ECLI:NL:RBROT:2014:960

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2014
Publicatiedatum
13 februari 2014
Zaaknummer
10/700326-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Examendiefstal bij de Islamitische scholengemeenschap Ibn Ghaldoun

Op 13 februari 2014 deed de Rechtbank Rotterdam uitspraak in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij de diefstal van eindexamens van de Islamitische scholengemeenschap Ibn Ghaldoun. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was op 1 mei 2013 samen met anderen betrokken bij de diefstal van eindexamens uit een kluis in de school. De rechtbank behandelde de zaak na een uitgebreid onderzoek op de terechtzitting, waar de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.M. Koers. De officieren van justitie, mrs. D.N.G. Woei-A-Tsoi en W.D. de Boer, eisten een gevangenisstraf en een taakstraf voor de verdachte. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet als medepleger kon worden aangemerkt, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van braak en inklimming. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf van één week op, alsook een taakstraf van 150 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en de impact van de media-aandacht op zijn leven. De rechtbank vond het niet nodig om een voorwaardelijke straf op te leggen, gezien het blanco strafblad van de verdachte en de lage kans op recidive. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 13 februari 2014.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/700326-13
Datum uitspraak: 13 februari 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:
[adres],
raadsvrouw mr. M.M. Koers, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27, 28, 29, 30 en 31 januari 2014.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 27 januari 2014 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officieren van justitie mrs. D.N.G. Woei-A-Tsoi en W.D. de Boer (hierna gezamenlijk: de officier van justitie) hebben gerekwireerd tot:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 77 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, alsmede oplegging van een taakstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.

