ECLI:NL:RBROT:2014:9508

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 november 2014
Publicatiedatum
21 november 2014
Zaaknummer
- 14_ 2263
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht ontslag wegens plichtsverzuim en schending hoorplicht in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 november 2014 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een ontslag op staande voet van eiseres, die werkzaam was als administratief medewerkster bij een openbare basisschool. Eiseres was verantwoordelijk voor het beheer van de tussenschoolse opvangrekening (tso-rekening) en heeft zich schuldig gemaakt aan ernstig plichtsverzuim door privé-uitgaven te doen ten laste van deze rekening. De rechtbank oordeelde dat eiseres ten onrechte niet was gehoord in bezwaar, aangezien zij door ziekte niet in staat was om een hoorzitting bij te wonen. De rechtbank concludeerde dat de schending van de hoorplicht niet kon worden gepasseerd en dat het bestreden besluit, dat het ontslag van eiseres in stand hield, vernietigd moest worden. Echter, de rechtbank oordeelde ook dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven, wat betekent dat het ontslag van eiseres geldig blijft. De rechtbank heeft bepaald dat eiseres recht heeft op vergoeding van het griffierecht, maar dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van het recht om gehoord te worden in bestuursrechtelijke procedures, vooral in gevallen van disciplinaire maatregelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Zittingsplaats Dordrecht
Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 14/2263

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 november 2014 in de zaak tussen

[eiseres],

en
de Stichting [verweerster],
gemachtigde: mr. R. Huijsmans.

Procesverloop

Bij besluit van 26 november 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres de disciplinaire maatregel van ontslag met onmiddellijke ingang wegens plichtsverzuim opgelegd.
Bij besluit van 17 februari 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2014. Eiseres is, vergezeld van haar partner, verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en door de heer [a], lid van het College van Bestuur van verweerster.

