ECLI:NL:RBROT:2014:973

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2014
Publicatiedatum
13 februari 2014
Zaaknummer
10/700410-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Examendiefstal door minderjarige verdachte bij Ibn Ghaldoun

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die zich schuldig had gemaakt aan het bekijken van een gestolen eindexamen op zijn computer. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was ingeschreven op het adres: [adres]. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren gehouden op 27, 28, 29, 30 en 31 januari 2014. De officieren van justitie, mrs. D.N.G. Woei-A-Tsoi en W.D. de Boer, hebben gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde en bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde, met een eis van jeugddetentie en een taakstraf. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet had kunnen vermoeden dat het examen gestolen was en dat de dagvaarding in strijd was met de Richtlijn strafvordering jeugd. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging en dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het examen van een misdrijf afkomstig was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het eerste ten laste gelegde feit, maar verklaarde het tweede feit bewezen, namelijk schuldheling van de gestolen eindexamens. De rechtbank oordeelde dat, gezien de omstandigheden van de zaak en het blanco strafblad van de verdachte, er geen straf of maatregel opgelegd zou worden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de grote gevolgen die deze zaak voor de verdachte heeft gehad, waaronder de media-aandacht en de impact van de rechtszaak op zijn leven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/700410-13
Datum uitspraak: 13 februari 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:
[adres],
raadsman mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, advocaat te Breda.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27, 28, 29, 30 en 31 januari 2014.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 28 januari 2014 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officieren van justitie mrs. D.N.G. Woei-A-Tsoi en W.D. de Boer (hierna gezamenlijk: de officier van justitie) hebben gerekwireerd tot:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, alsmede oplegging van een taakstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie, met aftrek van voorarrest.
ONTVANKELIJKHEID OFFICIER VAN JUSTITIE

Verzuimen in het (voor)onderzoek

Dubbele bestraffing
Standpunt verdediging
Als de directeur van de school van de verdachte zal besluiten tot ongeldigverklaring van de door de verdachte afgelegde examens, hetgeen nog tot de mogelijkheden behoort, wordt de verdachte dubbel gestraft door de strafrechtelijke vervolging.
Beoordeling
Nu nog niet vaststaat dat de door de verdachte afgelegde examens ongeldig zijn of worden verklaard, gaat de rechtbank aan dit verweer voorbij.
Dagvaarden in strijd met Richtlijn strafvordering jeugd
Standpunt verdediging
Door de minderjarige verdachte te dagvaarden voor de rechter heeft de officier van justitie gehandeld in strijd met de Richtlijn strafvordering jeugd (hierna: de Richtlijn). Vanwege deze schending dient de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de raadsman van de verdachte.
Beoordeling
Uit de Richtlijn volgt, voor zover hier van belang, dat de officier van justitie tot dagvaarding van een minderjarige dient over te gaan, indien de minderjarige verdachte wordt vervolgd voor een strafbaar feit waar volgens de in de Richtlijn opgenomen strafmaattabel een werkstraf van meer dan veertig uur dient te worden geëist.
De verdachte wordt onder andere vervolgd voor het uitlokken van een inbraak in een school. Volgens de strafmaattabel dient bij dit delict uit te worden gegaan van een strafeis van tachtig uur. Voor deelnemingsvormen, zoals uitlokking, maakt de Richtlijn geen uitzondering. Uit het vorenstaande volgt dat de officier van justitie door de verdachte te dagvaarden voor onder andere inbraak in een school niet heeft gehandeld in strijd met de Richtlijn.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
MOTIVERING VRIJSPRAAK
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft dit ook gevorderd, terwijl het eveneens is bepleit door de raadsman.
BEWIJS

Afbeeldingen van eindexamens een ‘goed’?

