Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De verdere procedure
2.Het geschil
3.De beoordeling
4.De beslissing
[naam kind], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], voortaan alleen aan de man toekomt;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 september 2014 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende het gezag over een minderjarige en de partneralimentatie. De man verzocht om het eenhoofdig gezag over de minderjarige, terwijl de vrouw hiertegen verweer voerde. De rechtbank oordeelde dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord was en dat de minderjarige emotioneel klem zat tussen de ouders. Gezien de omstandigheden, waaronder de ondertoezichtstelling van de minderjarige, oordeelde de rechtbank dat het in het belang van de minderjarige was dat het gezag aan de man alleen werd toegewezen. De rechtbank concludeerde dat de vrouw niet in staat was om haar ouderrol adequaat te vervullen, wat leidde tot de beslissing om het gezamenlijk gezag te beëindigen.
Daarnaast verzocht de man om de partneralimentatie te beëindigen of te matigen. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de vrouw grievend waren, maar niet zodanig dat de lotsverbondenheid volledig verloren was gegaan. De rechtbank besloot de partneralimentatie te matigen tot 50%, wat resulteerde in een maandelijkse bijdrage van € 340,--. De rechtbank hield rekening met de financiële situatie van de vrouw, die gedeeltelijk afhankelijk was van een bijstandsuitkering, en oordeelde dat zij niet in staat was volledig in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en er staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag.