ECLI:NL:RBROT:2014:9114

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 september 2014
Publicatiedatum
7 november 2014
Zaaknummer
459412/JE RK 14-2975 en 450657/JE RK 14-1487
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om machtiging gesloten jeugdzorg voor minderjarige na onterecht verblijf in gesloten regime

In deze zaak heeft de kinderrechter op 26 september 2014 uitspraak gedaan in een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht om een machtiging tot opname van een minderjarige in een gesloten jeugdzorg-accommodatie. De minderjarige had vier maanden in een gesloten jeugdzorg-regime verbleven zonder de vereiste machtiging en zonder instemming met de vrijheidsbeperkende maatregelen. De kinderrechter constateerde dat de minderjarige ten onrechte onder een gesloten regime verbleef, aangezien er sinds mei 2014 geen geldige machtiging meer van kracht was. De Raad had op 10 september 2014 een verzoek ingediend voor een nieuwe machtiging, maar de kinderrechter oordeelde dat de onderbouwing voor deze aanvraag onvoldoende was. De minderjarige had geen instemming gegeven voor de beperkingen en de betrokken organisaties hadden nagelaten om de situatie van de minderjarige adequaat te adresseren. De kinderrechter wees het verzoek om de minderjarige in gesloten jeugdzorg op te nemen af en verlengde in plaats daarvan de machtiging tot plaatsing in een AWBZ-instelling tot de meerderjarigheid van de minderjarige op 5 februari 2015. De kinderrechter benadrukte het belang van een open kader voor de minderjarige en de noodzaak voor de betrokken organisaties om de minderjarige goed voor te lichten over zijn situatie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 26 september 2014
Zaak-/rekestnummer: C/10/459412 / JE RK 14-2975, C/10/450657 JE RK 14-1487

Beschikking in de zaak van:

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, hierna: de raad,

met betrekking tot de minderjarige:
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats], Kameroen,
kind van de met het gezag belaste ouder [naam moeder],
wonende: [adres]

Het verloop van de procedure

Bij beschikking van 2 mei 2014 is de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden.
Bij beschikking van 28 mei 2014 is machtiging verleend tot plaatsing van de minderjarige in
een AWBZ-instelling tot 2 augustus 2014.
Bij beschikking van 17 juli 2014 is de minderjarige onder toezicht gesteld tot zijn meerderjarigheid (5 februari 2015) en is de machtiging tot plaatsing van de minderjarige in een AWBZ-instelling verlengd tot 15 oktober 2014. De behandeling van de zaak is voor het overig verzochte aangehouden.
De raad heeft op 10 september 2014 een verzoekschrift ingediend strekkende tot het verlenen van een machtiging om de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te doen opnemen en te doen verblijven tot de datum van het bereiken van zijn meerderjarigheid, met als bijlage het raadsrapport van 5 september 2014.
Verzoeker heeft verklaard dat zich een geval voordoet als bedoeld in artikel 29b, derde lid van de Wet op de jeugdzorg.
Van de zijde van de advocaat van de minderjarige, mr. G.A. Dorsman, is een mailbericht met bijlagen ingekomen, gedateerd 11 september 2014.
Van de zijde van de stichting is een brief ingekomen, gedateerd 23 september 2014, met als bijlagen het indicatiebesluit, een instemmende verklaring van een gedragswetenschapper en het evaluatie- en perspectiefplan Schakenbosch.
Van de zijde van de raad is een faxbericht ingekomen, gedateerd 25 september 2014.
De zaak is behandeld op 26 september 2014. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de minderjarige, bijgestaan door mr. G.A. Dorsman, voornoemd;
  • de moeder;
  • de stiefvader, [naam];
  • William Schrikker Stichting (hierna: de stichting), vertegenwoordigd door
  • de raad, vertegenwoordigd door[naam]

