ECLI:NL:RBROT:2014:8653

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2014
Publicatiedatum
23 oktober 2014
Zaaknummer
10/711048-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een auto in Zuidland

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 21 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die op 28 juni 2013 in Zuidland met zijn auto een andere man opzettelijk heeft aangereden. Het slachtoffer liep hierdoor diverse verwondingen op. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor poging tot zware mishandeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een werkstraf van 160 uur. Daarnaast is de verdachte verplicht om bijna € 3.000,- schadevergoeding aan het slachtoffer te betalen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten, waaronder poging tot doodslag en bedreiging, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer en getuigen steun vonden in objectieve bewijsmiddelen, zoals sporen op de auto van de verdachte. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, wat in zijn voordeel werd meegewogen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld, waarbij de vordering van de eerste benadeelde partij gedeeltelijk werd toegewezen en de tweede benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte van het feit waar deze vordering op was gebaseerd werd vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 3

Parketnummer: 10/711048-13 (Promis)

Datum uitspraak: 21 oktober 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:
[adres en woonplaats],
raadsvrouw mr. I.N. Weski, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 07 oktober 2014.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het onder 2 primair impliciet primair tenlastegelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair impliciet subsidiair en 3 tenlastegelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
MOTIVERING VRIJSPRAAK
Feit 2
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit (poging doodslag/zware mishandeling, dan wel bedreiging) heeft gepleegd. Aangever [benadeelde partij 1] heeft bij de politie en de rechter-commissaris wisselende verklaringen afgelegd over de feitelijke toedracht van het incident. Daartegenover staat de constant ontkennende verklaring van de verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte met de auto en al dan niet met hoge snelheid op [benadeelde partij 1] is ingereden. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van hetgeen hem onder 2 primair en subsidiair ten laste is gelegd.
Feit 3
De rechtbank acht het onder 3 tenlastegelegde niet bewezen. Wettig bewijs voor de in de tenlastelegging vermelde plaats (Rotterdam), alsook de datum (op of omstreeks 11 en/of 12 mei 2013) ontbreekt.
De uiting van de bedreiging is gedaan op 11 mei 2014 ten overstaan van RTV Rijnmond en op 12 mei 2013 uitgezonden. Op 26 mei 2013 heeft aangever [benadeelde partij 2] aangifte gedaan. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld op welke datum deze bedreiging [benadeelde partij 2] heeft bereikt.
Verder is de bedreiging geuit in Zuidland, gemeente Bernisse, en niet in Rotterdam. Ook kan niet worden vastgesteld waar [benadeelde partij 2] was toen hij de bedreiging vernam.
De rechtbank kan aldus niet vaststellen wanneer en waar verdachte [benadeelde partij 2] heeft bedreigd en spreekt de verdachte daarom vrij van dit feit.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals vermeld in de aangehechte bijlage, aangeduid als I. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
1.
(primair)
hij op
of omstreeks28 juni 2013 te Zuidland, gemeente Bernisse, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [benadeelde partij 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto tijdens het
wegrijden die [benadeelde partij 1], die op korte afstand voor genoemde personenauto stond,
heeft aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen en de voor de bewezenverklaring redengevende inhoud daarvan zijn weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
NADERE BEWIJSOVERWEGING
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat verdachte van feit 1 dient te worden vrijgesproken, nu verdachte aangever [benadeelde partij 1] niet opzettelijk heeft aangereden. Aangever [benadeelde partij 1] is namelijk zelf op de auto van verdachte gesprongen. De verklaring van de aangever vindt ook geen steun in andere bewijsmiddelen. De lezing van verdachte daarentegen vindt steun in de verkeersongevallenanalyse-rapportage, aldus de raadsvrouw.
Hoewel de raadsvrouw slechts ten aanzien van feit 2 heeft aangevoerd dat de verklaringen van de aangever en van de getuige [getuige 1] onbetrouwbaar zijn en derhalve van het bewijs dienen te worden uitgesloten, zal de rechtbank, gezien het verband tussen beide feiten, dit verweer met betrekking tot feit 1 ook in overweging nemen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Aangever [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat verdachte met zijn auto op hem af kwam rijden en dat hij op dat moment geen tijd meer had om weg te springen. Het volgende dat de aangever zich kan herinneren is dat hij op de grond terecht kwam. Verdachte reed vervolgens door. Door getuige [getuige 1] is verklaard dat hij uit een loods kwam lopen en dat hij op dat moment een man door de lucht zag vliegen die op de grond naast een Skoda terecht kwam. De Skoda reed vervolgens verder. In het dossier bevindt zich voorts een verkeersongevallenanalyse-rapportage. Door de politie is de Skoda uitgebreid onderzocht. In de rapportage wordt melding gemaakt van een veegspoor op de motorkap. Tevens wordt in de rapportage melding gemaakt van meerdere beschadigingen op de gehele motorkap en in de voorruit van de auto. De conclusie van het rapport is dat deze beschadigingen passen bij een aanrijding tussen de Skoda en een persoon.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [benadeelde partij 1] steun vindt in de verklaring van [getuige 1], het letsel van [benadeelde partij 1] en de resultaten van de verkeersongevallenanalyse.
Ten aanzien van het verweer van de verdediging dat [benadeelde partij 1] plots zelf op de motorkap is gesprongen oordeelt de rechtbank dat dit niet aannemelijk is. Het dossier bevat, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, in het geheel geen aanwijzingen voor het relaas van de verdachte. Bovendien komt het de rechtbank onaannemelijk voor dat aangever zomaar uit het niets op de motorkap van een rijdende auto zou springen met alle gevolgen van dien.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, kan niet worden gezegd dat de verklaringen van de aangever en van [getuige 1] onbetrouwbaar zijn. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van hetgeen de aangever en de getuige hebben verklaard. De inhoud van hetgeen zij hebben verklaard vindt voorts steun in objectieve bewijsmiddelen zoals de op de auto van verdachte aangetroffen sporen en het bij de getuige geconstateerde letsel. Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank ook dit verweer.
