ECLI:NL:RBROT:2014:8730

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
27 oktober 2014
Zaaknummer
10/682106-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van een minderjarige

Op 28 oktober 2014 heeft de Rechtbank Rotterdam een 48-jarige man veroordeeld voor het seksueel misbruiken van een 13-jarige jongen. De feiten vonden plaats toen de jongen bij de man en zijn vrouw logeerde. In de nacht heeft de man de jongen gepijpt, zijn penis betast en de jongen de penis van de man laten betasten. De rechtbank heeft de man de maximale werkstraf opgelegd, samen met een (grotendeels) voorwaardelijke gevangenisstraf. De man is ook verplicht om zijn behandeling voor seksuele daders voort te zetten en moet de jongen een schadevergoeding betalen.

De rechtbank heeft de verdachte, die eerder al veroordeeld was voor een soortgelijk delict, geconfronteerd met de ernst van zijn daden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en voortzetting van de behandeling. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, omdat de verklaring van de aangever niet door andere bewijsmiddelen werd ondersteund.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met iemand beneden de 16 jaar. De straffen zijn gegrond op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het hoge recidiverisico en de eerdere veroordeling van de verdachte. De verdachte heeft berouw getoond en heeft zelf hulp gezocht, wat in zijn voordeel is meegewogen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten tot een combinatie van een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, met een proeftijd van drie jaar.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10/682106-14
Datum uitspraak: 28 oktober 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1966,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:
[adres en woonplaats],
raadsman mr. R.L.I. Jansen, advocaat te Dordrecht.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 oktober 2014.

TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

EIS OFFICIER VAN JUSTITIE

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal melden bij Reclassering Nederland en dat verdachte wordt verplicht om de inmiddels gestarte ambulante behandeling bij De Waag voort te zetten, zulks ter beoordeling van de reclassering.

MOTIVERING PARTIËLE VRIJSPRAAK

Nu de verklaring van aangever ([benadeelde partij]) voor het deel dat ziet op het door hem aftrekken van verdachte, gelet op de ontkenning van verdachte, niet door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund, is het zich laten aftrekken door [benadeelde partij] niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt dan ook van dit deel van het tenlastegelegde vrijgesproken.

BEWEZENVERKLARING

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op een dagin
of omstreeksde periode van 01 juni 2012 tot en met
30 september31 december2012 te Papendrecht
, althans in Nederlandmet iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [benadeelde partij] (geboren op [geboortedatum 2] 1999), buiten echt
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het
- pijpen van die [benadeelde partij] en
/of
- betasten van de penis van die [benadeelde partij] en
/of
- laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [benadeelde partij]
en/of
- zich laten aftrekken door die [benadeelde partij].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

BEWIJSMOTIVERING

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen en de voor de bewezenverklaring redengevende inhoud daarvan zijn weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

NADERE BEWIJSOVERWEGING

Verdachte is ter zitting teruggekomen op een deel van zijn bij de politie afgelegde verklaring, namelijk voor zover deze betrekking heeft op het brengen van de hand van aangever naar zijn penis. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de hand van aangever naar zijn buik en dus niet naar zijn penis heeft gebracht en dat hij bij de politie iets anders heeft verklaard omdat hij onder druk is gezet. De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet geloofwaardig, nu niet is aangevoerd en ook niet is gebleken op welke wijze druk zou zijn uitgeoefend door de politie. Daarbij komt dat de bij de politie afgelegde verklaring van verdachte wordt bevestigd door de verklaring van aangever.