De beoordeling

Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting stelt de kinderrechter vast dat de minderjarige binnen Schakenbosch nog steeds onder een regime, behorend bij de gesloten jeugdzorg verblijft terwijl een machtiging voor een dergelijke plaatsing sinds mei 2014 niet (meer) van kracht is.
In de beschikking van 17 juli 2014 is bepaald dat de raad uiterlijk op 12 september 2014 de rechtbank en belanghebbenden dient te informeren over onder meer de vraag of de minderjarige in Schakenbosch op een gesloten, besloten of open groep verblijft. Telefonisch is namens de raad op 24 september 2014 aan de griffier kenbaar gemaakt dat het rapport van de raad van 5 september 2014 niet afdoende antwoord geeft op deze vraag, hetgeen de kinderrechter onderschrijft. Daarentegen is namens de raad in de brief van 25 september 2014 kenbaar gemaakt dat de gevraagde informatie is terug te vinden in genoemd aanvullend rapport van 5 september 2014. Ter zitting kon namens de raad geen verklaring gegeven worden voor deze tegenstrijdigheid.
In het e-mailbericht van 25 juli 2014 van Schakenbosch, gericht aan de advocaat, is onder meer vermeld: “Wij behandelen [de minderjarige] op groep 3 waar hij op een plek zit waar er zoveel openheid/vrijheid gegeven kan worden als de jongere aankan, maar waar ook geslotenheid geboden kan worden waar nodig voor de veiligheid van de jongere.” Als bijlage bij dat e-mailbericht zijn de Juridische kaders meegezonden. De kinderrechter stelt echter vast dat uit deze stukken evenmin blijkt op basis waarvan de minderjarige sinds mei 2014 (nog steeds) in geslotenheid mag worden gehouden/geplaatst. Dit bevreemdt des te meer omdat in onder meer het evaluatieverslag van Schakenbosch van de periode juni-september 2014 is vermeld dat de minderjarige aldaar vrijwillig verblijft.
Desgevraagd kunnen de raad en de stichting ter zitting geen antwoord geven op de vraag of de minderjarige zelf heeft ingestemd met de vrijheidsbeperkende maatregelen. De minder-jarige ontkent hiermee ingestemd te hebben.
De kinderrechter acht deze situatie zeer zorgelijk. De minderjarige mag binnen Schakenbosch slechts in zijn vrijheid beperkt worden indien een daartoe strekkende machtiging van kracht is of indien de minderjarige zelf heeft ingestemd met de beperkingen. Van geen van beide is gebleken, terwijl de raad en de stichting hier reeds ter zitting van 17 juli 2014 op zijn gewezen. Blijkbaar is dit voor deze organisaties geen aanleiding geweest om in deze actie te ondernemen.
Thans wordt alsnog een machtiging verzocht om de minderjarige in gesloten jeugdzorg te doen opnemen en verblijven. Ter onderbouwing wordt aangevoerd dat zich sinds de zitting van 17 juli 2014 meerdere incidenten hebben voorgedaan, waarbij de minderjarige agressief gedrag vertoonde en gefixeerd moest worden. De minderjarige is in toenemende mate ongehoorzaam en accepteert geen gezag. Hij is het niet eens met de lijn zoals die door Schakenbosch is ingezet. Zijn motivatie neemt af en zijn frustratie neemt toe, aldus de raad. Gezien deze situatie en gezien het feit dat de minderjarige eerder heeft laten zien op impulsieve en ernstige wijze te kunnen reageren, acht de raad een gesloten plaatsing noodzakelijk. De stichting sluit zich bij het verzoek van de raad aan.
De kinderrechter overweegt als volgt. Ter zitting van 17 juli 2014 is duidelijk geworden dat de minderjarige ten onrechte onder een gesloten regime binnen Schakenbosch verbleef en overigens die dag ook ten onrechte vervoerd was met DV&O. Thans blijkt dat in het gesloten regime van de minderjarige, zonder wettelijke basis, geen verandering is gekomen. Dat sinds 17 juli 2014 de frustratie bij de minderjarige is opgelopen, acht de kinderrechter dan ook niet onbegrijpelijk. Zeker gezien het lage intelligentie-niveau van de minderjarige had het op de weg van de stichting en Schakenbosch gelegen de minderjarige helder uit te leggen wat zijn positie was en zorg te dragen voor een open regime zolang er door de minderjarige niet was ingestemd met vrijheidsbeperkende maatregelen en/of zolang er door de rechter geen machtiging was afgegeven voor een gesloten regime. De raad op zijn beurt heeft onvoldoende oog gehad voor het feit dat het verslechterende gedrag van de minderjarige mogelijk een reactie was op de onduidelijkheden die door de stichting en Schakenbosch zijn gecreëerd en in stand gehouden.
Uit de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper blijkt dat deze is meegegaan in genoemde onduidelijkheid, zonder hierover kritische vragen te stellen. De gedragsweten-schapper maakt immers melding van: ‘een stagnerende behandeling binnen de gesloten jeugdzorg’ en ‘continuering van de gesloten plaatsing’. De gedragswetenschapper concludeert voorts dat er qua gezagskader veel ruimte is voor ruis aangezien de jeugdige ervan uitgaat dat hij nog steeds vrijwillig op Schakenbosch verblijft. De kinderrechter stelt echter vast dat de minderjarige er op juiste gronden vanuit gaat dat hij vrijwillig in Schakenbosch verblijft. De inhoud van de instemmingsverklaring is derhalve niet begrijpelijk. Desgevraagd is namens de raad ter zitting verklaard dat aan de gedragsweten-schapper geen opheldering is gevraagd over de inhoud van de instemmingsverklaring.
Nu de in de beschikking van 17 juli 2014 gestelde vragen nog steeds niet beantwoord zijn, heeft de kinderrechter overwogen de zaak opnieuw aan te houden. Met de advocaat van de minderjarige acht de kinderrechter een volgende aanhouding echter niet in het belang van de minderjarige, die al over vier maanden meerderjarig wordt.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is de kinderrechter van oordeel dat de verzochte machtiging tot plaatsing in gesloten jeugdzorg dient te worden afgewezen. Middels de stukken en het verhandelde ter zitting is niet afdoende onderbouwd dat opneming en verblijf van de minderjarige in een gesloten regime noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken. De stichting en Schakenbosch hebben vier maanden lang nagelaten de minderjarige in het juiste regime te plaatsen en hem duidelijk uitleg te geven over zijn positie. Indien zij dit wel zouden hebben gedaan, dan wel alsnog doen sluit de kinderrechter niet uit dat tot een goede werkrelatie met de minderjarige gekomen kan worden.
Het is thans van belang dat de stichting en Schakenbosch de minderjarige het open kader bieden waar hij al sinds mei 2014 aanspraak op heeft en de komende maanden benutten om de minderjarige voor te bereiden op zijn meerderjarigheid. Van de minderjarige wordt verwacht dat hij zich maximaal inzet op de groep en op school en dat hij beseft dat zijn wensen voor de toekomst belemmerd zullen worden, indien hij zich agressief gedraagt.
De kinderrechter is van oordeel dat verlenging van de machtiging tot plaatsing in een AWBZ-instelling in het belang is van de minderjarige. Ter terechtzitting hebben alle betrokkenen ermee ingestemd.

De beslissing

Verlengt met ingang van 15 oktober 2014 de duur van de machtiging tot plaatsing van de minderjarige in een AWBZ-instelling tot zijn meerderjarigheid, te weten tot 5 februari 2015.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het verzoek om de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te doen opnemen en te doen verblijven.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in bijzijn van
mw. P. Thakoerdat, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.