ECLI:NL:RBROT:2014:8736

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2014
Publicatiedatum
27 oktober 2014
Zaaknummer
452325 / HA RK 14-446
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 26 juni 2014 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoekster in een bestuursrechtelijke beroepsprocedure tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sliedrecht. De verzoekster had het wrakingsverzoek ingediend op basis van de vrees voor partijdigheid van de rechter, mr. C.A. Schreuder, die de zaak behandelde. De verzoekster stelde dat de aankondiging van de rechter, een dag voor de zitting, om het karakter van de overgelegde machtiging te bespreken, de schijn van vooringenomenheid wekte. De rechtbank oordeelde echter dat deze aankondiging geen aanwijzing voor partijdigheid vormde en dat de afwijzing van het verzoek om de zitting te verplaatsen naar een later tijdstip een processuele beslissing was die in lijn was met het beleid van de rechtbank.

De wrakingskamer heeft het procesverloop en de argumenten van zowel de verzoekster als de rechter zorgvuldig gewogen. De verzoekster had aangevoerd dat de rechter niet onpartijdig kon zijn, omdat hij op de dag voor de zitting een brief had gestuurd waarin hij zijn voornemen aankondigde om het karakter van de machtiging te bespreken. De rechtbank concludeerde echter dat deze actie eerder een service was aan de verzoekster en haar gemachtigde, om hen niet te verrassen met een onverwachte vraag ter zitting. Bovendien bleek uit het dossier dat er eerder een vooraankondiging was gedaan, waar geen reactie op was gekomen van de verzoekster of haar gemachtigde.

De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De aangevoerde omstandigheden door de verzoekster gaven geen zwaarwegende aanwijzingen voor een vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking ongegrond was en wees het af.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 452325 / HA RK 14-446
Beslissing van 26 juni 2014
op het verzoek van
[naam verzoekster],
wonende te [adres],
verzoekster,
gemachtigde [naam gemachtigde] te [plaats],
strekkende tot wraking van:
mr. C.A. Schreuder, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiekrecht, team bestuur 1 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij de rechter is in behandeling de bestuursrechtelijke beroepsprocedure van verzoekster tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sliedrecht, welke procedure als kenmerk heeft ROT AWB 13/6409 WOB SC03.
Bij faxbericht van 26 mei 2014 heeft de gemachtigde van verzoekster namens haar wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de hierboven omschreven beroepsprocedure.
Verzoekster en haar gemachtigde, de rechter alsmede het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sliedrecht zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 2 juni 2014.
Ter zitting van 17 juni 2014, waar het wrakingsverzoek is behandeld, is niemand verschenen.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
Het ontbreekt verzoekster aan het vertrouwen dat zij tegenover een onpartijdige rechter plaats zal mogen nemen. De rechter heeft op zijn minst de schijn van vooringenomenheid op zich geladen en de vrees daarvoor is objectief gerechtvaardigd.
2.1.2
De dag voor de zitting heeft de gemachtigde van verzoekster een faxbrief ontvangen waarin staat dat de rechter voornemens is op de zitting het algemene karakter van de overgelegde machtiging aan de orde te stellen. Primair is verzoekster van mening dat de overgelegde machtiging voldoende specifiek is; er bestaan in wetgeving noch in jurisprudentie vormvereisten voor een machtiging. De rechter mag niet treden in de reikwijdte van de vertegenwoordigingsbevoegdheid; dat is een afspraak tussen cliënte en gemachtigde. De machtiging die in de onderhavige zaak is overgelegd omvat alle rechtshandelingen en is derhalve voldoende dekkend voor de ingestelde procedure. Zelfs indien de machtiging niet voldoende specifiek is, zou het in de rede gelegen hebben verzoekster hier eerder op te attenderen en haar de gelegenheid te bieden een specifieke machtiging over te leggen. Nu loopt verzoekster kans dat het onderzoek ter zitting zal worden geschorst in afwachting van het inbrengen van een nieuwe machtiging.
2.1.3
Eerder heeft verzoekster verzocht de zitting te verplaatsen omdat de gemachtigde geen vooraankondiging heeft ontvangen en op dezelfde dag een andere zitting heeft. Dat verzoek is afgewezen.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter heeft te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
2.2.1
Het behoort tot de bevoegdheid van de bestuursrechter een schriftelijke machtiging te verlangen. Daarin zit besloten dat het tevens de bevoegdheid van de bestuursrechter is een overgelegde machtiging te toetsen.
Inderdaad is de gewraakte aankondiging één dag voor de zitting gedaan en was het beter geweest die aankondiging eerder te doen. Ik was echter niet eerder dan de dag voor de zitting aan uitgebreide inhoudelijke bestudering van het dossier toegekomen. Het alternatief was om de gemachtigde van verzoekster ter zitting rauwelijks te confronteren met een vraag over de reikwijdte van de machtiging. Aangezien de machtiging gevolgen kan hebben voor de ontvankelijkheid van het beroep, is dit uit oogpunt van een goede procesorde nog minder wenselijk.
Dat de mogelijkheid bestaat dat het onderzoek ter zitting wordt geschorst om nadere informatie te verkrijgen, is een normale gang van zaken bij een bestuursrechtelijk onderzoek ter zitting. Ik zie niet hoe daarmee een terechte schijn van vooringenomenheid wordt gewekt.
2.2.2
Uit het dossier blijkt dat er op 26 februari 2014 een vooraankondiging is gestuurd naar het adres van de gemachtigde. De verzending van de vooraankondiging is bevestigd bij brief van de rechtbank van 7 mei 2014, waarop geen reactie van de gemachtigde is gevolgd. Voor zover de wraking is gegrond op de reactie op het verzoek om uitstel, is het wrakingsverzoek niet terstond gedaan, namelijk pas op 26 mei 2014 terwijl de brief met de reactie op het verzoek om uitstel dateert van 7 mei 2014. Het verzoek om de zitting te verplaatsen is door de ondersteuning afgehandeld. Ik ben daarbij niet betrokken geweest, zodat ik niet kan inzien hoe uit deze reactie een schijn van vooringenomenheid ten aanzien van mij kan worden gedestilleerd.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoekster geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoekster aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoekster geuite vrees dat de rechter jegens haar een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoekster van belang, maar deze is niet doorslaggevend. De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
3.4
De omstandigheid dat de rechter op de dag voor de zitting bij brief aan de gemachtigde van verzoekster heeft meegedeeld voornemens te zijn ter zitting het algemene karakter van de machtiging aan de orde te stellen, vormt geen zwaarwegende aanwijzing als hiervoor omschreven. Verzoekster en haar gemachtigde zouden alles wat nu in het wrakingsverzoek over de geldigheid van de machtiging is aangevoerd ter zitting hebben kunnen aanvoeren. Dat de rechter haar voornemen tevoren schriftelijk heeft aangekondigd kan niet anders worden uitgelegd dan als een extra serviceverlening aan verzoekster en haar gemachtigde, teneinde hen ter zitting niet met de bespreking van het onderwerp te overvallen. Opmerking verdient in dit verband dat de rechter de bespreking van het karakter van de volmacht ook onaangekondigd ter zitting had kunnen doen en zelfs nog na de zitting, indien daartoe in raadkamer aanleiding was gevonden.
3.5
Uit het dossier blijkt dat de griffier op 26 februari 2014 aan de partijen – de gemachtigde van verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sliedrecht - in de bestuursrechtelijke beroepsprocedure een vooraankondiging heeft gezonden voor de zitting van 27 mei 2014. Op die vooraankondiging is van de zijde van verzoekster of haar gemachtigde geen reactie gevolgd. Vervolgens heeft de griffier op 30 april 2014 definitieve oproepingen doen uitgaan voor de zitting van 27 mei 2014 te 09.50 uur, waarin tevens werd aangekondigd dat de rechter de zaak op zitting zou gaan behandelen.
Bij faxbericht van 2 mei 2014 heeft de gemachtigde van verzoekster de rechtbank gevraagd de zaak naar een later tijdstip op 27 mei 2014 te verplaatsen, bij voorkeur na 11.30 uur.
Bij brief van 7 mei 2014 heeft de griffier aan de gemachtigde van verzoekster meegedeeld dat het in verband met de andere op de zitting van 27 mei 2014 geplande beroepszaken niet mogelijk is de behandeling te verplaatsen naar een tijdstip na 11.30 uur.
De afwijzing van het verzoek tot bepaling van een ander tijdstip van de zitting is een processuele beslissing en deze is conform het beleid dat door de rechtbank wordt gehanteerd ten aanzien van verzoeken om uitstel van de zitting in een bestuursrechtelijke beroepsprocedure. Die beslissing is niet zozeer onbegrijpelijk dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
3.6
De wraking is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

wijst af het verzoek tot wraking van mr. C.A. Schreuder.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.N. van Zelm van Eldik, voorzitter, mr. M. Fiege en mr. P. Vrolijk. Bij afwezigheid van de voorzitter en is deze beslissing door mr. M. Fiege uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 2014 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en door hen ondertekend.
Verzonden op:
aan:
- verzoekster
- [naam gemachtigde]
- mr. C.A. Schreuder
- college van B & W van de gemeente Sliedrecht