STRAFBAARHEID FEIT

Het bewezen feit levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen
plegen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

STRAFBAARHEID VERDACHTE

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

STRAFMOTIVERING

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen. Verdachte heeft aldus een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en hij heeft diens lichamelijke integriteit aangetast. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. De verdachte heeft daar onvoldoende oog voor gehad en deze belangen ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen lustgevoelens.
De rechtbank heeft acht geslagen op het op uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 23 september 2014, waaruit blijkt dat verdachte in 1990 is veroordeeld voor een soortgelijk delict.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt d.d. 29 juli 2014. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De seksuele ontwikkeling van verdachte is mager te noemen. De kans op recidive wordt als hoog ingeschat. Deze inschatting is het gevolg van de eerdere aanklacht rondom een pedoseksueel delict. Indien verdachte meer grip op zijn emotionele gesteldheid krijgt en hij hiermee meer duidelijkheid krijgt over zijn eigen emotionele en seksuele functioneren, zal de kans op recidive af kunnen nemen. Verwacht wordt dat verdachte de voorwaarden zal nakomen. Verdachte is sinds begin 2014 onder behandeling bij De Waag Rijnmond. De behandeling is gericht op seksuele daders en heeft tevens de relatie als achtergrond. Verdachte heeft geen spanningen in zijn relatie meer en weet zich minder afhankelijk van zijn partner op te stellen.
Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, een meldplicht en een behandelverplichting, waarbij verdachte wordt verplicht om de inmiddels gestarte behandeling aangaande zeden bij De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg voort te zetten, zulks ter beoordeling van de reclassering.
Voorts is een rapportage pro justitia over de verdachte opgemaakt d.d. 19 augustus 2014 door drs A.K. Wieringa, GZ-psycholoog. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de vorm van PDD-NOS en pedofilie/-seksualiteit, voorlopige/uitgestelde diagnose. De persoonlijkheid wordt gekenmerkt door een hoge mate van afhankelijkheid. Geadviseerd wordt verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Het sociale en seksuele functioneren van verdachte worden beperkt door zijn handicap PDD-NOS. Verdachte is zich niet bewust van zijn beperkingen en kreeg nooit enige vorm van psycho-educatie in zijn leven, erop gericht om met zijn beperkingen te leven en zo een adequate aanpassing te vinden. Het is dan ook van groot belang dat hij begeleid wordt volgens een handicapmodel en zo meer zicht krijgt op zijn beperkingen en hoe deze zijn functioneren beïnvloeden. Door een dergelijke begeleiding zal het functioneren van verdachte mogelijk minder stresserend worden en wordt zo ook het recidiverisico verlaagd.
Geadviseerd wordt om bij een voorwaardelijke veroordeling verdachte een maximale proeftijd op te leggen en als bijzondere voorwaarde op te nemen dat verdachte zich ambulant laat behandelen door De Waag voor zijn seksuele problematiek.
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen worden door diens bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Ten gunste van verdachte wordt meegewogen dat hij oprecht berouw heeft getoond en zelf het initiatief heeft genomen om hulp te zoeken en een behandeling te starten bij De Waag.
Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat volstaan kan worden met de maximale werkstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden. Aan het voorwaardelijk deel zal de rechtbank de voorwaarden verbinden zoals voorgesteld door de reclassering.
Gezien het door de reclassering en de psycholoog genoemde hoge recidiverisico en het feit dat verdachte al eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit, zal de rechtbank de proeftijd vaststellen op drie jaren.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], ter zake van het ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 3.500,00 aan immateriële schade.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op
€ 2.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (éénhonderdentachtig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
179 (éénhonderdennegenenzeventig)
dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
drie (3) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk vindt;
- de veroordeelde zal de inmiddels gestarte ambulante behandeling bij De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg voortzetten en afronden, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaar van verdachte verantwoord vindt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdenveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [woonplaats],toe tot een bedrag van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro), bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 2.000,00 (tweeduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 2.000,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter,
en mrs. M.A.J.M. Jansen en mr. G.M. Munnichs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.S.M. Alberti, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 oktober 2014.
De oudste rechter en de griffier zijn wegens afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I. bij vonnis van 28 oktober 2014

TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2012 tot en met 31 december 2012 te
Papendrecht, althans in Nederland met iemand beneden de leeftijd van zestien
jaren, te weten [benadeelde partij] (geboren op [geboortedatum 2] 1999), buiten echt
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het
- pijpen van die [benadeelde partij] en/of
- betasten van de penis van die [benadeelde partij] en/of
- laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [benadeelde partij] en/of
- zich laten aftrekken door die [benadeelde partij].