikel 15, eerste lid, van Richtlijn 97/78/EG, zodat het bestreden besluit om die reden geen stand kan houden.
6.2.
Richtlijn 97/78/EG bevat geen definitie van wederinvoer. Wel bevat het een definitie van invoer, namelijk het in het vrije verkeer brengen van producten. Het ligt dan voor de hand onder wederinvoer te verstaan dat producten in het vrije verkeer in de EU worden gebracht nadat de producten eerst vanuit een lidstaat naar een derde land zijn uitgevoerd. Anders dan verzoekster meent moet in dit verband onder het in het vrij verkeer brengen echter een ruime uitleg worden gegeven. De voorzieningenrechter neemt in dit verband in aanmerking dat uit artikel 3 van Richtlijn 97/78/EG volgt dat dat er op het grondgebied van Nederland, dat op bijlage I voorkomt, geen partijen uit een derde land worden binnengebracht die niet de bij deze richtlijn voorgeschreven veterinaire controles ondergaan hebben. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om onder wederinvoer tevens te verstaan voornoemd binnenbrengen. In dit verband wijst de voorzieningenrechter er op dat een meer beperkte uitleg van wederinvoer er toe leidt dat artikel 17, tweede lid, en 22, tweede lid, van Richtlijn 97/78/EG grotendeels zinledig worden. Voorts wijst de voorzieningenrechter er op dat artikel 2 van de Warenwetregeling Veterinaire controles (derde landen) zowel ziet op het binnen Nederlands grondgebied brengen als het vervolgens verhandelen waar het gaat om de toepassing van Richtlijn 97/78/EG.
7.1.
Verzoekster betoogt voorts dat NVWA in redelijkheid niet de wederinvoer in de EU kan weigeren, omdat in feite niets mis is met de partij en verzoekster niet aan de door NVWA vereiste documenten kan komen. In dit verband stelt zij dat de partij die is uitgevoerd met een gezondheidscertificaat dezelfde partij is die wordt heringevoerd en die in China geen bewerkingen hebben ondergaan, met dien verstande dat de buitenverpakking van het grootste deel van de zakken wel is verwijderd. Verzoekster heeft verder gesteld dat de sterilisatie die in China heeft plaatsgevonden ziet op het met infrarood steriliseren van de binnenverpakking nadat de buitenverpakking is verwijderd. Dit zou samenhangen met de omstandigheid dat de productielocatie waar de partij naar toe zou gaan volledig steriel is. Verder heeft verzoekster gesteld dat de zending voorafgaand aan het lossen in China is bemonsterd en onderzocht. Daarbij is een te hoge zuurgraad geconstateerd. Dit zou volgens verzoekster samenhangen met een administratieve onregelmatigheid bij het bemonsteringsbedrijf, doch heeft ertoe geleid dat de Chinese autoriteiten de partij heeft geweigerd en teruggezonden.
7.2.
Vast staat dat niet is voldaan aan de in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, sub i, van Richtlijn 97/78/EG opgenomen eis dat de producten vergezeld gaan van het originele certificaat of een gewaarmerkt afschrift van de bevoegde autoriteit die het certificaat heeft afgegeven dat de producten begeleidt, onder vermelding van de redenen van de weigering en van de garantie dat aan de voorwaarden inzake opslag en vervoer van de producten voldaan is en waarop gepreciseerd wordt dat de betrokken producten geen bewerking hebben ondergaan. De ingediende documenten met uitzondering van de reden van weigering zijn immers niet origineel en zijn niet afgegeven door de bevoegde autoriteit in China, hetgeen ook geldt voor de zogenoemde non-manipulation certificatie. Gelet op de duidelijke tekst en strekking van artikel 15, eerste lid, van Richtlijn 97/78/EG komt NVWA niet de bevoegdheid toe om van die bepaling af te wijken (vgl. CBb 15 september 2014, ECLI:NL:CBB:2014:339). De voorzieningenrechter merkt in dit verband op dat in artikel 15, eerste lid, van Richtlijn 97/78/EG cumulatieve eisen en niet alternatieve eisen zijn vervat.
8. Uit het voorgaande volgt dat in bezwaar het bestreden besluit naar verwachting in stand zal blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. dr. R. Stijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
24 februari 2015.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.