ECLI:NL:RBROT:2014:9527
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging recht op wachtgeld voor defensiepersoneel bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 november 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een defensieambtenaar, en de minister van Defensie over de beëindiging van het recht op wachtgeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister, waarin zijn recht op wachtgeld werd beëindigd op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin hij 65 jaar zou worden, in dit geval op 1 maart 2026. De rechtbank oordeelde dat de beëindiging van het recht op wachtgeld in overeenstemming was met artikel 17, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wachtgeldbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (Wbad). De rechtbank stelde vast dat de rechtspositie van defensiepersoneel niet gelijkgesteld kan worden aan die van rijksambtenaren, waarbij de AOW-gerechtigde leeftijd is opgeschoven naar 67 jaar. De rechtbank concludeerde dat het opschuiven van de AOW-gerechtigde leeftijd geen invloed heeft op de toepassing van het Wbad, en dat eiser desgewenst gebruik kan maken van de overbruggingsregeling van het ABP. De rechtbank verwierp ook de beroepsgrond van eiser dat hij inkomensschade lijdt door het niet tijdig kunnen treffen van financiële maatregelen, en oordeelde dat de situatie van eiser niet kan worden gezien als een bijzonder geval voor de hardheidsclausule van het Wbad. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.