ECLI:NL:RBROT:2014:8819

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2014
Publicatiedatum
29 oktober 2014
Zaaknummer
C/10/443102 / HA ZA 14-109
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident inzake internationale rechtsmacht in vennootschapskwestie met partijen woonachtig in Spanje

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Rotterdam, betreft het een bevoegdheidsincident waarbij de internationale rechtsmacht ter discussie staat. De eisers, [eiser1] en [eiser2], beiden woonachtig in Spanje, hebben een vordering ingesteld tegen de gedaagden, [gedaagde1] en [gedaagde2], eveneens woonachtig in Spanje, met betrekking tot de ontbinding van een vennootschap onder firma (vof) en de betaling van geldbedragen. De rechtbank dient te beoordelen of zij rechtsmacht heeft om van deze vorderingen kennis te nemen, gezien het feit dat alle betrokken partijen in Spanje wonen.

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 22 aanhef en sub 2 van de EEX-Vo, de gerechten van de lidstaat waar de vennootschap is gevestigd bij uitsluiting bevoegd zijn voor vorderingen betreffende de ontbinding van vennootschappen. De eisers stellen dat de vof, opgericht op 1 april 1993, gevestigd is te Schiedam, Nederland, en dat de rechtbank daarom bevoegd is. De gedaagden betwisten deze bevoegdheid en stellen dat er geen aanknopingspunten zijn met de Nederlandse rechtssfeer, aangezien alle activiteiten van de vof in Spanje plaatsvinden.

De rechtbank concludeert dat, indien kan worden vastgesteld dat de vof ten tijde van haar oprichting in Nederland was gevestigd, zij bevoegd is om kennis te nemen van de vordering tot ontbinding. Echter, voor de vorderingen tot betaling van geldbedragen, die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Nederlandse rechter vallen, verklaart de rechtbank zich onbevoegd. De zaak wordt aangehouden voor aktewisseling, waarbij partijen in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunten verder toe te lichten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Haven en Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/443102 / HA ZA 14-109
Vonnis in incident van 29 oktober 2014
in de zaak van

1.[eiser1],

2.
[eiser2],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. V. Bakker te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde1],

2.
[gedaagde2],
beiden wonende te [woonplaats], en kantoorhoudende te Schiedam,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. F.O. Ligeon-Merton te Capelle aan den IJssel.
Eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident zullen hierna [eiser1] respectievelijk [eiser2] genoemd worden. Gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident zullen hierna [gedaagde1] respectievelijk [gedaagde2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de akte overlegging producties aan de zijde van [eiser1] en [eiser2];
  • de conclusie van eis in het incident houdende exceptie van onbevoegdheid en zekerheidsstelling;
  • de conclusie van antwoord in het incident;
  • de akte overlegging stukken in het incident aan de zijde van [eiser1] en [eiser2];
  • de antwoordakte.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil

