ECLI:NL:RBROT:2014:9646
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte voor openlijk geweld tegen lexaanwand in Stadion Feijenoord
In de zaak tegen de verdachte, die op 20 april 2014 in het Feijenoordstadion openlijk geweld zou hebben gepleegd tegen een lexaanwand, heeft de rechtbank Rotterdam op 19 november 2014 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de videobeelden bestudeerd en kon de vermeende geweldshandelingen niet waarnemen. De verbalisant had in zijn proces-verbaal beschreven dat de verdachte samen met anderen aan de lexaanwand hing en deze wand naar zich toe en van zich af bewoog, wat zou hebben geleid tot schade aan de wand. Echter, de rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren.
De officier van justitie, mr. M.E. Woudman, had gerekwireerd tot een veroordeling, maar de rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen ander bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het geweld. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. V. Mul, en de rechters D.C. van Reekum en J. van den Bos. De uitspraak vond plaats in tegenwoordigheid van griffier mr. W.A.J.A. Welten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar het gebrek aan bewijs voor de tenlastelegging.