ONTVANKELIJKHEID OFFICIER VAN JUSTITIE

Verzuimen in het (voor)onderzoek

Standpunt verdediging
In het (voor)onderzoek zijn vormen verzuimd. Een aantal van die verzuimen is een verzuim in de zin van artikel 359a Sv. Andere verzuimen leveren zodanig strijd op met de beginselen van een behoorlijke procesorde dat het wettelijk systeem in de kern is geraakt. Een en ander dient te leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de vervolging.
Beslissingskader
Vooropgesteld wordt dat voor niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie als in artikel 359a Sv voorzien rechtsgevolg van verzuimde vormen slechts in uitzonderlijke gevallen aanleiding is. Daarvoor is alleen plaats indien het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Ook bij de toetsing van een beroep op de beginselen van een goede procesorde is de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie zeldzaam. Hetgeen de verdediging in dit kader naar voren heeft gebracht laat zich - kort en zakelijk weergegeven - opdelen in de hieronder genoemde onderdelen A tot en met E, waarop per onderdeel een reactie wordt gegeven, waarna een conclusie zal volgen.
A.
Dubbele bestraffing
Standpunt verdediging
De verdachte heeft vanwege zijn vermeende betrokkenheid bij de diefstal van eindexamens van de directeur van de school geen kans gekregen om het eindexamen van 2013 in augustus 2013 (derde en vierde tijdvak) over te doen. Dat besluit is punitief van aard en om die reden had de verdachte niet meer strafrechtelijk vervolgd mogen worden. Door de verdachte toch strafrechtelijk te vervolgen is sprake van dubbele bestraffing en wordt in strijd gehandeld met het ne bis in idem beginsel en het una via beginsel.
Beoordeling
Bij bestuursrechtelijk besluit heeft de directeur op grond van artikel 5 van het Eindexamenbesluit VO onder meer besloten de verdachte geen kans te geven om zijn eindexamen van 2013 over te doen. Zo dit besluit al punitief van aard is, is in het Eindexamenbesluit VO noch in andere wet- of regelgeving een bepaling opgenomen die strafrechtelijke vervolging uitsluit indien de eindexamenkandidaat - om wat voor reden ook - geen mogelijkheid tot herkansing krijgt.
Ook artikel 68 Sr staat niet aan een strafrechtelijke vervolging in de weg indien reeds in een bestuursrechtelijke traject is besloten om de eindexamenkandidaat geen herkansing te geven, ook niet als dat besluit een punitief karakter heeft. Dat, naar gesteld, het openbaar ministerie misbruik van haar bevoegdheden heeft gemaakt door op onrechtmatige wijze justitiële gegevens te verstrekken ten behoeve van het bestuursrechtelijk traject, staat evenmin aan een strafrechtelijke vervolging in de weg.
Bovendien zijn de belangen die artikel 5 van het Eindexamenbesluit VO beoogt te beschermen anders dan de belangen die de artikelen 310 en 416 Sr beogen te beschermen. Waar eerstgenoemde bepaling dient te waarborgen dat de betrouwbaarheid van eindexamens en de integriteit van eindexamenkandidaten niet in het geding zijn, zien laatstgenoemde bepalingen op een bescherming van het vermogen van (rechts)personen. Een en ander neemt niet weg dat de verdachte het ongetwijfeld als een straf heeft ervaren dat hij zijn eindexamen van 2013 niet heeft mogen overdoen. De vraag of hiermee rekening dient te worden gehouden bij de strafoplegging zal de rechtbank bij de strafmotivering bespreken.
Inzet burgers bij opsporing
Standpunt verdediging
De officier van justitie heeft misbruik gemaakt van haar bevoegdheid dan wel buitenwettelijk gehandeld door in het opsporingsonderzoek een vertrouwenspersoon van de school, [vertrouwenspersoon], in te zetten om een leerling, [leerling], te verhoren.
Beoordeling
Vaststaat dat de politie, na overleg met de officier van justitie, aan de heer [persoon 1] heeft gevraagd om de getuige [leerling] te bevragen naar de namen van mogelijke verdachten bij de examendiefstal. De politie kwam bij de heer [persoon 1] nadat was gebleken dat [leerling] aan onder andere een vertrouwenspersoon van de school informatie over de diefstal had gegeven die voor die tijd nog niet bij het onderzoeksteam bekend was. Aldus was het vermoeden ontstaan dat hij ook over daderwetenschap beschikte. De heer [persoon 1] heeft deze vraag in aanwezigheid van een verbalisant neergelegd bij de mentor van [leerling], [vertrouwenspersoon]. Diezelfde dag verklaarde de heer [persoon 1] tegenover de politie dat hij via een vertrouwenspersoon twee namen heeft gehoord van degenen die de examens uit de kluis zouden hebben gestolen.
