ECLI:NL:RBROT:2014:9038

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 november 2014
Publicatiedatum
5 november 2014
Zaaknummer
C-10-451331 - HA ZA 14-532
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot zekerheidstelling door executant ten behoeve van derde-beslagene in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 5 november 2014 een vonnis gewezen in een incident betreffende een vordering tot zekerheidstelling. De eiseres, IT Management Ltd, een rechtspersoon naar het recht van Gibraltar, heeft een incidentele vordering ingediend op basis van artikel 477a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De vordering is gericht tegen de gedaagde, die in het incident eiser is, en betreft de zekerheidstelling van proceskosten tot een bedrag van € 10.000,- middels een bankgarantie van een in Nederland gevestigde gereputeerde bankinstelling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de executant, IT Management, geen bezwaar heeft tegen het stellen van zekerheid. De gedaagde heeft aangevoerd dat het voor hem moeilijk zal zijn om de proceskostenveroordeling te verhalen, gezien de buitenlandse vestiging van IT Management. De rechtbank heeft de vordering van de gedaagde tot zekerheidstelling toegewezen, maar het bedrag is vastgesteld op € 4.002,- in plaats van de gevraagde € 10.000,-. Dit bedrag is berekend op basis van de te verwachten proceskosten in de hoofdzaak, inclusief griffierechten en advocaatkosten.

De rechtbank heeft bepaald dat de zekerheid moet worden gesteld in de vorm van een bankgarantie van een Nederlandse bank, en heeft een termijn van vier weken gesteld voor het stellen van deze zekerheid. De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden, zodat de gedaagde zich kan uitlaten over de stelling van IT Management dat hij onterecht de stap van een buitengerechtelijk verzoek heeft overgeslagen. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Th. Veling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/451331 / HA ZA 14-532
Vonnis in incident van 5 november 2014
in de zaak van
de rechtspersoon naar het recht van Gibraltar
IT MANAGEMENT LTD,
gevestigd te Gibraltar,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. L.G.C.M. de Wit,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. P. van der Mersch.
Partijen zullen hierna IT Management en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 mei 2014, met producties;
  • de incidentele conclusie ex artikel 477a lid 2 Rv. van 3 september 2014, met producties;
  • de incidentele conclusie van antwoord van 17 september 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering en de beoordeling in het incident

2.1.
[gedaagde] vordert zekerheidsstelling door IT Management tot een bedrag van € 10.000,- middels een bankgarantie van een in Nederland gevestigde gereputeerde bankinstelling. De vordering is gebaseerd op artikel 477a lid 2 Rv. [gedaagde] voert hiertoe – kort gezegd – aan dat IT Management is gevestigd te Gibraltar en in geval van onwil van betaling zal het voor hem niet eenvoudig zijn de proceskostenveroordeling te verhalen.
2.2.
IT Management voert – kort gezegd – aan dat zij bereid is tot zekerheidstelling van een redelijk bedrag voor de proceskosten, maar de door [gedaagde] gevraagde hoogte hiervan betwist. Zij refereert zich ter zake hiervan aan het oordeel van de rechtbank. IT Management vordert voorts veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten van het incident nu hij de stap van een buitengerechtelijk verzoek tot zekerheidsstelling heeft overgeslagen.
2.3.
Mede gelet op de omstandigheid dat IT Management geen bezwaar heeft tegen het stellen van zekerheid, ziet de rechtbank aanleiding de vordering van [gedaagde] tot het stellen van zekerheid toe te wijzen.
2.4.
[gedaagde] vordert het bedrag van de zekerheidstelling te bepalen op € 10.000,- omdat hij verwacht dat de procedure complexer zal uitvallen dan men normaliter zou mogen verwachten. [gedaagde] heeft echter niet gespecificeerd op welke wijze hij dit bedrag heeft berekend.
2.5.
De hoogte van het bedrag waarvoor zekerheid gesteld dient te worden, wordt door de rechtbank als volgt vastgesteld. Aan de incidentele conclusie wordt één punt à € 452,00 (tarief II) toegekend. Voor de hoofdzaak zal de rechtbank uitgaan van drie te liquideren punten - voor de conclusie van antwoord, de comparitie van partijen en voor een aanvullende handeling zoals een akte, of een conclusie van dupliek - tegen tarief IV
(€ 894,00). Daarnaast is het griffierecht voor [gedaagde] vastgesteld op € 868,-. De rechtbank bepaalt het bedrag waarvoor thans genoegzame zekerheid dient te worden gesteld derhalve op € 4.002,00. Voor het vaststellen van een hoger bedrag aan advocaatsalaris, zoals [gedaagde] kennelijk wenst, bestaat in deze stand van de procedure vooralsnog geen aanleiding. Aan de zekerheidsstelling zal een termijn van vier weken worden verbonden.
2.6.
[gedaagde] heeft voorts gevorderd dat de zekerheid wordt gesteld in de vorm van een bankgarantie van een Nederland gevestigde gereputeerde bankinstelling (ABN Amro Bank, Rabobank, ING Bank dan wel SNS Bank). De rechtbank zal bepalen dat een bankgarantie dient te worden gesteld van een Nederlandse bank overeenkomstig het Rotterdamse Garantieformulier dan wel het model van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB).
2.7.
De rechtbank zal de beslissing over de proceskosten in het incident aanhouden, gelet op de stelling van IT Management dat indien [gedaagde] buiten rechte zou hebben gevraagd om zekerheidsstelling van proceskosten, IT Management dat gezien de wettelijke regeling zeker in overweging genomen zou hebben. IT Management is hierdoor van oordeel dat [gedaagde] de daardoor onnodig veroorzaakte proceskosten in het incident zou moeten voldoen. [gedaagde] zal zich in de conclusie van antwoord over deze stelling kunnen uitlaten.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
beveelt IT Management, gevestigd te Gibraltar, op straffe van niet-ontvankelijkheid in de hoofdzaak, tot zekerheidsstelling over te gaan voor een bedrag van
€ 4.002,00 (vierduizend en twee euro), ter zake van de proceskosten tot betaling waarvan zij veroordeeld zal kunnen worden, ten behoeve van [gedaagde], uiterlijk 3 december 2014, door middel van het stellen van een bankgarantie van een Nederlandse bank overeenkomstig het Rotterdamse Garantieformulier dan wel het model van de Nederlandse Vereniging van Banken, met dien verstande dat de garantie getrokken kan worden door overlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, waarbij ten laste van IT Management een proceskostenveroordeling is uitgesproken,
3.2.
houdt de beslissing omtrent de proceskosten in het incident aan,
3.3.
wijst het anders of meer gevorderde af,
in de hoofdzaak
3.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
17 december 2014voor akte uitlating over de vraag of zekerheid is gesteld en, zo ja, tevens voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2014.
2130/1980