Overwegingen

1.1
Eiseres,[geboortedatum], is sinds 1 januari 2004 in dienst geweest van verweerster, in de functie van administratief medewerkster bij de openbare basisschool[de school]. In die hoedanigheid was eiseres sinds augustus 2006 onder meer belast met het beheer van de bankrekening van de tussenschoolse opvang (de tso-rekening) van de school. Eiseres hield onder zich de enige bankpas die behoorde bij de tso-rekening.
1.2
Op 25 november 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen het hoofd van de school, een bestuurslid, een medewerkster van verweerster en eiseres. In dat gesprek is eiseres geconfronteerd met de constatering dat van de tso-rekening in ieder geval in de jaren 2012 en 2013 een groot aantal opnames en overschrijvingen is gedaan waarvoor geen verklaring kon worden gevonden. Aan eiseres is bij wijze van voorbeeld gevraagd of zij een verklaring had voor een betaling bij een tankstation in [plaats] op 21 oktober 2012, een betaling van een rekening van een deurwaarder op 14 november 2012, het aankopen van dameskleding op 30 november 2012, het pinnen van € 150,- op 4 augustus 2013 in Italië, een aankoop bij een modezaak in Amsterdam op 7 september 2013 en de betaling van een Japans restaurant op 5 oktober 2013. Eiseres heeft daarvoor geen verklaring gegeven. Verder is eiseres tijdens dit gesprek gevraagd naar een verklaring voor de hoogte van de contante opnames met de bankpas van de tso-rekening en naar een verklaring voor de overboeking van gelden van de tso-rekening naar de bankrekening van haar zoon. Eiseres heeft ook voor deze transacties geen verklaring gegeven.
In de loop van dit gesprek is eiseres in de gelegenheid gesteld een schriftelijke zienswijze in te leveren, waarop eiseres heeft verklaard dat niet te willen.
2. Aan het bij het bestreden besluit gehandhaafde primaire besluit heeft verweerster ten grondslag gelegd dat er sprake is van ernstig plichtsverzuim, nu eiseres zich geld van de tso-rekening, dat toebehoorde aan de tussenschoolse opvang, toegeëigend heeft. Verweerster heeft gesteld dat er in de periode van februari 2012 tot 18 november 2013 in totaal ruim
€ 11.000,- van de tso‑rekening naar de privérekening van eiseres is overgemaakt. Daarvan is een bedrag van ruim € 2.800,- teruggestort naar de tso-rekening. Als voorbeelden van het privékarakter van de opnames heeft verweerster de onder 1.2 genoemde transacties opgesomd. Ook is er in de periode van februari 2012 tot 18 november 2013 ruim € 9.300,- aan contanten opgenomen van de tso-rekening met de bankpas die eiseres onder zich hield. Verder is een bedrag van € 860,- van de tso-rekening overgemaakt naar de bankrekening van de zoon van eiseres, waarvan € 200,- is geretourneerd.
3. Eiseres heeft gesteld dat zij ten onrechte niet is gehoord in bezwaar. Zij heeft tweemaal een hoorzitting wegens ziekte af laten zeggen, maar daaruit mag niet worden afgeleid dat eiseres niet gehoord wilde worden.
3.1
Deze beroepsgrond slaagt. Verweerster heeft ten onrechte uit de herhaalde ziekmelding voor een hoorzitting en vermelding in de e-mail van 9 februari 2014 “
[eiseres]laat via dit schrijven weten dat zij geen aanvullingen op haar bezwaarschrift heeft” afgeleid dat eiseres afzag van haar recht om gehoord te worden. Deze conclusie volgt niet ondubbelzinnig uit de genoemde zin. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat deze zin uit de e-mail wordt gevolgd door “
In afwachting van uw telefonisch bericht”, waaruit kan worden afgeleid dat eiseres een telefonische reactie verwachtte en niet meteen een beslissing op haar bezwaar.
Gelet hierop en gelet op de aard van het bestreden besluit (een strafontslag) is de rechtbank van oordeel dat de schending van de hoorplicht niet kan worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep is derhalve gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:2 van de Awb.
4. Nu eiseres in beroep voldoende gelegenheid heeft gehad haar standpunt naar voren te brengen en zij ter zitting door de rechtbank is gehoord, ziet de rechtbank geen reden verweerder op te dragen eiseres alsnog te horen over haar bezwaar. De rechtbank zal het beroep ook inhoudelijk beoordelen, zodat partijen weten waar zij aan toe zijn.
4.1
Met verweerster is de rechtbank van oordeel dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Daarvoor is reeds voldoende dat eiseres heeft erkend dat zij in de zes door verweerster in het primaire besluit opgesomde transacties (die haar ook op 25 november 2013 waren voorgehouden tijdens het gesprek) privéuitgaven heeft gedaan ten laste van de tso-rekening. Eiseres behoorde gelet op haar verantwoordelijkheid als beheerder van de tso-rekening te waken over de op die rekening aanwezige gelden. Vanuit dat perspectief acht verweerster terecht onaanvaardbaar dat eiseres de bankpas herhaaldelijk en gedurende een langere tijdsperiode voor het doen van privéuitgaven heeft gebruikt, zelfs als dit alleen ten aanzien van de zes door verweerster expliciet genoemde transacties zou kunnen worden vastgesteld.
4.2
Voor het aannemen van verminderde verwijtbaarheid op grond van de door eiseres gestelde omstandigheden ziet de rechtbank net als verweerster geen aanleiding. Voor zover al aangenomen zou kunnen worden dat eiseres in de door haar erkende gevallen per ongeluk de bankpas van de tso-rekening zou kunnen hebben verwisseld met de bankpas van haar privérekening, zoals door eiseres ter zitting is gesteld, acht de rechtbank niet geloofwaardig dat dit zes keer per ongeluk kon gebeuren. Eiseres heeft de gestelde vergissingen ook nimmer gemeld bij verweerster. Verder is niet gebleken dat zij onder specifieke vermelding van de privéuitgaven de opgenomen bedragen terug heeft gestort, zodat niet kan worden vastgesteld dat eiseres met overboekingen van haar privérekening naar de tso-rekening daadwerkelijk de genoemde zes privétransacties terug heeft betaald.
Voorts kunnen de door eiseres aangevoerde omstandigheden dat zij feitelijk niet werkzaam was als administratief medewerkster, maar als conciërge, dat zij ten onrechte nooit begeleiding of hulp heeft gekregen bij het beheer van de tso-rekening, dat dit beheer een chaos was en dat zij veel aankopen van deze rekening moest verrichten, niet leiden tot de conclusie dat eiseres niet of niet volledig kan worden toegerekend dat zij (in ieder geval in de zes door haar erkende gevallen) gelden van de tso-rekening heeft gebruikt voor het doen van privéuitgaven.
4.3
Verweerster stelt zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt dat de maatregel van strafontslag evenredig is aan de aard en ernst van het plichtsverzuim.
4.4
De rechtbank komt tot de conclusie dat het bestreden besluit, afgezien van de schending van de hoorplicht, rechtmatig is. Om die reden zal de rechtbank bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand blijven. Dit betekent dat het ontslag van eiseres in stand blijft en dat verweerder daarover geen nieuw besluit hoeft te nemen.
5. Omdat het strafontslag in stand blijft, heeft eiseres geen recht op doorbetaling van haar salaris na de ontslagdatum.
5.1
In het primaire besluit schrijft verweerster dat het bedrag dat eiseres ten onrechte van de tso-rekening heeft opgenomen zal worden verrekend met de eindafrekening. Deze eindafrekening (de vordering van verweerster op eiseres minus terugstortingen door eiseres minus tegoeden van eiseres aan vakantiegeld en eindejaarsuitkering) is nog niet opgesteld. De rechtbank merkt hierover op dat verweerster slechts bevoegd is tot verrekening voor zover haar vordering op eiseres voldoende vaststaat.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerster aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand blijven;
- draagt verweerster op het betaalde griffierecht van € 165,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A.C. van Nifterick, voorzitter, en mr. B. van Velzen en mr. A.G. van Malenstein, leden, in aanwezigheid van mr. M.L. Bosman-Schouten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 november 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.