Op basis van bovenstaande gang van zaken wordt vastgesteld dat [vertrouwenspersoon] naar aanleiding van het verzoek van de heer [persoon 1] en de politie met [leerling] heeft gesproken en de twee namen van mogelijke verdachten van [leerling] heeft gekregen.
Aldus is in het opsporingsonderzoek gebruik gemaakt van een privaat persoon zonder dat daarvoor een wettelijke grondslag voor was. Nu echter niet aannemelijk is geworden dat de verdachte hierdoor in zijn belangen is geschaad, kan dit verzuim zonder rechtsgevolg blijven en kan met de constatering daarvan worden volstaan. Dat, naar gesteld, hiermee het zwijgrecht van [leerling] is ondermijnd, maakt dit niet anders.
Handelen in strijd met zorgvuldigheidsbeginsel
Standpunt verdediging
De officier van justitie heeft onzorgvuldig gehandeld door op de regiezitting van 7 november 2013 niet te vertellen dat er een hacker was aangehouden die ervan wordt verdacht het examen Frans 2013 (VWO) op het internet te hebben verspreid. Daarnaast verwijt de verdediging dat zij uiteindelijk uit de media heeft moeten vernemen dat de hacker was aangehouden.
Beoordeling
In haar brief van 20 januari 2014 aan onder meer de verdediging en de rechtbank heeft de officier van justitie aangegeven dat het onderzoeksbelang zich verzette tegen openbaarmaking van de aanhouding van de hacker, op de regiezitting 7 november 2013. Kort nadat in de media bekend was gemaakt dat er een persoon was aangehouden die ervan wordt verdacht het eindexamen Frans op het internet te hebben gezet, heeft de officier van justitie eerst het eerste uitgebreide verhoor van de hacker aangaande de verdenking van het publiceren van het examen Frans verstrekt en daarna het volledige dossier (dossier Up).
Niet valt in te zien welke onzorgvuldigheid op dit punt aan de officier van justitie kan worden tegengeworpen.
Détournement de pouvoir
Standpunt verdediging
De heer [persoon 1] is door de politie gehoord met als doel hem informatie uit het strafrechtelijk onderzoek te verstrekken. Hiermee heeft de officier van justitie een bevoegdheid aangewend die daar niet voor bedoeld is.
Beoordeling
Uit de brief van de officier van justitie van 20 januari 2014 volgt dat de heer [persoon 1] op 23 juli 2013 is verhoord met als doel hem te laten inzien wie in het onderzoek Schere de verdachten waren, teneinde hem van informatie te voorzien die hij nodig had in het kader van zijn bevoegdheden als neergelegd in het Eindexamenbesluit VO.
Een politieverhoor in het kader van een strafrechtelijk onderzoek is er niet voor dit doel. In zoverre is sprake van gebruik van bevoegdheden met een ander doel dan waar deze voor zijn gegeven. Nu echter uit het getuigenverhoor van de heer [persoon 1] bij de rechter-commissaris op 14 januari 2014 volgt dat de heer [persoon 1] met de verstrekte informatie niets heeft gedaan kan het verkeerde gebruik van de verhoorsbevoegdheid zonder rechtsgevolg blijven en kan met de constatering daarvan worden volstaan.
Proportionaliteit/subsidiariteit
Standpunt verdediging
De wijze waarop de verdachte is aangehouden is strijdig met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. In de vroege ochtend heeft een Regionale Interventie Eenheid de deur ingeramd, terwijl eenvoudig aanbellen had volstaan.
Beoordeling
In het kader van de toetsing van de inverzekeringstelling ex artikel 59a Sv heeft de rechter commissaris, naar aanleiding van een verweer op dit punt, een oordeel gegeven over de wijze van aanhouding van de verdachte. Voor de rechtbank is er daarom geen ruimte meer om daarover te oordelen.
Conclusie
Wanneer het voorgaande wordt bezien tegen de achtergrond van hetgeen voor de beoordeling van dit verweer als juridisch kader is vooropgesteld, kan niet anders dan worden geconcludeerd dat de onder A tot en met E genoemde punten noch afzonderlijk, noch in onderlinge samenhang beschouwd, kunnen leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
MOTIVERING VRIJSPRAAK
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft dit ook gevorderd, terwijl het eveneens is bepleit door de raadsvrouw.
BEWIJS

