ECLI:NL:RBROT:2015:10118

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 mei 2015
Publicatiedatum
23 maart 2017
Zaaknummer
3581691
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en uitvoering van een samenlevingscontract met betrekking tot een kredietovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, gaat het om de uitleg van een samenlevingscontract tussen twee partijen, [eiseres] en [gedaagde], die een affectieve relatie hebben gehad en samenwoonden tot 1 september 2013. De partijen hebben op 30 mei 2008 een notariële samenlevingsakte ondertekend, die inmiddels is beëindigd. De kern van het geschil betreft een kredietovereenkomst die op 23 augustus 2012 is aangegaan met Eurofintus Financieringen B.V. voor een bedrag van € 63.000,00, waarbij beide partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de terugbetaling. [eiseres] heeft in totaal € 4.027,40 aan Eurofintus betaald, terwijl [gedaagde] de meeste betalingen heeft verricht, met uitzondering van enkele maanden.

In conventie vordert [eiseres] dat [gedaagde] haar het betaalde bedrag terugbetaalt, alsook de toekomstige termijnen en de wettelijke rente. [gedaagde] betwist deze vordering en stelt dat de lening gezamenlijk is aangegaan, waardoor beide partijen verantwoordelijk zijn voor de aflossing. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de kredietovereenkomst is aangegaan ten behoeve van schulden van [gedaagde] die zijn ontstaan voordat de affectieve relatie begon. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] op basis van de samenlevingsovereenkomst verantwoordelijk is voor de aflossing van de lening en dat [eiseres] recht heeft op terugbetaling van het door haar betaalde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente.

In reconventie heeft [gedaagde] gevorderd dat [eiseres] de helft van de maandlasten betaalt, maar deze vordering is afgewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] als de in conventie voor het grootste deel en in reconventie voor het geheel in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wordt veroordeeld. De uitspraak is gedaan op 29 mei 2015.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 3581691 / CV EXPL 14-53803
uitspraak: 29 mei 2015
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaatsnaam],
eiseres in conventie bij exploot van dagvaarding van 5 november 2014,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. D.L.A. van Voskuilen te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaatsnaam],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. I. Correljé te Vlaardingen.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiseres]” respectievelijk “[gedaagde]”.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 5 november 2014, met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties;
  • het vonnis van 4 februari 2015 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
  • het proces-verbaal van de op 9 april 2015 gehouden comparitie van partijen.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende, zakelijk weergegeven en voor zover van belang zijnde, feiten.
In conventie en in reconventie:
2.1
Tussen partijen heeft tot 1 september 2013 een affectieve relatie bestaan, zij hebben samengewoond en hebben een gemeenschappelijke huishouding gevoerd. Ter zake daarvan zijn partijen op 30 mei 2008 een notariële samenlevingsakte aangegaan, die inmiddels eveneens is beëindigd.
2.2
Artikel 2 van deze samenlevingsovereenkomst houdt voor zover van belang het volgende in:
“a. Tussen partijen bestaat geen gemeenschap van goederen behoudens de mogelijkheid dat goederen door hen gezamenlijk zijn of worden verkregen.
b. Indien één van de partijen een goed verkrijgt tegen een contraprestatie welke geheel of gedeeltelijk uit het vermogen van de ander werd voldaan, heeft deze laatste een recht op vergoeding ten bedragen van hetgeen aan zijn vermogen werd onttrokken, (…) Het bedrag van de vergoeding is onmiddellijk opeisbaar.
c. Alle schulden worden gedragen door degene die deze heeft doen ontstaan,
(…)”
2.3
Op 23 augustus 2012 zijn partijen met de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Eurofintus Financieringen B.V (verder Eurofintus) een kredietovereenkomst aangegaan voor een kredietsom van € 63.000,00. [eiseres] en [gedaagde] hebben zich jegens deze kredietgever hoofdelijk verbonden de kredietsom vermeerderd met de kredietvergoeding van € 23.737, 20, in totaal € 86.737,20 in 120 maandelijkse termijnen van € 722,81 af te lossen.
2.4
[gedaagde] heeft tot en met 2013 steeds zorggedragen voor de aflossing van het volledige termijnbedrag van € 722,81 aan Eurofintus, met uitzondering van de maand april 2013.
2.5
[eiseres] heeft een bedrag van in totaal € 4.027,40 aan Eurofintus voldaan, gespecificeerd als volgt:
- maandbedrag april 2013 € 722,81
- maandbedrag januari 2014 € 722,81
- ivm achterstand op 17 april 2014 € 100,00
- ivm achterstand op 1 juli 2014 € 674,73
- helft maandtermijn ad € 361,41 voor de maanden juli 2014 tot en met november 2014.

