In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 februari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en Stichting Woonstad Rotterdam. [Eiseres] had een woning gehuurd van Woonstad en was op basis van een verstekvonnis van 25 mei 2012 veroordeeld tot ontruiming van de woning. Na de ontruiming heeft Woonstad de inboedel van [eiseres] opgeslagen, maar een deel van de goederen is beschadigd of niet teruggegeven. [Eiseres] vorderde een schadevergoeding van € 10.000,00, maar Woonstad betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat de dagvaarding nietig was.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding niet nietig was en dat Woonstad een geldige titel had voor de ontruiming. De rechter oordeelde dat de verhuurder bij de ontruiming rekening moet houden met de belangen van de huurder, maar dat de schade die voortvloeit uit een rechtmatige ontruiming voor rekening van de huurder komt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Woonstad niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de vordering van [eiseres] niet op een deugdelijke grondslag was gebaseerd. De vordering is afgewezen en [eiseres] is veroordeeld in de proceskosten van Woonstad.