Bewijsverweer: geen sprake van medeplegen

Standpunt verdediging
De verdachte heeft op 1 mei 2013 enkel op de uitkijk gestaan toen de examens uit de kluis werden gestolen. Daarmee heeft de verdachte zich hoogstens schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan de diefstal, maar niet aan het medeplegen daarvan.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte in het handenarbeidlokaal van de school samen met anderen heeft gezocht naar gereedschap om het luik open te maken, dat hij op 1 mei 2013 een leraar heeft afgeleid om te voorkomen dat deze leraar zou ontdekken dat anderen op het dak van de school waren geklommen om de examens te stelen, dat één van de rugtassen waarin de gestolen examens zaten van de verdachte was en dat deze rugtassen uiteindelijk in zijn auto zijn gezet. Deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, wijzen op een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders, zodat medeplegen kan worden bewezen.

Bewezenverklaring

Op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande en de overige inhoud van de bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden (als bijlage II aan dit vonnis gehecht) is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
opin of omstreeks de periode van1 mei 2013
tot en met 2 mei 2013te Rotterdam
tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in
/uiteen
kluis
(ruimte
) althans een afgesloten ruimtein een schoolgebouw gelegen aan de
Schere heeft weggenomen
een of meerdere sealbag(s) met daarin (een)
(eind
)examen
(s
)
VWO 2013
(Nederlands, Engels, Wiskunde B, Natuurkunde, Scheikunde, Biologie,
Geschiedenis, Aardrijkskunde, Arabisch, Frans, Maatschappijwetenschappen,
Management & Organisatie, Duits, Economie)en
/of
HAVO 2013
(Nederlands, Engels, Wiskunde A, Aardrijkskunde, Geschiedenis,
Maatschappijwetenschappen, Frans , Arabisch, Economie, Natuurkunde),
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten deletoebehorende aan
de Islamitische scholengemeenschap Ibn Ghaldoun, in elk geval aan een ander ofanderen dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s
), waarbij
verdachte en/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak,
verbrekingen/of inklimming
, te wetendoor via een door
verdachte en/ofzijn mededader
(s
) voorafgemaakt
(e) opening/gat in het dak
/plafondvan het schoolgebouw die kluis
(ruimte
) althans die afgesloten ruimtebinnen te gaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
STRAFBAARHEID FEIT
Het bewezen feit levert op:
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De examenroof van de eeuw. Zo stond deze zaak in de krant. Het eindexamen in zijn kern geraakt.
Het eindexamen, een spannende afsluiting van een belangrijke periode in iemands leven. Na jaren van hard werken, zitten de examens erop en wacht je in spanning op het resultaat, dat ene telefoontje: ben ik geslaagd? Kan het feest beginnen? Hoe anders was dit voor alle eindexamenleerlingen in 2013. Na het uitlekken van het examen Frans op 28 mei 2013 was niets meer zeker. Zouden er meer examens zijn uitgelekt? Moesten er bepaalde examens worden overgedaan of misschien zelfs het hele examen? Die onzekerheid moet voor de eindexamenleerlingen van 2013 zenuwslopend zijn geweest.
En dat heeft de verdachte met zijn medeverdachten veroorzaakt.
Op de zitting is gezegd: Dát is nooit de bedoeling geweest. Is dat nou zo? Dat is een van de vragen waar de rechtbank mee heeft geworsteld.
Was er een plan? Hoe ver strekte dat? Wat was het doel? Hoe ver reikte dat?
Tijdens de zitting bleek dat twee van de medeverdachten na de inbraak al na enkele uren op Rotterdam Centraal stonden met tassenvol eindexamens, met het goud in handen, maar niet meer wetend wat te doen of waar naar toe te gaan. Een beeld dat in de ogen van de rechtbank niet veel weg heeft van een groots en vooropgezet plan. Eigenlijk denkt de rechtbank dat er na het stelen helemaal geen plan was.
En wat te denken van het doel? Het feit dat sommige klasgenoten het eindexamen bewust niet kregen, duidt er in ieder geval niet op dat brede verspreiding het doel was.
Door dit en alles wat de rechtbank heeft gelezen, gezien en gehoord, vindt de rechtbank aannemelijk dat het niet de intentie van de verdachte en zijn medeverdachten is geweest om het eindexamen voor zoveel mensen te verpesten of om het eindexamen als instituut geweld aan te doen. Het lijkt er veel meer op dat zij de eindexamens wilden voor henzelf en hun vrienden met als doel gemakkelijk slagen met goede cijfers.
De conclusie van de rechtbank is dan ook dat het niet de bedoeling van de verdachte en zijn medeverdachten was en dat het hen allemaal boven het hoofd is gegroeid.
Dat neemt niet weg dat er is ingebroken in de school, examens zijn weggenomen, daar foto’s van zijn gemaakt en aan klasgenoten zijn gegeven. Uiteindelijk heeft dat tot ontzettend veel narigheid voor heel veel mensen geleid en enorm veel ophef in heel het land veroorzaakt.
En dan rijst de vraag: Had de verdachte met deze mogelijke gevolgen rekening moeten houden? De rechtbank vindt van wel. De verdachte is slim genoeg om te kunnen bedenken dat dit alles uit kon komen en dat dit dan grote gevolgen zou kunnen hebben. En dat rekent de rechtbank de verdachte aan. De zaak kan dus niet worden afgedaan als slechts een inbraak in een school en de heling van gestolen spullen. Anders gezegd: het is geen uit de hand gelopen kwajongensstreek en ook geen spiekbriefje 3.0.
Tijdens de zitting is ook duidelijk geworden dat de verdachte een heftig jaar achter de rug heeft. Hij heeft het eindexamenjaar over moeten doen en de media-aandacht voor deze zaak is overweldigend geweest. Dat laatste heeft, zoals is gebleken uit het verhaal van de verdachte en zijn advocaat, zijn sporen achtergelaten in het persoonlijke leven van de verdachte. En de rechtbank kan er niet omheen dat de verdachte nog jong is en aan het begin staat van een heel leven. Dit heeft de rechtbank tijdens de zitting ook gemerkt.
Aan de overige feiten en omstandigheden die de advocaat in dit kader naar voren heeft gebracht, heeft de rechtbank bij de bepaling van de strafmaat geen gewicht toegekend.
Omdat de verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de examens, is de rechtbank van oordeel dat hij een gevangenisstraf verdient, maar de rechtbank vindt niet dat de verdachte terug moet naar de gevangenis. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte bij de inbraak niet een leidende rol heeft vervuld.
Werken moet de verdachte wel, een fors aantal uren. Een aantal weken werken voor de maatschappij zonder daarvoor betaald te worden om de verdachte te laten voelen dat hij echt een grote misstap heeft begaan.
Voor een voorwaardelijke straf, zoals door de officier van justitie is geëist, ziet de rechtbank geen aanleiding. De verdachte heeft een blanco strafblad en uit het reclasseringsrapport volgt dat de kans klein is dat de verdachte weer de fout in zal gaan.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week;

veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beveelt dat het resterende deel van de tijd dat door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
138 (honderd achtendertig)
urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 69 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. J.F. Koekebakker en J. de Gans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. W.A.J.A. Welten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 februari 2014.