Standpunt verdediging
Afbeeldingen van eindexamens zoals is ten laste gelegd zijn niet aan te merken als goederen in de zin van artikel 416 Sr, zodat de verdachte hiervan - voor zover de ten laste gelegde heling hierop betrekking heeft - moet worden vrijgesproken.
Beoordeling
Binnen de functie die een eindexamen in het maatschappelijk verkeer heeft, is hét wezenskenmerk dat de inhoud daarvan, voor degene die daaraan moeten deelnemen, geheim blijft tot aan het uur dat het examen moet worden gemaakt. Het is dit kenmerk, dat als een intrinsiek element van het eindexamen moet worden aangemerkt, dat maakt dat het eindexamen een economische waarde vertegenwoordigt. Zonder dit element is een eindexamen welhaast een waardeloos stuk papier.
Op het moment dat eindexamens worden weggenomen en terechtkomen bij deelnemers aan die eindexamens, verliest de rechthebbende ook dit intrinsieke element en daarmee de economische waarde van het eindexamen. Het is dit intrinsieke element dat in wezen aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende wordt onttrokken en waar ook het opzet van degene die wegneemt steeds op is gericht. Dat de papieren versie van een eindexamen wordt teruggelegd brengt daarin geen verandering. Het intrinsieke element is daarom ook aan te merken als goed in de zin van artikel 310 Sr.
Wanneer een weggenomen eindexamen wordt vermenigvuldigd door daarvan afbeeldingen te maken, wordt geprofiteerd van dit (intrinsieke) goed dat door misdrijf is verkregen. De gemaakte afbeeldingen zijn onder de gegeven omstandigheden daarom ook als goederen in de zin van artikel 416 Sr aan te merken.

Bewijsverweer: grap?

Standpunt verdediging
De verdachte wist niet, en hoefde redelijkerwijs ook niet te vermoeden dat het examen Economie gestolen was. De verdachte dacht dat het een grap was en kon dat ook denken nu diefstal van eindexamens op dat moment nog te onrealistisch was om rekening mee te houden.
Beoordeling
De verdachte heeft daags voor zijn examen Economie 2013 (VMBO) van een voor de rechtbank onbekend gebleven persoon een mailadres en een wachtwoord gekregen met de mededeling dat hij op die manier de examenvragen van Economie 2013 (VMBO) kon inzien. De verdachte heeft ter zitting gesteld dat hij gevraagd heeft hoe deze persoon aan het examen kwam, maar dat hij daar geen antwoord op kreeg. Daarna heeft hij, zonder door te vragen naar de herkomst van dit examen, op zijn computer die examenvragen bekeken. Onder deze omstandigheden had naar het oordeel van de rechtbank de verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat het examen van een misdrijf afkomstig was.

Bewezenverklaring

Op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande en de overige inhoud van de bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden (als bijlage II aan dit vonnis gehecht) is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij in
of omstreeksde periode van
25mei 2013 tot en met 28 mei 2013 te
Oosterhout
en/of te Rotterdam en/of elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(een) goed(eren), te weten
(een) fotografische opname(s) van (een) gestolen (eind)examen(s) VMBO 2013
(Engels en/of Economie) en/of
(een) gegevensdrager(s)- SD-card en/of USB-stick en/of mobiele telefoon (smartphone) en/of laptop en/of tablet en/of desktopcomputer - met daarop (een)afbeelding
(en
)
van
(een
)gestolen
(eind
)examen
(s)VMBO 2013 (
Engels en/ofEconomie),
heeft verworven en/ofvoorhanden heeft gehad en
/ofheeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van
dat goed/die goederen
wist, althansredelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het
(een
)door misdrijf, namelijk door diefstal,
althans door enig (ander) misdrijf,verkregen goed
(eren
)betrof,
immers heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededader(s):
-
met van[medeverdachte 1] en/of een ander verkregen inlogcodes (mailadres en wachtwoord) om toegang te krijgen totafbeeldingen van
(een
) (eind
)examen
(s)/examenopgavenVMBO 2013 (Economie
en/of Engels) deze afbeeldingenbekeken en
/of
-
genoemdecodes doorgegeven aan een
andermede-eindexamenkandidaat, in elk geval een ander, opdat deze (ook) kon beschikken over de afbeeldingen van een/de (eind) examens/examenopgaven VMBO 2013 (Economie en/of Engels);
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
STRAFBAARHEID FEIT
Het bewezen feit levert op:
2.
schuldheling.
Het feit is strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
RECHTERLIJK PARDON
De verdachte heeft op zijn computer het eindexamen Economie VMBO bekeken en doorgestuurd naar een neef van hem, terwijl hij had moeten vermoeden dat het van een misdrijf afkomstig was. Dat is meer dan een stommiteit van de verdachte en hij zou daar dan ook in beginsel voor bestraft moeten worden.
Duidelijk is echter geworden dat deze ene misstap van de verdachte hele grote gevolgen heeft gehad voor hem. Hij is als een van de hoofdverdachten aangemerkt en door de grote aandacht voor deze zaak en die van de tien medeverdachten is zijn naam in de media terecht gekomen. En ook het feit dat de verdachte zich meerdere dagen heeft moeten verantwoorden voor een meervoudige kamer in een extra beveiligde zittingszaal, zal ongetwijfeld indruk hebben gemaakt op de minderjarige verdachte.
Gelet hierop, alsmede op de omstandigheid dat de verdachte een blanco strafblad heeft, heeft naar het oordeel van de rechtbank een strafrechtelijke reactie op de misstap van de verdachte geen toegevoegde waarde. Voor het opleggen van een voorwaardelijke werkstraf, zoals door de Raad voor de Kinderbescherming is geadviseerd in zijn rapport van 28 oktober 2013, ziet de rechtbank ook geen aanleiding. Uit datzelfde rapport blijkt immers dat er geen zorgen zijn over de ontwikkeling van de verdachte en dat het recidive-risico als gering moet worden ingeschat.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 9a, 77a, 77g, 77h en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J.F. Koekebakker en J. de Gans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. W.A.J.A. Welten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 februari 2014.

