In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 5 november 2014 een vonnis gewezen in een incident betreffende een vordering tot zekerheidstelling. De eiseres, IT Management Ltd, een rechtspersoon naar het recht van Gibraltar, heeft een incidentele vordering ingediend op basis van artikel 477a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De vordering is gericht tegen de gedaagde, die in het incident eiser is, en betreft de zekerheidstelling van proceskosten tot een bedrag van € 10.000,- middels een bankgarantie van een in Nederland gevestigde gereputeerde bankinstelling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de executant, IT Management, geen bezwaar heeft tegen het stellen van zekerheid. De gedaagde heeft aangevoerd dat het voor hem moeilijk zal zijn om de proceskostenveroordeling te verhalen, gezien de buitenlandse vestiging van IT Management. De rechtbank heeft de vordering van de gedaagde tot zekerheidstelling toegewezen, maar het bedrag is vastgesteld op € 4.002,- in plaats van de gevraagde € 10.000,-. Dit bedrag is berekend op basis van de te verwachten proceskosten in de hoofdzaak, inclusief griffierechten en advocaatkosten.
De rechtbank heeft bepaald dat de zekerheid moet worden gesteld in de vorm van een bankgarantie van een Nederlandse bank, en heeft een termijn van vier weken gesteld voor het stellen van deze zekerheid. De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden, zodat de gedaagde zich kan uitlaten over de stelling van IT Management dat hij onterecht de stap van een buitengerechtelijk verzoek heeft overgeslagen. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Th. Veling.