in de hoofdzaak

2.1.
[eiser1] en [eiser2] vorderen – verkort weergegeven – dat de rechtbank, zoveel mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
[gedaagde1] a) voor recht verklaart dat de vof per 17 oktober 2011 is ontbonden,
b) [gedaagde1] en [gedaagde2] hoofdelijk veroordeelt om:
1) aan [eiser1] te betalen € 144.882,04 en € 54.645,75, te vermeerderen met rente;
2) aan [eiser2] te betalen € 43.734,02 en € 32.787,45, te vermeerderen met rente;
c) [gedaagde1] en [gedaagde2] hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten.
2.2.
Aan deze vordering hebben [eiser1] en [eiser2] – samengevat – de volgende stellingen ten grondslag gelegd. Partijen hebben op 1 april 1993 de vennootschap onder firma Jachttrans v.o.f. (hierna: de vof), gevestigd te Schiedam, opgericht. De activiteiten van de vof richten zich op het vervoer van auto’s, boten, caravans en aanverwante zaken en vinden in overwegende mate in Spanje plaats. De tussen partijen gemaakte afspraken zijn niet schriftelijk vastgelegd, behoudens de in de jaarrekeningen opgenomen vermelding dat partijen vennoten zijn en de verdeling van winst en verlies tegen de daarin vermelde percentages plaatsvindt. [gedaagde1] en [gedaagde2] zijn, zonder voorafgaand overleg met of toestemming van [eiser1] en [eiser2], ertoe overgegaan om [eiser1] en [eiser2] te doen uitschrijven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Deze mutatie is door de Kamer van Koophandel doorgevoerd op 17 oktober 2011. De uitschrijving was het kennelijk gevolg van een tussen partijen opgelopen verschil van mening over de wijze waarop de onderneming van de vof dient te worden gevoerd. Een herinschrijving is niet tot stand gekomen. [gedaagde1] en [gedaagde2] dienen over te gaan tot afrekening van het kapitaal van
[eiser1] en [eiser2].
in het incident
2.3.
[gedaagde1] en [gedaagde2] vorderen – verkort weergegeven – dat de rechtbank, voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
primair, zich onbevoegd verklaart om van de vordering van [eiser1] en [eiser2] kennis te nemen,
subsidiair, indien de rechtbank zich bevoegd verklaart, [eiser1] en [eiser2] hoofdelijk veroordeelt tot het stellen van zekerheid voor proceskosten en schadevergoeding,
meer subsidiair, indien de vordering wordt afgewezen, tussentijds hoger beroep van dit vonnis toe te staan,
met veroordeling van [eiser1] en [eiser2] in de proceskosten.
2.4.
Aan deze vordering hebben [gedaagde1] en [gedaagde2] – verkort weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd. Zowel [gedaagde1] en [gedaagde2] als [eiser1] en [eiser2] hebben hun vaste woon- en verblijfplaats in Spanje. Bevoegdheid kan derhalve niet op grond van
artikel 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gevonden worden. Voorts zijn er geen aanknopingspunten met de Nederlandse rechtssfeer. De vof is weliswaar bij de Kamer van Koophandel in Nederland geregistreerd, maar alle bedrijfsactiviteiten zijn volledig in Spanje. Dit geldt eveneens voor het merendeel van de activa en passiva van de onderneming. Bovendien wordt niet de vof, maar worden [gedaagde1] en [gedaagde2] in persoon aangesproken.
2.5.
[eiser1] en [eiser2] hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
2.6.
Op de stellingen van partijen zal bij de beoordeling (nader) worden ingegaan.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
Ter beantwoording ligt voor de vraag of de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft.
3.2.
Gelet op de woonplaats van zowel [gedaagde1] als [gedaagde2] te Spanje, is de Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Vo) op de onderhavige zaak van toepassing.
In beginsel worden zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat (artikel 2 lid 1 EEX-Vo). Artikel 22 aanhef en sub 2 EEX-Vo bepaalt echter dat voor vorderingen betreffende de geldigheid, de nietigheid of de ontbinding van vennootschappen of rechtspersonen met plaats van vestiging in een lidstaat, dan wel van de besluiten van hun organen, de gerechten van die lidstaat bij uitsluiting bevoegd zijn.
3.3.
