ECLI:NL:RBROT:2014:9295

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2014
Publicatiedatum
14 november 2014
Zaaknummer
10/812063-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 31 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1940, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens is de verdachte verplicht om een schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij. De zaak kwam voort uit een conflict tussen de verdachte en de benadeelde partij, dat op 1 maart 2014 escaleerde toen de verdachte met een groot mes voor de deur van de benadeelde partij stond en stekende bewegingen maakte. De verdachte ontkende echter deze stekende bewegingen te hebben gemaakt, en de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om deze beschuldiging te ondersteunen, waardoor de verdachte op dat punt werd vrijgesproken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel degelijk opzettelijk de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard door met een vlijmscherp mes in de hand bij de benadeelde partij te staan. De rechtbank oordeelde dat de feiten strafbaar waren en dat de verdachte strafbaar was voor de gepleegde feiten. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten bij het bepalen van de straf. De vordering van de benadeelde partij werd grotendeels toegewezen, met uitzondering van een deel dat niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank legde ook een maatregel tot schadevergoeding op, die de verdachte verplichtte om een bedrag van € 874,93 te betalen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/812063-14
Datum uitspraak: 31 oktober 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1940,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:
[adres en woonplaats],
raadsman mr. A.P. van Elswijk, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 oktober 2014.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. E.S. van der Deijl heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- toewijzing (integraal) van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.560,95.
MOTIVERING PARTIËLE VRIJSPRAAK
Aangever [benadeelde partij] heeft verklaard dat de verdachte op 1 maart 2014 voor zijn deur stond met een groot mes en dat de verdachte stekende bewegingen in zijn richting heeft gemaakt. De verdachte ontkent dat hij stekende bewegingen heeft gemaakt. Uit het dossier en hetgeen behandeld is ter terechtzitting is niet gebleken dat er enig bewijsmiddel is dat de verklaring van aangever op dit punt ondersteunt. Nu alleen de aangever heeft verklaard dat er stekende bewegingen met het mes zijn gemaakt door de verdachte, is er op dit punt onvoldoende wettig bewijs, zodat de verdachte hiervan zowel ten aanzien van het onder 1 primair als het onder 2 ten laste gelegde partieel dient te worden vrijgesproken.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair.
hij op
of omstreeks01 maart 2014 te Vlaardingen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
  • met een (groot) mes, althans een puntig voorwerp, een of meer stekende beweging(en) heeft gemaakt in de richting van die [benadeelde partij], en/of
  • (daarbij)die [benadeelde partij] met dat mes in zijn vingers heeft
    gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks01 maart 2014 te Vlaardingen [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk
  • zich aan voornoemde [benadeelde partij] opgedrongen, en
  • een
  • (vervolgens) met dat mes stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [benadeelde partij], en/of
  • aan die [benadeelde partij] dreigend de woorden toegevoegd: "ik snij je kop eraf" en/of "ik ga je steken" en/of "ik ga je dood steken",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen en de voor de bewezenverklaring redengevende inhoud daarvan zijn weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
NADERE BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte geen stekende beweging heeft gemaakt en dat het slachtoffer zichzelf heeft verwond door in het mes te grijpen. Nu het slachtoffer zichzelf heeft verwond, dient de verdachte vrijgesproken te worden van zowel het onder 1 primair als subsidiair ten laste gelegde feit.
Het oordeel van de rechtbank.
De aangever en de verdachte hebben al langere tijd ruzie over (met name) een tafeltje dat in het portiek staat bij de woning van de verdachte. Op 1 maart 2014 is deze ruzie geëscaleerd. De aangever heeft verklaard dat de verdachte op 1 maart 2014 met een groot mes bij hem voor de deur stond. De verdachte heeft dit bevestigd. De verdachte heeft verklaard dat hij het mes rechts naast zich hield ter hoogte van zijn heup en met de punt naar voren. Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat het mes dat hij in zijn hand had een vlijmscherp mes betrof. De rechtbank is van oordeel dat als je met een vlijmscherp mes in je hand, waarvan de punt naar voren is gericht, bij iemand aan de deur staat, je het risico neemt dat diegene schrikt, zich gaat afweren en zich dan ernstig verwondt. De verdachte heeft, gelet op het vorenstaande, dan ook bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er bijvoorbeeld pezen in de hand van het slachtoffer zouden worden geraakt en het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel op zou lopen. Dat het hier bij een poging is gebleven, is niet aan de verdachte te danken.
Op basis van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de poging tot zware mishandeling.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
1.
poging tot zware mishandeling;
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Psychische overmacht
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit een beroep gedaan op psychische overmacht door te stellen dat de verdachte handelde onder psychische druk en geen andere mogelijkheid zag om een einde te maken aan het langdurige conflict met het slachtoffer. Het kapottrappen van het gewraakte tafeltje was de spreekwoordelijke druppel. De raadsman heeft hierbij nog opgemerkt dat de verdachte het probleem met het tafeltje in eerste instantie vreedzaam heeft willen oplossen en dat zowel de wijkmeester als de woningbouwvereniging het geen probleem vonden dat het tafeltje van de verdachte in het portiek stond.