STRAFBAARHEID FEIT
Het bewezen feit levert op:
1. primair)
POGING TOT ZWARE MISHANDELING.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Met zijn auto is hij op het slachtoffer ingereden en heeft hij het slachtoffer geschept. Verdachte heeft niet geremd, toen het slachtoffer op zijn motorkap terecht kwam, maar is juist doorgereden. Het slachtoffer heeft aan deze aanrijding letsel en een gebroken kunstgebit overgehouden. Dat de handelingen van verdachte niet tot zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer hebben geleid, mag een wonder heten. De rechtbank rekent verdachte dit gedrag aan. Dit is een ernstige feit dat een strenge bestraffing rechtvaardigt.
Op een dergelijk feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 19 september 2014 niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Hierin wordt aanleiding gezien de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt d.d. 30 augustus 2013. De reclassering heeft geen strafadvies gegeven.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERINGEN BENADEELDE PARTIJEN / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1], wonende aan de[adres en woonplaats 2], ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 8.643,87 aan materiële schade en een bedrag van € 1.200,00 aan immateriële schade.
Door de officier van justitie is gevorderd de vordering geheel toe te wijzen .
De raadsvrouw heeft (de hoogte van) de vordering van de benadeelde partij weersproken.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks schade is toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat het bedrag van € 6.867,20 voor de kosten van verlies van arbeidsvermogen niet voor vergoeding in aanmerking komt, nu deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd en de beoordeling van deze post derhalve een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. De rechtbank zal de benadeelde partij ter zake van dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank wijst de overige kosten ten aanzien van de materiële schade tot een bedrag van EUR 1.776, 67 toe.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Nu de gevorderde immateriële schadevergoeding de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering met betrekking tot de immateriële schade geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Nu de vordering van de benadeelde partij (gedeeltelijk) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2], wonende te [adres en woonplaats 3], ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 19.995,25 aan materiële schade en een bedrag van € 300,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte van feit 3 wordt vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal deze worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter bestrijding van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 (twee) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
160 (éénhonderdzestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
128 (honderdachtentwintig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 64
(vierenzestig) dagen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], wonende aan de [adres en woonplaats 2] toe tot een bedrag van
€ 2.976,67 (tweeduizendnegenhonderdzesenzeventig euro en zevenenzestig cent), bestaande uit
€ 1.776,67 (éénduizendzevenhonderdenzesenzeventig euro zevenenzestig cent) aan materiële schade en € 1.200,= (éénduizendtweehonderd euro) aan immateriële schade, en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]te betalen
€ 2.976,67(
tweeduizendnegenhonderdzesenzeventig euro en zevenenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
39 (negenendertig) dagen;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij 2], wonende te [adres en woonplaats 3], niet-ontvankelijk in de vordering.
veroordeelt de benadeelde partij tevens in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter,
en mr. M.A.J.M. Jansen en mr. M. van Empelen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. de Hooge, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 oktober 2014.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn wegens afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: TEKST TENLASTELEGGING.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
(primair)
hij op of omstreeks 28 juni 2013 te Zuidland, gemeente Bernisse, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [benadeelde partij 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto tijdens het
wegrijden die [benadeelde partij 1], die op korte afstand voor genoemde personenauto stond,
heeft aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(subsidiair)
hij op of omstreeks 28 juni 2013 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een
persoon, te weten: [benadeelde partij 1], met een door hem, verdachte, bestuurde
personenauto heeft aangereden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
2.
(primair)
hij op of omstreeks 28 juni 2013 te Zuidland, gemeente Bernisse, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een
persoon genaamd [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde
personenauto, met toenemende en/of hoge, althans aanmerkelijke snelheid op die
[benadeelde partij 1] is ingereden, althans met een door hem, verdachte, bestuurde
personenauto met genoemde snelheid in de richting van die [benadeelde partij 1] is gereden,
waardoor die [benadeelde partij 1] opzij moest springen om zichzelf in veiligheid te
brengen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(subsidiair)
hij op of omstreeks 28 juni 2013 te Rotterdam [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
is verdachte opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde
personenauto, met toenemende en/of hoge, althans aanmerkelijke snelheid op die
[benadeelde partij 1] ingereden, althans met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto
met genoemde snelheid in de richting van die [benadeelde partij 1] is gereden, waardoor die
[benadeelde partij 1] opzij moest springen om zichzelf in veiligheid te brengen;
3.
hij op of omstreeks 11 mei 2013 en/of 12 mei 2013 te Rotterdam [benadeelde partij 2] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk ten
overstaan van RTV Rijnmond dreigend de woorden geuit: "Nou je ben in staat om
dat (lees: het pand van [benadeelde partij 2]) gewoon in brand te steken, dan ben je er van
af.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, welke uitspraak
[benadeelde partij 2] ter ore is gekomen;