In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, gaat het om de uitleg van een samenlevingscontract tussen twee partijen, [eiseres] en [gedaagde], die een affectieve relatie hebben gehad en samenwoonden tot 1 september 2013. De partijen hebben op 30 mei 2008 een notariële samenlevingsakte ondertekend, die inmiddels is beëindigd. De kern van het geschil betreft een kredietovereenkomst die op 23 augustus 2012 is aangegaan met Eurofintus Financieringen B.V. voor een bedrag van € 63.000,00, waarbij beide partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de terugbetaling. [eiseres] heeft in totaal € 4.027,40 aan Eurofintus betaald, terwijl [gedaagde] de meeste betalingen heeft verricht, met uitzondering van enkele maanden.
In conventie vordert [eiseres] dat [gedaagde] haar het betaalde bedrag terugbetaalt, alsook de toekomstige termijnen en de wettelijke rente. [gedaagde] betwist deze vordering en stelt dat de lening gezamenlijk is aangegaan, waardoor beide partijen verantwoordelijk zijn voor de aflossing. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de kredietovereenkomst is aangegaan ten behoeve van schulden van [gedaagde] die zijn ontstaan voordat de affectieve relatie begon. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] op basis van de samenlevingsovereenkomst verantwoordelijk is voor de aflossing van de lening en dat [eiseres] recht heeft op terugbetaling van het door haar betaalde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente.
In reconventie heeft [gedaagde] gevorderd dat [eiseres] de helft van de maandlasten betaalt, maar deze vordering is afgewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] als de in conventie voor het grootste deel en in reconventie voor het geheel in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wordt veroordeeld. De uitspraak is gedaan op 29 mei 2015.