ECLI:NL:RBROT:2014:9279
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van stelselmatige mishandelingen van kinderen door verdachte
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van stelselmatige mishandeling van haar acht eigen kinderen en twee halfbroertjes. De tenlastelegging omvatte ernstige beschuldigingen van mishandeling, waaronder het slaan met diverse voorwerpen en het toebrengen van brandwonden. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. Tijdens de zitting op 8 oktober 2014 werd vastgesteld dat de verklaringen van de kinderen tegenstrijdigheden vertoonden, zowel in hun individuele verklaringen als in de verklaringen onderling. Bovendien gaven de medische rapportages geen eenduidige conclusies over de oorzaak van de geconstateerde letsels. Gezien deze tekortkomingen in het bewijs kon de rechtbank niet met gerede twijfel vaststellen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de beschuldigingen en hefte het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. M. van Nooijen als voorzitter, en de uitspraak werd openbaar gedaan op dezelfde dag.