In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 oktober 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot gedwongen schuldregeling van een verzoeker met een aanzienlijke schuldenlast. De verzoeker had op 21 augustus 2014 een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan zijn zes schuldeisers, waarbij hij een betaling van 77,55% aan de preferente schuldeisers en 38,77% aan de concurrente schuldeisers voorstelde. Tijdens de zitting op 24 oktober 2014 bleek echter dat de aangeboden regeling niet goed en betrouwbaar gedocumenteerd was. De rechtbank constateerde dat de verzoeker niet had voldaan aan de verplichtingen met betrekking tot lopende alimentatieverplichtingen, wat leidde tot een toename van de schuldenlast. Dit was niet meegenomen in het voorstel, waardoor de schuldeisers niet goed geïnformeerd waren over de werkelijke situatie.
De rechtbank oordeelde dat de gezamenlijke vordering van de schuldeisers die niet instemden met de regeling, waaronder Zilveren Kruis, ABN AMRO en International Card Services, een aanzienlijk aandeel van 11,4% van de totale schuldenlast vertegenwoordigde. De rechtbank concludeerde dat de aangeboden regeling niet voldeed aan de eisen van de Faillissementswet, omdat de schuldeisers niet konden worden verplicht om in te stemmen met een regeling die niet goed was gedocumenteerd. De rechtbank wees het verzoek tot gedwongen schuldregeling af en besloot dat er bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zou worden beslist.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en transparante documentatie bij het aanbieden van schuldregelingen, vooral wanneer er sprake is van lopende verplichtingen die invloed hebben op de schuldenlast. De rechtbank heeft de verzoeker in deze zaak niet in het gelijk gesteld, wat een belangrijke les is voor toekomstige verzoekers in vergelijkbare situaties.