Op 3 oktober 2014 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in Bulgarije in 1966, die zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland was en preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld, gepleegd op 10 september 2014 te Sliedrecht. Hij had twee tassen uit een auto weggenomen en daarbij een vrouw, die hem achtervolgde, getrapt en geslagen. De officier van justitie, mr. E.M. Loppé, had gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging.
De rechtbank oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. De verdachte had zich op klaarlichte dag schuldig gemaakt aan diefstal met geweld, wat leidde tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte geen eerdere veroordelingen in Nederland had en dat de feiten ernstige gevolgen hadden voor het slachtoffer.
De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, R. van Andel, en de jongste rechter was niet in staat het vonnis mede te ondertekenen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op de zitting van 3 oktober 2014.