In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen ECT Delta Terminal B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer was sinds 1984 in dienst bij ECT en bekleedde de functie van Terminal Operator C5. ECT heeft het verzoek tot ontbinding ingediend op basis van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, dat onder andere bestond uit problematisch cocaïnegebruik, disfunctioneren en een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer in de periode van 2013 tot 2015 herhaaldelijk in de problemen kwam door zijn gedrag, waaronder te laat komen, ziekteverzuim en agressief gedrag. Ondanks meerdere waarschuwingen en aangeboden hulptrajecten, weigerde de werknemer medewerking en bleef hij disfunctioneren. Op 4 september 2015 veroorzaakte hij een ongeval op het werk, waarna een drugstest positief bleek voor cocaïne. De kantonrechter oordeelde dat het ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer zodanig was dat van ECT niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 januari 2016, zonder recht op een transitievergoeding. De werknemer werd ook veroordeeld in de proceskosten van ECT.