ECLI:NL:RBROT:2014:8867

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 september 2014
Publicatiedatum
31 oktober 2014
Zaaknummer
456977 / HA RK 14-652
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam op 2 september 2014 een verzoek tot wraking afgewezen. Verzoeker, die betrokken was bij een civiele procedure, stelde dat de rechter, mr. W.F. Lubberink, niet onpartijdig kon zijn omdat hij verzoeker kende uit een eerdere procedure waarin verzoeker als getuige was opgeroepen. Verzoeker voelde zich hierdoor benadeeld en meende dat de rechter niet objectief kon oordelen in de lopende zaak. De wrakingskamer heeft echter vastgesteld dat er geen bewijs was dat de rechter verzoeker had herkend tijdens de zitting. De rechter ontkende verzoeker te hebben herkend en beide partijen kregen de gelegenheid om hun standpunten toe te lichten. De wrakingskamer oordeelde dat de vrees van verzoeker voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was. De opmerkingen van de rechter over de lichaamshouding van verzoeker werden niet als partijdig beschouwd, en de wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor een oneerlijke behandeling. Het verzoek tot wraking werd daarom ongegrond verklaard en afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 456977 / HA RK 14-652
Beslissing van 2 september 2014
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. W.F. Lubberink, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht, team Kanton I (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij dagvaarding van 24 maart 2014 is verzoeker gedagvaard te verschijnen ter openbare terechtzitting van 8 april 2014 van deze rechtbank in de procedure van [naam eiseres] tegen verzoeker. Bij vonnis van 12 juni 2014 is door de rechter een comparitie van partijen gelast.
Deze procedure draagt als kenmerk 2947247 \ CV EXPL 14-16009.
De comparitie van partijen is gehouden op 29 juli 2014.
Bij schriftelijke reactie van 30 juli 2014 heeft verzoeker de wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting;
- de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek;
- het dossier met zaaknummer 2947247 \ CV EXPL 14-16009.
Verzoeker alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 11 augustus 2014.
Ter zitting van 25 augustus 2014, alwaar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen verzoeker en de rechter. Verzoeker heeft aan de hand van een pleitnota zijn standpunt nader toegelicht.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de rechter niet objectief is, nu hij verzoeker kent uit een eerdere procedure, waarbij hij verzoeker als getuige heeft laten meebrengen naar de zitting. De gang van zaken bij die procedure heeft veel kwaad bloed gezet tussen de rechter en verzoeker. Nu de rechter verzoeker herkende tijdens de procedure die tegen hem door [naam eiseres] is aangespannen, is hij niet meer onbevooroordeeld en onpartijdig jegens verzoeker. Daarnaast heeft er geen eerlijke behandeling van zijn zaak plaatsgevonden en werd verzoeker onterecht aangesproken op zijn houding ter zitting. Ter zitting heeft verzoeker hier nog aan toegevoegd, dat de rechter niet meer onpartijdig en onbevooroordeeld vonnis kan wijzen, nu uit zijn reactie blijkt, dat hij “meer dan onaangenaam” is getroffen door het taalgebruik van verzoeker in het wrakingsverzoek.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven, dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
De rechter heeft aangegeven dat hij verzoeker ter zitting van 29 juli 2014 niet heeft herkend als iemand uit een eerdere procedure. Ter zitting zijn beide partijen in de gelegenheid gesteld hun standpunten toe te lichten, van een oneerlijke behandeling is geen sprake geweest. De rechter heeft verzoeker op zijn houding gewezen, omdat het erop leek dat verzoeker zich niet betrokken voelde en niet benaderd wilde worden. De rechter heeft zich echter niet partijdig opgesteld en zal dat evenmin doen bij het op 5 september 2014 te wijzen vonnis.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld wordt dat het goed voorstelbaar is, dat de situatie die zich heeft voorgedaan in de eerdere procedure, waarbij verzoeker als getuige is meegebracht, voor hem zeer onaangenaam is geweest. Echter niet is gebleken, dat de rechter verzoeker als zodanig heeft herkend en om die reden jegens hem niet onpartijdig zou kunnen zijn. De rechter ontkent verzoeker te hebben herkend, en ook uit het proces-verbaal van de zitting is zulks niet gebleken. Over hetgeen de rechter jegens verzoeker zou hebben opgemerkt omtrent zijn lichaamshouding kan de wrakingskamer geen oordeel geven, nu het interpreteren van lichaamstaal aan partijen wordt overgelaten. Kennelijk heeft de rechter met zijn opmerking niet de intentie gehad, zoals verzoeker die heeft opgevat.
Uit het proces-verbaal van de zitting is evenmin gebleken, dat sprake is geweest van een oneerlijke behandeling, nu beide partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt naar voren te brengen. De opmerking van de rechter in zijn schriftelijke reactie dat hij zich meer dan onaangenaam getroffen voelde door de bewoordingen van verzoeker in het wrakingsverzoek is niet onbegrijpelijk. De wrakingskamer stelt vast dat er geen aanwijzingen zijn voor het door verzoeker beschreven gedrag noch dat de rechter hiervan geen afstand kan nemen bij het wijzen van zijn vonnis. Dat is wat van een professioneel werkende rechter mag worden verwacht en dat is ook wat de rechter zelf ter zitting nog eens uitdrukkelijk heeft verklaard.
Naar het oordeel van de wrakingskamer geeft hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat er zich omstandigheden hebben voorgedaan die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koesterde, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees, objectief gerechtvaardigd was.
3.5
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

wijst af het verzoek tot wraking van mr. W.F. Lubberink.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.J.M. van der Kaaij, voorzitter, mr. A.P. Hameete en mr. A.A. Kalk, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 september 2014 in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier, en door de voorzitter ondertekend.
De (vul parketnummer in)griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-