ECLI:NL:RBROT:2014:8873

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2014
Publicatiedatum
31 oktober 2014
Zaaknummer
459613 / HA RK 14-752
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • A.N. van Zelm van Eldik
  • A.A. Kalk
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter mr. K.A. Baggerman

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 oktober 2014 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. dr. F.C. Schirmeister. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. K.A. Baggerman, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht, team Handel. De wraking was gebaseerd op de vrees voor partijdigheid van de rechter, voortkomend uit een klacht die de rechter in het verleden had ingediend tegen de advocaat van verzoekster. De wrakingskamer oordeelde dat de vrees voor partijdigheid zich dient te voordoen bij de procespartij en niet bij de advocaat. De rechter moet elke zaak onbevangen behandelen, ongeacht eerdere voorvallen. De wrakingskamer concludeerde dat het enkele feit dat de rechter in het verleden een klacht had ingediend, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat de professionaliteit en onpartijdigheid van de rechter voorondersteld worden en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor de vrees van verzoekster. Het verzoek tot wraking werd daarom ongegrond verklaard en afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer/rekestnummer: 459613 / HA RK 14-752
Beslissing van 21 oktober 2014
op het verzoek van
[naam verzoekster],
domicilie kiezende te [plaatsnaam],
verzoekster,
advocaat mr. dr. F.C. Schirmeister,
strekkende tot wraking van:
mr. K.A. Baggerman, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht, team Handel (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij dagvaarding van 28 april 2014 heeft verzoekster het [naam gedaagde] gedagvaard te verschijnen ter openbare terechtzitting van 14 mei 2014 van deze rechtbank in de procedure van verzoekster tegen het [naam gedaagde], als vertegenwoordiger van [naam]. Bij vonnis van 23 juli 2014 is een comparitie van partijen gelast, die op 19 november 2014 zou plaatsvinden voor de rechter.
Deze procedure draagt als kenmerk C/10/451162/ HA ZA 14-518.
Bij schrijven van 11 september 2014, ter griffie binnengekomen op 12 september 2014, heeft de advocaat namens verzoekster de wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier met zaaknummer 10/451162 / HA ZA 14-518.
Verzoekster, haar advocaat, het [naam gedaagde] alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij e-mail van 17 september 2014.
Ter zitting van 9 oktober 2014, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen de advocaat van verzoekster, de rechter alsmede [naam] namens het [naam gedaagde]/[naam]. De advocaat van verzoekster alsmede de rechter hebben hun standpunt nader toegelicht.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft haar advocaat namens verzoekster in het schriftelijke wrakingsverzoek en ter zitting het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
De rechter heeft in het verleden, in de tijd dat hij als advocaat werkzaam was en hij de tegenpartij van een cliënt van mij bijstond, een klacht tegen mij ingediend. Ik ervaar het als ongelukkig om nu geconfronteerd te worden met een rechter van wie ik vind dat hij destijds ten onrechte een klacht tegen mij heeft ingediend. Het is al lang geleden dat de rechter de bedoelde klachtprocedure tegen mij heeft opgestart, maar ik heb er geen vertrouwen in dat van de zijde van de rechter de kou volledig uit de lucht is. Wat mij betreft is de kou niet uit de lucht. Ik heb verzoekster ingelicht over de bedoelde klachtprocedure waarop zij mij te kennen heeft gegeven zich onprettig te voelen bij deze situatie. Ik heb de rechter gevraagd zich te verschonen, dit heeft hij geweigerd, hetgeen ik onbegrijpelijk vind. Hierop heb ik de rechter gewraakt omdat er volgens verzoekster en mij een schijn van vooringenomenheid bestaat bij de rechter en er genoeg objectieve redenen zijn om te twijfelen aan diens onpartijdigheid, ook jegens verzoekster.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
Het is juist dat ik, toen ik nog werkzaam was als advocaat, een klacht heb ingediend tegen de advocaat van verzoekster, welke klacht terecht gegrond is verklaard. Ik vermag niet in te zien dat ik door het destijds indienen van die klacht in mijn hoedanigheid van advocaat, de indruk heb doen ontstaan dat er thans sprake is van vooringenomenheid. Er is wat mij betreft geen sprake van animositeit jegens de advocaat van verzoekster. De klachtprocedure doet niet af aan een onpartijdige behandeling van de procedure die verzoekster voor deze rechtbank aanhangig heeft gemaakt.
2.3
Ter zitting heeft de rechter, in aanvulling op het bovenstaande, - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
Ik heb me niet verschoond omdat dat mijns inziens juist de indruk kan wekken dat ik nog een rekening zou hebben te vereffenen met de advocaat van verzoekster, waarvan juist geen sprake is. De klachtprocedure die ik destijds tegen de advocaat van verzoekster heb opgestart, is voor mij een afgeronde zaak. Het gaat er om of er sprake is van partijdigheid dan wel een schijn van partijdigheid. Of de advocaat van verzoekster zich onprettig voelt bij een situatie is niet het criterium.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de namens verzoekster aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de namens verzoekster geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Bepalend is of de vrees voor partijdigheid zich voordoet bij de procespartij; niet bij de advocaat van de procespartij.
Een rechter dient uit hoofde van zijn professionaliteit iedere individuele zaak met onbevangenheid en zonder belemmering door voorvallen in het verleden te behandelen en beoordelen. Die professionaliteit en onpartijdigheid worden bij de rechter voorondersteld. Het enkele gegeven dat de rechter in het verleden in zijn toenmalige hoedanigheid van advocaat in een andere zaak dan de onderhavige zaak een klacht heeft ingediend tegen de advocaat van verzoekster, levert op zichzelf geen grond op voor het oordeel dat er sprake is van partijdigheid en evenmin vormt het een omstandigheid die grond geeft te vrezen dat het bij de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt. Feiten of omstandigheden die in dit geval tot een ander oordeel zouden kunnen leiden zijn aangevoerd noch gebleken. Opgemerkt wordt nog dat het ruim zes jaar geleden is dat de klacht is ingediend en dat daarop is beslist in februari 2009.
3.5
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
wijst af het verzoek tot wraking van mr. K.A. Baggerman.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.N. van Zelm van Eldik, voorzitter, mr. A.A. Kalk en mr. M.G.L. de Vette, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 oktober 2014 in tegenwoordigheid van mr. S.A. Commandeur, griffier.
Verzonden op:
aan:
- [naam verzoekster]
- mr. F.C. Schirmeister
- mr. K.A. Baggerman
- het [naam gedaagde]
- mr. F.A.M. Knüppe