2.7.Per brief d.d. 7 november 2014 heeft (de raadsman van) [gedaagde] aan (de raadsman van) [eiser], voor zover hier relevant, het volgende geschreven:
“……
Er hebben vijf bedrijven tijdig ingeschreven op de openbare Europese Aanbesteding voor administratieve dienstverlening van [gedaagde], waaronder [eiser]. De geschiktheid van die inschrijvingen is overeenkomstig Hoofdstuk 4.1 van de Uitnodiging tot Inschrijving (UtI) beoordeeld door het inkoopteam van [gedaagde].
Het inkoopteam van [gedaagde] bestond uit een representatieve doorsnede/afspiegeling van de organisatie van [gedaagde], te weten: 1) de directeur HRM, 2) de directeur Financiën en Bedrijfs-voering, 3) een beleidsmedewerker Financiën op stafniveau, 4) een beleidsmedewerker Financiën op sector niveau, 5) een beleidsmedewerker HRM op secorniveau, allen van [gedaagde], en was aangevuld met 6) een objectieve en onafhankelijke medewerker van de externe adviseur van [gedaagde], Pro Mereor uit Arnhem.
Zoals al aangegeven in de brief van 24 september jl. van [gedaagde], heeft het inkoopteam geoordeeld dat de opgegeven referenties van [eiser] niet voldoen. Om die reden heeft een verdere beoordeling van de inschrijving van [eiser], zoals te doen gebruikelijk, niet meer plaatsgevonden en is aan [eiser] gemeld dat haar inschrijving als ongeldig is beoordeeld.
[eiser] kon zich daar niet mee verenigen en heeft een kort geding aanhangig gemaakt. In verband met het door [eiser] aanhangig gemaakte kort geding heeft het inkoopteam van [gedaagde] recentelijk alle inschrijvingen volledig opnieuw bekeken. Ook naar aanleiding daarvan is [gedaagde] van oordeel dat de door [eiser] opgegeven referenties niet voldoen.
In hoofdstuk 3.1 UtI wordt omschreven wat het voorwerp van de opdracht is. Dat wordt nader toegelicht in bijlage VI UtI. De in hoofdstuk 6 sub 3 UtI gevraagde soortgelijke referentieopdrachten, voor vergelijkbare opdrachtgevers als de organisatie van [gedaagde], moesten aan die eisen voldoen. Uit de door [eiser] opgegeven referenties volgt echter niet (duidelijk) of bij de betreffende opdrachten sprake was van een soortgelijke opdracht voor een vergelijkbare opdrachtgever. Een en ander komt voor risico van [eiser].
Bij alle referenties is verder onduidelijk of de opgegeven opdrachtwaarde betrekking heeft op de door [eiser] opgegeven looptijd van de opdracht, op de afgelopen drie jaar of op een jaar. Ook daardoor is onduidelijk of ervaring is opgedaan met soortgelijke opdrachten.
Voor wat betreft referentie 1 is, in het antwoord op vraag 24 Nota van Inlichtingen (NvI), aangegeven dat niet akkoord werd gegaan met een referentieperiode van twee jaar, zodat de gegadigden moesten aantonen dat zij de vereiste ervaring in de afgelopen drie jaar hebben opgedaan. In hoofdstuk 7 UtI staat bij P.E.4, dat een inschrijver door inschrijving onvoorwaardelijk akkoord gaat met alle eisen in de UtI, dus ook ten aanzien van de eisen met betrekking tot de op te geven referenties zoals verduidelijkt bij NvI. [eiser] dient dan ook aan die eis te voldoen. Uit referentie 1 van [eiser] volgt echter dat over een kortere periode dan drie jaar ervaring is opgedaan, zodat deze niet voldoet aan de gestelde eisen.
Bij referentie 3 is ten slotte onduidelijk in hoeverre de derde, waar [eiser] voor wat betreft de vereiste ervaring een beroep op doet, zelf de gevraagde diensten heeft geleverd, nu in de referentie door [eiser] wordt aangegeven dat de betreffende opdrachtgever (PRIMOvpr) de genoemde diensten (waarvan ook onduidelijk is of het soortgelijke diensten betrof) zelf (deels) verricht (insourcing). Daardoor is onduidelijk vanaf welke datum de dienstverlening (en in welke mate) door PRIMOvpr zelf wordt gedaan en of, en in welke mate, de gevraagde kerncompetenties in de afgelopen drie jaar door Timmacon zelf (goed) zijn gedaan.
Aanvulling van een inschrijving na de datum van inschrijving is niet mogelijk, zodat een en ander vanwege de objectiviteit en gelijke behandeling niet meer te corrigeren is. Los daarvan bleek contact met de door [eiser] opgegeven contactpersoon van PRIMOvpr om dat te controleren, ondanks meerdere pogingen, ook niet mogelijk.
