ECLI:NL:RBROT:2014:8921

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2014
Publicatiedatum
3 november 2014
Zaaknummer
462248 / HA RK 14-887
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter na eindvonnis in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2014 een wrakingsverzoek van een verzoeker behandeld. Het wrakingsverzoek was ingediend op 18 oktober 2014, na de uitspraak van het eindvonnis door de rechter op 3 oktober 2014 in een civielrechtelijke procedure. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking niet ontvankelijk is, omdat de rechter in kwestie, mr. V.F. Milders, al een eindbeslissing had genomen in de zaak, waardoor de behandeling door de rechter was geëindigd. De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat het doel van wraking is om de onpartijdigheid van de rechter te waarborgen, maar dat dit niet meer mogelijk is als de rechter al een uitspraak heeft gedaan. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking buiten behandeling gesteld op grond van kennelijke niet-ontvankelijkheid, met verwijzing naar artikel 9.1 van het Wrakingsprotocol. Tevens heeft de rechtbank opgemerkt dat eventuele grieven van de verzoeker met betrekking tot het vonnis van 3 oktober 2014 aan de orde moeten worden gesteld in een hoger beroep tegen dat vonnis. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 462248 / HA RK 14-887
Beslissing van 3 november 2014
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. V.F. Milders, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht, team kanton 3 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

De rechter heeft in de door [naam] als eiseres tegen verzoeker als gedaagde ingestelde civielrechtelijke vordering op 3 oktober 2014 vonnis gewezen. Die procedure draagt als kenmerk 2058517 CV EXPL 13-22621.
Bij brief van 17 oktober 2014, ingekomen ter griffie op 18 oktober 2014, heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt het hiervoor omschreven vonnis.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van de brief van verzoeker aan de rechtbank, gedateerd 23 oktober 2014.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 36 Rv kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2
Bij het vonnis van 3 oktober 2014 heeft de rechter in de hiervoor omschreven procedure vonnis gewezen. Dat vonnis is een eindbeslissing waarmee de behandeling van de zaak door de rechter is geëindigd.
2.3
Het wrakingsverzoek is op 18 oktober 2014 en derhalve na de uitspraak van voormeld vonnis ingediend.
Uit het vorenstaande volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechter. Het verzoek zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, laatste volzin, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank buiten behandeling worden gesteld.
2.4
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de grieven van verzoeker ten aanzien van meergenoemd vonnis, alsmede ten aanzien waarop de rechter zijn zaak heeft behandeld, door verzoeker aan de orde dienen te worden gesteld na instelling van hoger beroep tegen dat vonnis.

3.De beslissing

stelt het verzoek tot wraking van mr. V.F. Milders wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. O.E.M. Leinarts en mr. M.G.L. de Vette, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 november 2014 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. V.F. Milders
- mr. C.R.A. Knapen