De rechtbank overweegt als volgt.
Een beroep op psychische overmacht kan slechts slagen, indien de verdachte heeft gehandeld onder een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. In het onderhavige geval zou de drang, het betoog van de verdediging volgend, hebben bestaan in het feit dat de verdachte, gelet op de reeds twee jaar bestaande ruzie, geen andere uitweg zag dan te handelen zoals hij heeft gedaan.
Met hetgeen de verdediging heeft aangevoerd is onvoldoende onderbouwd dat in dit geval sprake was van een zodanige van buiten komende kracht, dwang of drang dat van de verdachte niet meer redelijkerwijs kon worden gevergd dat hij daaraan weerstand kon bieden. Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat hier sprake was van psychische overmacht. Dit verweer wordt dan ook verworpen
Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor de door hem gepleegde strafbare feiten.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gepoogd het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een groot mes voor de deur van het slachtoffer te gaan staan waarbij het slachtoffer, doordat deze heeft getracht zich te verdedigen, gewond is geraakt aan zijn hand. De verdachte heeft door zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte de aangever woordelijk bedreigd met de dood. Beide feiten zijn gepleegd bij de deur van de woning van de aangever.
Door dusdanig te handelen heeft verdachte bij het slachtoffer gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Bovendien brengen dit soort feiten ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving te weeg.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 13 oktober 2014 niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een geldboete hier, gelet op de zwaarte van de zaak, niet aan de orde is. Artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht beperkt echter in gevallen als onderhavige het opleggen van uitsluitend een taakstraf. Echter, een “kale” taakstraf kan wel worden opgelegd, indien de gevolgen voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer beperkt zijn gebleven. De rechtbank beschouwt het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen als beperkt letsel en komt tot de conclusie dat in onderhavig geval de gevolgen voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer niet dusdanig ernstig zijn dat het opleggen van een taakstraf dient te worden uitgesloten. De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf de meest passende strafmodaliteit is.
Om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, zal een deel van de taakstraf voorwaardelijk worden opgelegd.
Alles afwegend wordt de hierna te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij], wonende te [adres en woonplaats 2], ter zake van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 760,95 aan materiële schade en een bedrag van € 800,00 aan immateriële schade.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks schade is toegebracht en de gevorderde materiële schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering, met uitzondering van de post “verlofuren”, worden toegewezen tot een bedrag van € 474,93, vermeerderd met de wettelijke rente.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente.
De behandeling van het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de verlofuren levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Daarnaast zal de benadeelde partij voor het overige deel van de immateriële schade niet ontvankelijk worden verklaard. Deze delen van de vordering kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte “met het mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [benadeelde partij]” zoals dit onder de feiten 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte, groot
60 (zestig) urenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 (twee) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [adres en woonplaats 2]toe tot een bedrag van
€ 874,93 (achthonderdvierenzeventig euro en drieënnegentig cent), bestaande uit € 474,93 aan materiële schade en € 400,00 aan immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 874,93 (achthonderdvierenzeventig euro en drieënnegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 874,93 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
17 (zeventien) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat het bij de maatregel tot schadevergoeding genoemde bedrag in
10 (tien) gedeeltenvan
€ 87,50 (zevenentachtig euro en vijftig cent)mag worden voldaan; de termijn voor de betaling van het tweede en volgende gedeelte wordt gesteld op
1 (één) maand;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. M.A.J.M. Jansen en D.L. Spierings, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 oktober 2014.

Bijlage I bij vonnis van 31 oktober 2014.

TEKST TENLASTELEGGING.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 01 maart 2014 te Vlaardingen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [benadeelde partij],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet
  • met een (groot) mes, althans een puntig voorwerp, een of meer stekende beweging(en) heeft gemaakt in de richting van die [benadeelde partij], en/of
  • (daarbij) die [benadeelde partij] met dat mes in zijn vingers heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 maart 2014 te Vlaardingen opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [benadeelde partij]),
met een (groot) mes, althans een puntig voorwerp, in zijn vingers heeft
gestoken/gesneden,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 maart 2014 te Vlaardingen [benadeelde partij] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
heeft verdachte opzettelijk
  • zich aan voornoemde [benadeelde partij] opgedrongen, en/of
  • een (groot) mes, althans een puntig voorwerp, aan die [benadeelde partij] getoond, en/of
  • (vervolgens) met dat mes stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [benadeelde partij], en/of
  • aan die [benadeelde partij] dreigend de woorden toegevoegd: "ik snij je kop eraf" en/of "ik ga je steken" en/of "ik ga je dood steken",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht