ECLI:NL:RBROT:2014:9647

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 november 2014
Publicatiedatum
27 november 2014
Zaaknummer
10/692159-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk geweld tijdens KNVB bekerfinale

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 november 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij openlijk geweld tijdens de KNVB bekerfinale op 20 april 2014 in het Feijenoordstadion. De verdachte, die samen met anderen vuurwerk op het veld gooide, werd beschuldigd van openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, aangeduid als V34 op videobeelden, zich schuldig heeft gemaakt aan het gooien van vuurwerk, wat leidde tot ernstige ongeregeldheden en de tijdelijke staking van de wedstrijd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, ondanks zijn verweer dat hij niet betrokken was bij het gooien van vuurwerk. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, een taakstraf van 120 uren, en een stadionverbod met meldplicht tot 1 juli 2016. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor voetbalgerelateerd geweld. De rechtbank legde een lagere straf op dan door de officier van justitie was geëist, gezien het beperkte aandeel van de verdachte in de ongeregeldheden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/692159-14
Datum uitspraak: 19 november 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:
[adres 1],
gemachtigd raadsvrouw mr. M. Ketting, advocaat te Amsterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 november 2014.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. M.E. Woudman heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis;
- oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een gebieds- en stadionverbod met daaraan gekoppeld een meldplicht geldend tot 1 juli 2016 en dadelijk uitvoerbaar;
- als bijzondere voorwaarde bij de voorwaardelijke gevangenisstraf het binnen twee maanden na onherroepelijk worden van het vonnis betalen van een bedrag van € 575,-- aan AFC Ajax.
BEWIJS
Bewijsverweer
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het gooien van vuurwerk en derhalve geen bijdrage heeft geleverd aan de verweten openlijke geweldpleging.
Beoordeling
Vooropgesteld wordt dat de verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan het ten laste gelegde. Voor vaststelling van betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde is dan ook, gelet op de (overige) stukken in het dossier, herkenning van de verdachte op de videobeelden die tijdens en rondom het feit zijn gemaakt noodzakelijk.
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen, genummerd 1406020939.AMB, waarin door de verbalisant wordt beschreven dat een kale blanke man, aangeduid als V34 (volgens de politie de verdachte), een gooiende beweging maakt in de richting van het veld en er vervolgens uit de richting van V34 een projectiel door de lucht vliegt in de richting van het veld. Op de videobeelden - die ter zitting zijn bekeken en overigens deel uitmaken van het dossier - zijn de handelingen van V34 zoals die door de verbalisant in zijn proces-verbaal van bevindingen zijn beschreven waar te nemen. Op de beelden van camera 93 is te zien dat V34 om 18:01:00 uur een projectiel in de richting van het veld gooit. Gelet op het feit dat er door meerdere mensen, op het moment dat V34 een projectiel richting het veld gooit, vuurwerk op het veld wordt gegooid, wat gelet op de verklaring van [medeverdachte] vooraf zo was afgesproken, kan het niet anders dan dat het projectiel dat V34 om 18:01:00 uur heeft gegooid, vuurwerk betrof.
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat de persoon, aangeduid als V34 zich schuldig heeft gemaakt aan het gooien van vuurwerk, ligt de (vervolg)vraag voor of V34 de verdachte betreft. De rechtbank beantwoordt deze vraag, na bestudering van de videobeelden en gelet op het verhandelde ter zitting, bevestigend. Op basis van het uiterlijk van de verdachte (kaal hoofd, fors postuur), zoals ter zitting waargenomen op de foto’s die zich in het dossier bevinden, vergeleken met de videobeelden, de zich in het dossier bevindende afdrukken (
stills) van de videobeelden en het feit dat V34 welhaast de enige kale man in het vak van het Feijenoordstadion waaruit vuurwerk is gegooid betrof, heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte degene is die is aangeduid als V34. Dat er meerdere personen met een kaal hoofd in de buurt van V34 hebben gestaan, zoals door de raadsvrouw is aangevoerd, heeft de rechtbank op de videobeelden en de
stillsniet kunnen waarnemen.
De verdachte heeft door het gooien van vuurwerk een wezenlijke en voldoende significante bijdrage geleverd aan het openlijke geweld, om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
Conclusie
Wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
Bewijsmotivering en bewezenverklaring
Op grond van het voorgaande en de overige inhoud van de bewijsmiddelen (als bijlage II aan dit vonnis gehecht en daarvan deel uitmakend) is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 20 april 2014 te Rotterdam op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in het Feijenoordstadion ('De Kuip') openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen het op de tribune van dit stadion aanwezige meubilair en het in dit stadion aanwezige grasveld, welk geweld bestond uit het afsteken van vuurwerk en vervolgens gooien van dit vuurwerk op de tribune en op het in voornoemd stadion aanwezige grasveld.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
STRAFBAARHEID FEIT
Het bewezen feit levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijk geweld. De verdachte is op 20 april 2014, tijdens de KNVB bekerfinale tussen PEC Zwolle en AFC Ajax, betrokken geweest bij ernstige ongeregeldheden in Stadion Feijenoord. Conform een voorafgaand aan de wedstrijd door een vaste supportersgroep van AFC Ajax gemaakte afspraak, werden door de verdachte en zijn mededaders direct na de aftrap en na het eerste doelpunt van AFC Ajax vuurwerk op de tribune en op het veld gegooid. De gevolgen van dit handelen waren van dien aard dat de wedstrijd voor enige tijd gestaakt moest worden. Het betrof vuurwerk, dat forse uitgebrande plekken in het veld van Stadion Feijenoord heeft veroorzaakt.
De verdachte heeft door zijn gewelddadig handelen gevoelens van onveiligheid opgewekt bij spelers, KNVB officials en het publiek dat hier ongewild getuige van is geweest. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke gebeurtenissen nogal eens een beangstigende indruk maken op diegenen die daarvan slachtoffer of rechtstreeks getuige zijn. Ook zorgen dergelijke gebeurtenissen voor onrust in de samenleving.
Tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat het aandeel van de verdachte in deze ongeregeldheden beperkt was, namelijk het gooien van één stuk vuurwerk. Gezien zijn strafblad, gedateerd 15 oktober 2014, is hij niet eerder veroordeeld voor voetbal gerelateerd geweld; hij lijkt dan ook niet de typische harde kern voetbalvandaal. Om deze redenen zal aan de verdachte een lagere straf worden opgelegd dan door de officier van justitie is geëist.
Strafverzwarend neemt de rechtbank in aanmerking het feit dat de verdachte geen openheid van zaken heeft willen geven over het door hem gepleegde geweld.
De rechtbank acht het opleggen van een taakstraf passend en geboden. Een deel van deze straf zal voorwaardelijk worden opgelegd teneinde de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijk deel van de taakstraf zal een stadionverbod met daaraan gekoppeld een meldplicht worden opgelegd. De verdachte zal gedurende de proeftijd worden verboden de Amsterdam ArenA te betreden en zal zich op wedstrijddagen van AFC Ajax (zowel nationaal als in internationaal verband) één uur voor aanvang van de wedstrijd bij het politiebureau aan de [adres 2] te [plaats] dienen te melden.
De door de officier van justitie gevorderde maatregel van een gebiedsverbod wordt niet opgelegd. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat de verdachte zich buiten het voetbalstadion eerder heeft misdragen of zal gaan misdragen, nu hij niet eerder in verband is gebracht met aan voetbal gerelateerd geweld.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat als bijzondere voorwaarde bij de voorwaardelijke straf een betalingsverplichting van € 575,-- ten behoeve van AFC Ajax wordt opgelegd. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
AFC Ajax heeft zich niet als benadeelde partij in het strafgeding gevoegd. De regels betreffende het slachtoffer, opgenomen in boek 1, titel IIIA van het Wetboek van Strafvordering, doen daarom geen opgeld. Door de vordering van AFC Ajax aan zich te trekken en deze simpelweg te verdelen over een aantal van de verdachten en deze te koppelen aan een voorwaardelijke straf worden genoemde regels - voor een groot deel - buitenspel gezet. De rechtbank zal hierin niet meegaan.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte, groot
50 (vijftig) urenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal gedurende de proeftijd het voetbalstadion “Amsterdam ArenA” niet betreden waarin een voetbalwedstrijd wordt gespeeld van de betaalde voetbalorganisatie AFC Ajax in het kader van enige door de KNVB of een internationale voetbalbond georganiseerde competitie;
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd op wedstrijddagen van de betaalde voetbalorganisatie AFC Ajax één uur voor aanvang van de wedstrijd melden bij het politiebureau, gevestigd aan de [adres 2] te [plaats], of een ander politiebureau, door de officier van justitie aan te wijzen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
68 (achtenzestig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
34 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V. Mul, voorzitter,
en mrs. D.C. van Reekum en J. van den Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. W.A.J.A. Welten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 november 2014.

Bijlage I bij vonnis van 19 november 2014.

TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 20 april 2014 te Rotterdam op een voor het publiek
toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten
in het Feijenoordstadion ('De Kuip'),
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen het (op de tribune van dit
stadion aanwezige) meubilair en/of het in dit stadion aanwezige grasveld, welk
geweld bestond uit het (meermalen) afsteken, althans aansteken, van een of
meer stuk(s) (zwaar) vuurwerk en/of (vervolgens) gooien van een of
meer/dit/deze (explosieve/hevige rookvorming veroorzakende) voorwerp(en) op
en/of in de richting van die tribune en/of op en/of in de richting van het in
voornoemd stadion aanwezige grasveld;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht