ECLI:NL:RBROT:2014:9714

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 november 2014
Publicatiedatum
28 november 2014
Zaaknummer
10/963032-11
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van salarisspecificaties door financieel adviseur

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 november 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als financieel en juridisch adviseur betrokken was bij het opmaken van valse salarisspecificaties. De verdachte, geboren in 1982 op de Nederlandse Antillen, had in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 30 november 2010 vijf salarisspecificaties valselijk opgemaakt. Deze salarisspecificaties waren bedoeld om de indruk te wekken dat er een werkgever-werknemerrelatie bestond tussen de verdachte en een medeverdachte, terwijl dit in werkelijkheid niet het geval was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de salarisspecificaties een basissalaris van € 3500,- had vermeld, terwijl er geen daadwerkelijke salarisbetalingen plaatsvonden. Dit handelen was gericht op het verkrijgen van een huurovereenkomst en een lening door de medeverdachte, wat het vertrouwen in de juistheid van dergelijke documenten ondermijnt.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan valsheid in geschrift en heeft hem veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 60 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen eerdere veroordelingen, maar de rechtbank heeft het tijdsverloop van de zaak in strafverminderende zin meegewogen. De uitspraak benadrukt het belang van de integriteit van financiële documenten en de gevolgen van valsheid in geschrift voor het maatschappelijk verkeer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10/963032-11 [Promis]
Datum uitspraak: 27 november 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum] 1982,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:
[adres en woonplaats],
raadsman mr. A. Jhingoer, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 februari 2014, 5 maart 2014 en 28 oktober 2014.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een geldboete ter hoogte van € 750,- te vervangen door 15 dagen hechtenis.
BEWIJSMOTIVERING
Door de raadsman van verdachte is betoogd dat het feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, omdat er wel degelijk sprake was van salarisbetalingen, althans de verdachte in de gerechtvaardigde veronderstelling verkeerde dat er sprake was van salarisbetalingen. Dit blijkt volgens de raadsman onder andere uit alle stukken die [medeverdachte] aan de verdachte heeft overgelegd en de omstandigheid dat verdachte de belastingdienst heeft gebeld. Voor zover een en ander met betrekking tot de belastingaangifte nog geregeld moest worden, ging de verdachte ervan uit dat dit zou gebeuren na de terugkomst van [medeverdachte] uit Nigeria.
De rechtbank overweegt als volgt. Een salarisspecificatie is in het maatschappelijk verkeer een geschrift dat mede dient tot het bewijs van het bestaan van (de verplichting tot) periodieke betalingen van een werkgever aan een werknemer uit hoofde van een arbeidsovereenkomst. Op het moment dat de onderwerpelijke salarisspecificaties in 2010 zijn opgemaakt, was van periodieke betalingen door de stichting “[stichting]” (handelend onder de naam [handelsnaam]) aan werknemer [medeverdachte] geen sprake. Uit de gegevens van de belastingdienst en de sociale dienst volgt dat verdachte [medeverdachte] geen inkomen heeft opgegeven, maar wel een (sociale) uitkering ontving. Hiervan waren zowel [medeverdachte] als verdachte op de hoogte. Desondanks zijn deze salarisspecificaties opgemaakt met het voor [medeverdachte] en verdachte bekende doel om MVM Wonen te bewegen een huurovereenkomst met de stichting “[stichting]” c.q. [medeverdachte] aan te gaan.
Aldus handelend heeft verdachte valselijk salarisspecificaties opgemaakt. Dat de verdachte ervan uitging dat [medeverdachte] in zijn levensonderhoud voorzag met gelden afkomstig van de stichting en mogelijkerwijs veronderstelde dat op enig moment wel salarisbetalingen zouden gaan plaatsvinden, doet daar niet aan af.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2010 tot en met 30 november 2010 te gemeente Rotterdam vijf
, althans één of meer,salarisspecificaties, -
(elk
)zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt
of vervalst,immers heeft verdachte valselijk op de salarisspecificatie van juli 2010 en
/ofaugustus 2010 en
/ofseptember 2010 en
/ofoktober 2010 en
/ofnovember 2010 onder meer vermeld dat
[medeverdachte] medewerker was van [handelsnaam] en/of een dat[medeverdachte] een basissalaris had van
3500
,-, zulks met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst
te gebruiken ofdoor anderen te doen gebruiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen en de voor de bewezenverklaring redengevende inhoud daarvan zijn weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
STRAFBAARHEID FEIT
Het bewezen feit levert op:

VALSHEID IN GESCHRIFT, MEERMALEN GEPLEEGD.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als financieel en juridisch adviseur van medeverdachte [medeverdachte] vijf salarisspecificaties valselijk opgemaakt, terwijl er geen sprake was van een werkgever-werknemerrelatie en niet daadwerkelijk het op de salarisspecificaties vermelde salaris werd betaald. Door het tonen van deze salarisspecificaties heeft medeverdachte [medeverdachte] een pand gehuurd en een lening verkregen. Met dergelijk handelen schaadt verdachte het vertrouwen dat het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften moet kunnen stellen. Dit heeft een ontwrichtende werking op het economisch verkeer en de rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Gelet op bovenstaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de strafeis van de officier van justitie geen recht doet aan de ernst van het feit, mede gelet op de omstandigheid dat verdachte bedrijfsmatig werkzaam is als financieel en juridisch adviseur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf houdt de rechtbank niet in negatieve zin rekening met het op naam van verdachte gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 14 februari 2014; verdachte is immers niet eerder voor
soortgelijkestrafbare feiten veroordeeld. In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop van de onderhavige zaak, dat dusdanig is dat de redelijke termijn is overschreden. De rechtbank zal dan ook de straf die in soortgelijke gevallen voor dit soort feiten pleegt te worden opgelegd, matigen, een en ander conform de jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 120 uur, te vervangen door 60 dagen hechtenis in het onderhavige geval passend en geboden is.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Joele, voorzitter,
mrs. M. van Kuilenburg en C.M.A.T. van der Geest, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.J. den Besten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 november 2014.
Bijlage I
TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
híj in of omstreeks de periode van 1 oktober 2010 tot en met 30 november 2010 te gemeente Rotterdam vijf, althans één of meer, salarisspecificaties, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk op de salarisspecificatie van juli 2010 en/of augustus 2010 en/of september 2010 en/of oktober 2010 en/of november 2010 onder meer vermeld dat [medeverdachte] medewerker was van [handelsnaam] en/of een dat [medeverdachte] een basissalaris had van 3500 , zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.