ECLI:NL:RBROT:2014:9019
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op verzoek van een schuldeiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 oktober 2014 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenares, op verzoek van haar schuldeiser, Stichting Woonstad Rotterdam. De schuldenares had een huurachterstand van € 1.872,06 opgebouwd en voldeed niet aan haar verplichtingen jegens Woonstad. Tijdens de zitting op 6 juni 2014 heeft de schuldenares verklaard bereid te zijn om de achterstand in vier termijnen van € 470,- te voldoen, maar zij is deze afspraak niet nagekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares voldoende gelegenheid heeft gehad om haar tekortkomingen te herstellen, maar dat zij dit niet heeft gedaan. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bovenmatige nieuwe schuld, wat een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling rechtvaardigde.
De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de schuldenares was om geen nieuwe schulden te laten ontstaan en dat zij niet voldoende had aangetoond dat zij niet in staat was om haar huur te betalen. De rechtbank heeft de schuldenares ook verweten dat zij niet actief op zoek is gegaan naar goedkopere woonruimte. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder d, van de Faillissementswet, en heeft vastgesteld dat er geen baten beschikbaar zijn om vorderingen te voldoen.
De beslissing van de rechtbank houdt in dat de schuldenares de kosten van de bewindvoerder moet betalen, voor zover deze niet uit de boedel kunnen worden voldaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.