ECLI:NL:RBROT:2014:9296

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2014
Publicatiedatum
14 november 2014
Zaaknummer
10/750529-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door invoer van cocaïne vanuit Curaçao

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 31 oktober 2014 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die opzettelijk cocaïne vanuit Curaçao naar Nederland heeft gebracht. De verdachte, geboren in 1990 op de Nederlandse Antillen, was preventief gedetineerd en had geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland. De officier van justitie, mr. J. Spaans, had gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de tenlastelegging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 september 2014 te Schiphol, in vereniging met anderen, ongeveer 420 gram cocaïne heeft ingevoerd, wat in strijd is met de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig feit, waarbij cocaïne, een gevaarlijke stof, betrokken was. De verdachte had de intentie om door het transport geld te verdienen, maar de rechtbank hield rekening met het feit dat hij niet eerder was veroordeeld en dat er onvoldoende bewijs was dat hij deel uitmaakte van een criminele organisatie. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/750529-14
Datum uitspraak: 31 oktober 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum] 1990,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
preventief gedetineerd in de PI Rijnmond - HvB De IJssel, locatie Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. M. Bijleveld, advocaat te Hoofddorp.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 oktober 2014.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks15 september 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 420 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen en de voor de bewezenverklaring redengevende inhoud daarvan zijn weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
STRAFBAARHEID FEIT
Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het invoeren van ruim 400 gram cocaïne in Nederland vanuit Curaçao. De verdachte dacht dat hij, door dit transport voor een ander uit te voeren, goedkoop in Nederland kon komen en makkelijk geld kon verdienen. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen gevaarlijke stof en daarom verboden bij de Opiumwet. De handel in en het gebruik van cocaïne brengen, zo leert de ervaring, criminaliteit en overlast mee.
Op een dergelijk feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van beperkte duur.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf in aanmerking genomen het op naam van de verdachte gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie, d.d. 13 oktober 2014, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel, evenals door de raadsman bepleit, dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat de verdachte deel heeft uitgemaakt van de criminele organisatie die achter de transporten zit, maar dat hij enkel dit transport heeft uitgevoerd. De rechtbank zal hiermee rekening houden in de strafmaat.
Alles afwegend wordt de hierna te noemen straf passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Behalve op het reeds genoemde artikel is gelet op artikel 10 van de Opiumwet.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. M.A.J.M. Jansen en D.L. Spierings, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 oktober 2014.

Bijlage I bij vonnis van 31 oktober 2014.

TEKST TENLASTELEGGING.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 september 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 420
gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/ond Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 5 Opiumwet