Op grond van het voorgaande is de inschrijving van [eiser] dan ook terecht als ongeldig aangemerkt en terzijde gelegd.
Omdat er nog geen voornemen tot gunning is uitgebracht, is de door u aangehaalde rechtspraak met betrekking tot aanvulling van de onderbouwing van een voornemen tot gunning niet relevant (nog los van het feit dat hoofdstuk 4.1 UtI - en artikel 2:103, 2:127 EN 2:131 Aanbestedingswet - formeel niet voorzien in rechtsmiddelen voor een als ongeldig aangemerkte gegadigde, maar dat ter zijde).
De als geldig aangemerkte inschrijvingen zijn indertijd - en recentelijk opnieuw - inhoudelijk beoordeeld door het inkoopteam van [gedaagde] op de eisen in de UtI, zoals gunningscriteria.
Indien de inschrijving van [eiser] als geldig zou zijn aangemerkt (zie echter hiervoor) en inhoudelijk beoordeeld zou zijn, dan zou [eiser] (na herbeoordeling) een score van 135,82 hebben behaald voor prijswens 1 (van maximaal 250), omdat [eiser] niet de laagste aanbieding heeft gedaan, een score van 20,4 van prijswens 2a (van maximaal 25) en een score van 9,67 voor prijs-wens 2b (van maximaal 25).
Voor haar antwoord op kwaliteitswens 1 zou [eiser] een score van 45 hebben gekregen (van maximaal 150). Dat wordt onder andere veroorzaakt doordat, mede gezien de beoogde opdracht, de eisen in de UtI en de antwoorden van de andere gegadigden, niet (of onvoldoende) duidelijk is wat het aangeboden systeem inhoudt, wat aangeboden wordt (specifieke functionele beschrijvingen van het aangeboden systeem ontbreken), hoe en door wie, de aangehaalde merken worden niet toegelicht en de andere aanbieders bieden meer diensten welke minder risico’s opleveren dan de oplossing van [eiser], de dienstverlening op de 3 deelgebieden is vaag omschreven in vergelijking met andere ondernemers en de uitvoerende taak die wordt verwacht van opdrachtnemer is nauwelijks beschreven.
Voor haar antwoord op kwaliteitswens 2 zou [eiser] een score van 45 hebben gekregen (van maximaal 150), omdat onder andere wordt aangegeven dat de in de UtI opgenomen planning niet haalbaar is (waardoor [eiser] voorwaardelijk en dus ongeldig heeft ingeschreven), de taakverdeling bij de uitvoering van de opdracht (migratie) onvoldoende duidelijk beschreven is en er diverse risico’s en taken bij [gedaagde] gelegd worden en het opleidingsplan niet of onvoldoende aansluit op de wensen van [gedaagde] (omdat schijnbaar beoogd wordt dat [gedaagde] zelf haar personeel moet gaan opleiden om te gaan werken met het door [eiser] aangeboden systeem).
Voor haar antwoord op kwaliteitswens 3 zou [eiser] een score van 75 hebben gekregen (van maximaal 150), omdat de andere inschrijvers (betere) kwaliteitsgaranties boden en/of certificering boden, terwijl de communicatie met [gedaagde] - mede gegeven het beroep van [eiser] op de ervaring en kunde van de door haar in te schakelen onderaannemers - ook niet voldoende duidelijk was beschreven ten opzichte van de andere inschrijvers.
Als [eiser] geldig zou hebben ingeschreven, dan zou [eiser] na (her)beoordeling aldus per saldo een score van 330,90 hebben behaald (van maximaal 750 voor prijswens 1, 2a en 2b en kwaliteits-wens 1, 2 en 3). [eiser] zou daarmee dan als laagste zijn geëindigd.
Alle als geldig aangemerkte inschrijvers zijn indertijd in de gelegenheid gesteld om een workshop/ presentatie te geven en om bij het interview aanwezig te zijn (= kwaliteitswens 4 en 5). De twee inschrijvers die op basis van de beoordeling van kwaliteitswens 1 t/m 3 feitelijk niet meer in aanmerking konden komen voor gunning, is echter wel in overweging gegeven om daar van af te zien. Dat hebben zij ook gedaan. Uiteindelijk hebben daardoor twee bedrijven een presentatie gehouden. Na beoordeling van kwaliteitswens 4 en 5 was de einsscore van die bedrijven respectievelijk 651,28 en 603,06 (van maximaal 1.000).
Voor kwaliteitswens 4 en 5 kon in totaal nog een extra score van (100 + 150 =) 250 behaald worden. Als [eiser] een workshop/presentatie zou geven en bij het interview aanwezig zijn en indien [eiser] daarvoor dan de maximale score behaald zou hebben, dan zou haar inschrijving nog steeds als laagste geëindigd zijn.
……”