[eiser1] en [eiser2] hebben bij dagvaarding (i) een verklaring voor recht gevorderd dat de vof per 17 oktober 2011 is ontbonden en – kort gezegd – (ii) een veroordeling van [gedaagde1] en [gedaagde2] tot betaling van de onder 2.1 genoemde geldbedragen. [eiser1] en [eiser2] stellen zich zoals eerder gezegd op het standpunt dat [gedaagde1] en [gedaagde2], zonder voorafgaand overleg met of toestemming van [eiser1] en [eiser2], ertoe zijn overgegaan om [eiser1] en [eiser2] te doen uitschrijven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Aan de onder (ii) genoemde vordering hebben zij met name ten grondslag gelegd dat [gedaagde1] en [gedaagde2] in het kader van de ontbinding van de vennootschap, overeenkomstig tussen partijen gemaakte afspraken en conform de daartoe in de jaarrekeningen van de vennootschap genoemde percentages gehouden zijn om tot afrekening van het kapitaal van [eiser1] en [eiser2] uit de vennootschap over te gaan.
3.4.
Aan de rechter wordt derhalve allereerst gevraagd een oordeel te geven over ontbinding van de vof. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 aanhef en sub 2 EEX-Vo is voor beantwoording van die vraag het gerecht van de lidstaat waar de vennootschap is gevestigd bij uitsluiting bevoegd. Voor de vaststelling van de plaats van vestiging van de vennootschap moeten de regels van het voor het gerecht geldende internationaal privaatrecht worden toegepast.
Naar Nederlands internationaal privaatrecht geldt de incorporatieleer (artikel 10:118 BW). De ‘zetel’ blijkt volgens artikel 10:118 BW uit de oprichtingsovereenkomst of akte van oprichting. Bij gebreke daarvan moet volgens dit artikel worden aangeknoopt bij het centrum van optreden naar buiten toe ten tijde van de oprichting.
Bij dagvaarding hebben [eiser1] en [eiser2] gesteld dat er geen ondertekende vennootschapsakte is, noch dat de tussen partijen gemaakte afspraken ten aanzien van de vof op enige andere wijze schriftelijk zijn vastgelegd. De zetel van de vof kan derhalve niet uit een oprichtingsovereenkomst of akte van oprichting worden afgeleid.
[eiser1] en [eiser2] hebben zich bij dagvaarding op het standpunt gesteld dat de vof op
1 april 1993 is opgericht en dat de onderneming thans is gevestigd te Schiedam, Nederland. Ter onderbouwing van hun standpunt hebben zij als productie 1 bij dagvaarding een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel Rotterdam overgelegd. Partijen hebben zich niet uitgelaten over het centrum van optreden naar buiten toe van de vof ten tijde van de oprichting. De rechtbank zal partijen daarom in de gelegenheid stellen zich bij akte daarover uit te laten, en de zaak daartoe naar de rol verwijzen.
3.5.
Indien komt vast te staan dat de vof ten tijde van haar oprichting het centrum van optreden naar buiten toe had in Schiedam, Nederland, is deze rechtbank bevoegd om kennis te nemen van de vordering tot het geven van een verklaring voor recht dat de vof per 17 oktober 2011 is ontbonden, zoals genoemd in rechtsoverweging 2.1 onder a).
3.6.
Ten aanzien van de vraag of deze rechtbank rechtsmacht heeft ten aanzien van – kort gezegd – de vorderingen tot betaling van geldbedragen, zoals genoemd in rechtsoverweging 2.1 onder b), overweegt de rechtbank als volgt.
De exclusieve bevoegdheidsregel zoals neergelegd in artikel 22 lid 2 EEX-Vo wordt door het Hof van Justitie restrictief uitgelegd (vgl. HvJ EG 2 oktober 2008, C372/07,
Jur. 2007, p. I-7403, NJ 2009/192
Hassett en Doherty). [eiser1] en [eiser2] vorderen dat [gedaagde1] en [gedaagde2] worden veroordeeld om tot afrekening van het kapitaal van de vennootschap per datum van uitschrijving van [eiser1] en [eiser2] over te gaan. Gelet op de beperkte uitleg die aan artikel 22 lid 2 EEX-Vo toekomt, is de rechtbank van oordeel dat deze vorderingen niet binnen het bereik van artikel 22 lid 2 EEX-Vo vallen en dat de rechtbank daarom ten aanzien van deze vorderingen geen exclusieve bevoegdheid toekomt. Gesteld noch gebleken is dat deze rechtbank ten aanzien van deze vorderingen op grond van een andere exclusieve bevoegdheidsregel rechtsmacht toekomt.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 lid 1 EEX-Vo is de rechter van de woonplaats van [gedaagde1] en [gedaagde2] bevoegd om van die vorderingen kennis te nemen. Nu zij woonachtig zijn te [woonplaats], Spanje, zal deze rechtbank zich ten aanzien van de vorderingen zoals genoemd in rechtsoverweging 2.1 onder b), onbevoegd verklaren.
3.7.
In afwachting van de aktewisseling houdt de rechtbank alle beslissingen aan.

4.De beslissing

De rechtbank,
in het bevoegdheidsincident
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 26 november 2014voor akte als bedoeld in rechtsoverweging 3.4 door beide partijen;
houdt iedere beslissing aan;
in de hoofdzaak
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en in het openbaar uitgesproken op
29 oktober 2014.
1902/32