3.Het geschil in conventie

3.1
[eiseres] heeft gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
1. [gedaagde] te veroordelen om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen
€ 4.555,14 vermeerderd met de toekomstige termijnen, alsmede de wettelijke rente vanaf datum betaling door [eiseres] en berekend over de hoofdsom tot aan de dag van algehele voldoening;
2. te verklaren voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor het terugbetalen van de schuld aan Eurofintus, althans voor recht te verklaren dat [gedaagde] aansprakelijk is voor terugbetaling aan [eiseres] van de door [eiseres] aan Eurofintus gedane betalingen ter zake van deze schuld;
3. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft [eiseres], naast de hiervoor genoemde vaststaande feiten, zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang, het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1
Partijen zijn uitdrukkelijk overeengekomen dat de onder 2.3 bedoelde kredietovereenkomst is aangegaan ten behoeve van schulden van [gedaagde] ontstaan voordat de affectieve relatie tussen partijen bestond en de samenlevingsakte tussen partijen was getekend. [gedaagde] is derhalve zelf verantwoordelijk en aansprakelijk voor terugbetaling van de lening aan Eurofintus.
3.2.2
De onder 2.4 bedoelde betalingen heeft [eiseres] onverschuldigd gedaan. [gedaagde] schiet ondanks aanmaningen daartoe toerekenbaar tekort in de nakoming van de op hem rustende verbintenis tot terugbetaling van het geld en is in verzuim.
3.2.3
Toen [gedaagde] ondanks aanmaningen het geld niet terugbetaalde was [eiseres] genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken. [eiseres] maakt aanspraak op vergoeding van € 527,74 aan buitengerechtelijke incassokosten. Tevens maakt [eiseres] aanspraak op vergoeding van wettelijke rente, gerekend vanaf het moment van betaling door [eiseres].
3.2.4
[eiseres] heeft belang bij de gevorderde verklaring voor recht nu [gedaagde] weigerachtig is de verschuldigde termijnen te betalen en zich op het standpunt stelt dat [eiseres] aan de terugbetaling van de lening dient bij te dragen.
3.3
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe -zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang- aangevoerd dat partijen de onder 2.3 bedoelde lening welbewust samen zijn aangegaan, omdat de maandlasten voor partijen door de lening lager werden waardoor zij samen meer mogelijkheden hadden. Partijen dienen dan ook samen voor de aflossing zorg te dragen.

4.Het geschil in reconventie

4.1
[gedaagde] heeft gevorderd – naar de kantonrechter begrijpt bij vonnis-
1. te bepalen dat [eiseres] aan [gedaagde] de helft van de maandelijkse aflossingsbedragen zijnde een bedrag van € 361,41 per maand voldoet, behoudens de maanden april 2013 en januari 2014, over de periode vanaf afsluiting van de leningsovereenkomst tot de datum van het vonnis, te voldoen binnen twee weken na uitspraak of de betekening daarvan;
2. te bepalen dat [eiseres] vanaf de datum van het vonnis of de betekening daarvan de helft van de maandelijkse lasten voldoet aan [gedaagde] of rechtstreeks aan de geldverstrekker, tot de datum van volledige inlossing van de geldlening,
3. met veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure.
4.2
Aan zijn vordering heeft [gedaagde] naast de onder 2.3 en 2.4 genoemde vaststaande feiten en hetgeen in conventie als verweer is aangevoerd – zakelijk weergegeven- ten grondslag gelegd dat [eiseres] aansprakelijk is voor haar deel van de aflossing van de lening, zijnde de helft van alle door [gedaagde] gedane aflossings- en renteverplichtingen, tot de lening geheel is ingelost.
4.3
[eiseres] heeft de vordering betwist en daartoe samengevat naast hetgeen zij in conventie heeft aangevoerd, gesteld dat zij medewerking heeft verleend aan het afsluiten van de lening omdat [gedaagde], vanwege zijn slechte financiële situatie, niet zelfstandig een lening kon afsluiten.