Bijlage I bij vonnis van 13 februari 2014.

TEKST gewijzigde TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
[medeverdachte 1] (en/of [medeverdachte 2] en/of (een) ander(en)
in de periode van 18 mei 2013 tot en met 25 mei 2013 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
kluis(ruimte)althans een afgesloten ruimte in een schoolgebouw gelegen aan de
Schere heeft/hebben weggenomen een of meerdere (eind)examen(s)/examenopgaven
VMBO 2013 (Engels en/of Economie), in elk geval enig(e) goed (eren) , geheel of
ten dele toebehorende aan de Islamitische scholengemeenschap Ibn Ghaldoun, in
elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of zijn
mededader(s), waarbij [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming, te weten door via een door [medeverdachte 1] en/of
zijn mededader(s) vooraf gemaakt(e) opening/gat in het dak/plafond van het
schoolgebouw die kluis(ruimte) althans afgesloten ruimte binnen te gaan,
welk feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met
25 mei 2013 te Oosterhout en/of te Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk heeft uitgelokt door aan [medeverdachte 1] - die de neef van
verdachte is - de opdracht te geven en/of het verzoek te doen om het examen
VMBO 2103 (Engels en/of Economie) voor hem, verdachte, te stelen;
artikel 47 lid 1 sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 28 mei 2013 te
Oosterhout en/of te Rotterdam en/of elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(een) goed(eren), te weten
(een) fotografische opname(s) van (een) gestolen (eind)examen(s) VMBO 2013
(Engels en/of Economie) en/of
(een) gegevensdrager(s)- SD-card en/of USB-stick en/of mobiele telefoon
(smartphone) en/of laptop en/of tablet en/of desktopcomputer - met daarop
(een) afbeelding(en) van (een) gestolen (eind)examen(s) VMBO 2013 (Engels
en/of Economie),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl
hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die
goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door
misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf,
verkregen goed(eren) betrof,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
- met van [medeverdachte 1] en/of een ander verkregen inlogcodes (mailadres en
wachtwoord) om toegang te krijgen tot afbeeldingen van (een)
(eind)examen(s)/examenopgaven VMBO 2013 (Economie en/of Engels) deze
afbeeldingen bekeken en/of
- genoemde codes doorgegeven aan een mede-eindexamenkandidaat, in elk geval
een ander, opdat deze (ook) kon beschikken over de afbeeldingen van een/de
(eind) examens/examenopgaven VMBO 2013 (Economie en/of Engels);
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht