Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
FITNESS PERSONEEL B.V.,
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift van [verzoekster] ex artikel 7:681 lid 1 sub a BW, tevens houdende een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv en daarmee verband houdende vorderingen, met producties, ter griffie ontvangen op 2 oktober 2015;
- het verweerschrift van FP tegen de verzoeken, tevens houdende een zelfstandig voorwaardelijk tegenverzoek ex artikel 7:671b BW, met producties;
- het verweerschrift van [verzoekster] op het zelfstandig tegenverzoek, met een productie;
- de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 11 november 2015;
- de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde pleitaantekeningen van de zijde van [verzoekster].
1.De feiten
2.Het verzoek en de grondslag daarvan
3.Het (voorwaardelijke) tegenverzoek
Verschillende werknemers hebben verklaard dat [verzoekster] niet op de werkvloer aanwezig is geweest, zodat niet gebleken is dat door haar werkzaamheden zijn verricht. Voorts is sprake van een verstoorde arbeidsverhouding zodanig dat van haar niet van FP kan worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst langer laat voortduren, nu [verzoekster] als manager van drie sportscholen een functie heeft waarbij noodzakelijk is dat FP (en [D.]) haar volledig kunnen vertrouwen welk vertrouwen door haar handelen ernstig is geschaad.
4.De beoordeling van het geschil
Het ontslag op staande voet
5.De beslissing
veroordeelt FP tot (door)betaling aan [verzoekster] van een bedrag aan loon van € 2.250,00 netto per maand met ingang van juli 2015, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2015, althans de respectievelijke vervaldata, tot aan de dag der algehele voldoening alsmede de wettelijke verhoging van 10% over het achterstallige loon met ingang van de respectievelijke vervaldata;
veroordeelt FP aan [verzoekster] haar loonstroken te verschaffen van de maanden juni 2015 tot en met november 2015, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag (een dagdeel daaronder begrepen) dat FP hiermee binnen twaalf dagen na betekening van deze beschikking in gebreke mocht blijven tot een maximum van € 7.500,00;
veroordeelt FP in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verzoekster] vastgesteld op € 478,00 – zijnde € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 78,00 voor het door eiseres verschuldigde en door de gemachtigde betaalde griffierecht – welk bedrag rechtstreeks aan de gemachtigde dient te worden voldaan;