Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
[Naam], te Rotterdam, opposante,
college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam(hierna: verweerder).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 4 december 2014 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. Het verzet was ingesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 17 juli 2014, waarin het beroep van opposante niet-ontvankelijk was verklaard wegens het niet tijdig voldoen van griffierecht. De rechtbank oordeelde dat het in feite ging om drie afzonderlijke beroepen wegens niet tijdig beslissen, en dat de eerdere uitspraak ten onrechte als kennelijk niet-ontvankelijk was behandeld. Opposante had op 7 mei 2014 digitaal beroep ingesteld, omdat verweerder in gebreke zou zijn tijdig op een of meer aanvragen te beslissen. De rechtbank concludeerde dat er meerdere beroepen waren ingediend, waarvan er in enkele gevallen wel griffierecht was voldaan. Dit was niet onderkend door de rechtbank in de eerdere uitspraak. De rechtbank besloot dat het verzet gegrond was en dat de eerdere uitspraak verviel, waardoor het onderzoek in de stand werd voortgezet waarin het zich bevond. De rechtbank zag geen aanleiding om de zaak zelf finaal af te doen, omdat opposante niet op de hoogte was gesteld van de herinterpretatie van de beroepen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter M.G.L. de Vette, in aanwezigheid van griffier mr. dr. R. Stijnen.