5.De beoordeling van de vordering

5.1
De vorderingen in conventie en in reconventie zullen vanwege de onderlinge samenhang gezamenlijk worden besproken.
5.2
Tijdens de comparitie van partijen heeft [gedaagde] erkend dat de kredietsom van de schuld waar het in deze procedure over gaat is aangewend ter aflossing van zijn schulden. Hij heeft zich toen nader op het standpunt gesteld dat nu partijen de kredietovereenkomst samen zijn aangegaan en zij voor Eurofintus hoofdelijk schuldenaar zijn, zij de betreffende schuld samen hebben doen ontstaan in de zin van artikel 2 sub c van hun samenlevingsovereenkomst en partijen de schuld ook onderling samen dienen te dragen.
5.3
Het geschil tussen partijen blijkt uiteindelijk in kern neer te komen op een verschil in uitleg die partijen geven aan de bepaling uit hun samenlevingsovereenkomst
”Alle schulden worden gedragen door degene die deze heeft doen ontstaan”.
5.4.
Het gaat hier om de uitleg van een bepaling uit de samenlevingsovereenkomst tussen partijen, waarin de verhouding van partijen ligt besloten. Die uitleg kan niet worden gegeven op grond van alleen een zuiver taalkundige uitleg van de bewoordingen daarvan, maar daarbij komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen en aan de context van de samenlevingsovereenkomst als geheel mochten toekennen en op wat zij in dat kader redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten ( HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635 (Haviltex)).
5.5
Het samenlevingscontract van partijen gaat uit van -kort gezegd- geheel gescheiden vermogens en een vergoedingsverplichting jegens de ander wanneer een goed wordt verworven met een tegenprestatie die geheel of ten dele afkomstig is uit het vermogen van die ander. Tegen die achtergrond en in lijn daarmee moet het er voor worden gehouden dat de in het geding zijnde bepaling van artikel 2 sub c van de samenlevingsovereenkomst niet slechts ziet op het feitelijk aangaan van een schuld, maar op de achterliggende reden voor het aangaan van de schuld. In dit geval – zoals door [gedaagde] is erkend tijdens de comparitie van partijen- voor het aflossen van zijn schulden. In de zin van deze uitleg heeft [gedaagde] ook gehandeld door tijdens de samenleving van partijen, en ook nog daarna, steeds de volledige aflossingstermijn voor zijn rekening te nemen.
5.6
Nu vaststaat dat de kredietovereenkomst door partijen is aangegaan ten behoeve van schulden van [gedaagde], is hij in hun onderlinge verhouding ingevolge artikel 2 sub c van de samenlevingsovereenkomst, verantwoordelijk voor de afwikkeling van die lening en gehouden de verplichtingen uit die kredietovereenkomst geheel na te komen.
Voor zover [gedaagde] met zijn stelling dat hij ook heeft afgelost op de hypotheekschuld van [eiseres] en het daarom redelijk is dat [eiseres] de helft van de lening op zich neemt een beroep heeft willen doen op redelijkheid en billijkheid wordt deze stelling gepasseerd. Nog daargelaten dat [eiseres] heeft betwist dat [gedaagde] heeft afgelost op de hypotheekschuld heeft [gedaagde] zijn stelling op geen enkele wijze (cijfermatig met betalingsbewijzen) onderbouwd.
5.7
De vordering in conventie tot terugbetaling van het bedrag van € 4.027,40 dat door [eiseres] aan Eurofintus is betaald, vermeerderd met de toekomstige aflossingstermijnen, is als overigens op de wet gegrond toewijsbaar. Dit zelfde geldt voor de primair gevorderde verklaring voor recht.
5.8
[eiseres] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, nu het verzuim na 30 juni 2012 is ingetreden.
De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu gesteld noch gebleken is dat een kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96, zesde lid BW is verzonden.
5.9
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding bij gebreke van een grondslag voor een eerdere ingangsdatum.
5.1
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering in reconventie niet toewijsbaar is.
5.11
[gedaagde] zal als de in conventie voor het grootste deel en in reconventie voor het geheel in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] in conventie vastgesteld op € 312,80 aan verschotten en € 400,00 aan salaris voor haar gemachtigde en in reconventie vastgesteld op € 100,00 aan salaris voor haar gemachtigde. In reconventie wordt, gelet op de nauwe samenhang tussen het geschil in conventie en in reconventie, slechts salaris toegekend voor de conclusie van antwoord in reconventie.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in
conventie:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen € 4.027,40, vermeerderd met de wettelijke rente daarover in de zin van artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, alsmede tot betaling van de toekomstige aflossingstermijnen, vermeerderd met de wettelijke rente over die betalingen vanaf de datum van elke betaling door [eiseres] tot de dag van algehele voldoening;
verklaart voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor het terugbetalen van de onder 2.3 bedoelde schuld aan Eurofintus;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 312,80 aan verschotten en € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde;
in reconventie:
wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld € 100,00 aan salaris voor de gemachtigde;
in conventie en in reconventie voorts:
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
362