Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
productie overgelegd.
2.De feiten
nietde wijze waarop er binnen de AVR gecommuniceerd wordt; zowel niet qua woorden, maar ook qua houding/gedrag!
nietmeer kunnen én willen tolereren. Dit staat namelijk een goed gesprek én een goede samenwerking in de weg.
3.Het verzoek
26 weken omdat de vertrouwensrelatie met deze bedrijfsarts zou ontbreken
4.Het verweer
5.De beoordeling
7 augustus 2014 heeft plaatsgevonden. Door AVR is dan ook onvoldoende onderbouwd dat [verweerder] zich aldus laakbaar jegens AVR heeft gedragen.
.
4 februari 2015. [verweerder], die op 3 februari zijn enkel had verzwikt en daardoor opnieuw arbeidsongeschikt is geraakt, werd op 4 februari 2015 door zijn leidinggevende gebeld dat hij aangepast werk had voor [verweerder]. [verweerder] was vervolgens boos en volgens AVR agressief tegen zijn leidinggevende uitgevallen, waarbij hij maar bleef herhalen dat hij op doktersadvies 2 dagen rust moest houden. [verweerder] meende echter dat zijn leidinggevende tegen het advies van de arts in, hem weer wilde laten werken en is daarom boos geworden. Wat hier ook van zij, dat brengt niet met zich dat [verweerder], zoals AVR heeft gesteld, niet bereid was om in oplossingen te denken. Immers [verweerder] had op 5 februari 2015 op eigen initiatief contact opgenomen met zijn leidinggevende om weer te komen werken en heeft ook daadwerkelijk gewerkt in het kader van zijn reïntegratietraject.
6.De beslissing
898/362