Bijlage I bij vonnis van 13 februari 2014.

TEKST gewijzigde TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 2 mei 2013 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
kluis(ruimte)althans een afgesloten ruimte in een schoolgebouw gelegen aan de
Schere heeft weggenomen een of meerdere sealbag(s) met daarin (een)
(eind)examen(s)
VWO 2013 (Nederlands, Engels, Wiskunde B, Natuurkunde, Scheikunde, Biologie,
Geschiedenis, Aardrijkskunde, Arabisch, Frans, Maatschappijwetenschappen,
Management & Organisatie, Duits, Economie) en/of
HAVO 2013 (Nederlands, Engels, Wiskunde A, Aardrijkskunde, Geschiedenis,
Maatschappijwetenschappen, Frans , Arabisch, Economie, Natuurkunde),
in elk geval enig(e) goed (eren) , geheel of ten dele toebehorende aan de
Islamitische scholengemeenschap Ibn Ghaldoun, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, te
weten door via een door verdachte en/of zijn mededader(s) vooraf gemaakt(e)
opening/gat in het dak/plafond van het schoolgebouw die kluis(ruimte) althans
die afgesloten ruimte binnen te gaan;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1]en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer ander(en) in de
periode van 1 mei 2013 tot en met 25 mei 2013 te Rotterdam meermalen, althans
eenmaal, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
kluis (ruimte) althans een afgesloten ruimte in een schoolgebouw gelegen aan de
Schere heeft/hebben weggenomen een of meerdere sealbag(s) met daarin (een)
(eind)examen(s)
VWO 2013 (Nederlands, Engels, Wiskunde B, Natuurkunde, Scheikunde, Biologie,
Geschiedenis, Aardrijkskunde, Arabisch, Frans, Maatschappijwetenschappen,
Management & Organisatie, Duits, Economie) en/of
HAVO 2013 (Nederlands, Engels, Wiskunde A, Aardrijkskunde, Geschiedenis,
Maatschappijwetenschappen, Frans, Arabisch, Economie, Natuurkunde)
- op of omstreeks 1 mei 2013 -,
in elk geval enig(e) goed (eren) , geheel of ten dele toebehorende aan de
Islamitische scholengemeenschap Ibn Ghaldoun, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of[medeverdachte 2] en/of die ander(en) , waarbij die
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of die ander (en) zich de toegang tot de plaats
des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder haar/zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming, te weten door via een door die [medeverdachte 1] en/of die
[medeverdachte 2] en/of die ander (en) vooraf gemaakt(e) opening/gat in het
dak/plafond van het schoolgebouw die kluis(ruimte) althans die afgesloten
ruimte binnen te gaan,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar (telkens) opzettelijk
behulpzaam is geweest door (telkens):
- op de uitkijk te staan en/of
- bij dreigende ontdekking van de inbraak voor afleiding te zorgen en/of
- door (op of omstreeks 1 mei 2013) tassen met daarin de gestolen
(eind)examens VWO 2013 en/of HAVO 2013 aan te nemen en (mee) te (helpen)
vervoeren naar een plaats waar fotografische afbeeldingen van de (eind)examens
gemaakt konden worden;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 28 mei 2013 te
Rotterdam en/of te Delft
tezamen en in vereniging met (een) ander (en)
meermalen, althans eenmaal,
(een) goed(eren) , te weten
- ( een) fotografische opname(s) van (een) gestolen
(eind)examen(s)/examenopgaven VWO 2013 en/of HAVO 2013 en/of
- ( een) gegevensdrager(s) - SD-card en/of USB-stick en/of harde schijf en/of mobiele
telefoon (smartphone) en/of laptop en/of tablet en/of desktopcomputer - met
daarop opgeslagen afbeeldingen van de (eind) examens/examenopgaven VWO 2013
en/of HAVO 2013,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl
hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die
goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door
misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf,
verkregen goed (eren) betrof,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) :
- in de periode van 1 tot en met 3 mei 2013 voornoemde examenopgaven
gefotografeerd en/of op (een) gegevensdrager(s) verzameld en/of
- in de periode van 1 tot en met 28 mei 2013 de afbeeldingen van de
examenopgaven overgedragen en/of verspreid en/of gebruikt (bij het afleggen
van de eindexamens VWO 2013) ;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht