In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 november 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van witwassen van een geldbedrag van € 63.050,-- en andere goederen. De verdachte heeft op verzoek van haar partner geld uit haar woning gehaald met de kennelijke bedoeling om opbrengsten uit misdrijf aan het zicht van justitie te onttrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 oktober 2012, na een observatie door de politie, werd aangehouden met een grote hoeveelheid contant geld en waardevolle horloges in haar bezit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld afkomstig was uit een misdrijf, gezien de omstandigheden waaronder het geld werd aangetroffen en het lage inkomen van zowel de verdachte als haar partner in de jaren voorafgaand aan het feit.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 107 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is er een taakstraf van 200 uren opgelegd, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank heeft ook beslist over de in beslag genomen voorwerpen, waarbij sommige voorwerpen aan de verdachte zijn teruggegeven en andere zijn verbeurd verklaard. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de overwegingen meegenomen bij het bepalen van de strafmaat. De verdachte is vrijgesproken van het witwassen van de BMW en de horloges, omdat niet bewezen kon worden dat deze goederen met crimineel geld waren aangeschaft.