ECLI:NL:RBROT:2014:8627

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2014
Publicatiedatum
22 oktober 2014
Zaaknummer
2490548 CV EXPL 13-53951
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de ontbinding van een overeenkomst inzake het (her)bouwen van een website en de gevolgen daarvan

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 29 augustus 2014, gaat het om een geschil tussen Individual AE en IT-University B.V. over de ontbinding van een overeenkomst voor het (her)bouwen van een website. AE had in september 2012 de opdracht gekregen van IT om de website te bouwen, met een overeengekomen prijs van € 7.590,00. IT heeft hiervan € 3.905,00 betaald. De overeenkomst was onderworpen aan de 'ICT~Office Voorwaarden', die bepalingen bevatten over leveringstermijnen en de voorwaarden voor ontbinding.

In de procedure heeft IT op 30 december 2012 de overeenkomst ontbonden, stellende dat AE in verzuim was. AE betwistte dit en vorderde betaling van het openstaande bedrag van € 5.075,07, inclusief rente en kosten. IT voerde aan dat AE de website niet tijdig had opgeleverd en dat zij daarom het recht had om de overeenkomst te ontbinden.

De kantonrechter oordeelde dat AE niet in verzuim was geraakt, omdat er geen expliciete ingebrekestelling was gedaan door IT. De veelvuldige e-mails over de voortgang van het project werden gezien als onderdeel van het bouwproces en niet als een formele ingebrekestelling. De rechter concludeerde dat IT niet het recht had om de overeenkomst te ontbinden, waardoor de overeenkomst nog steeds van kracht was. IT werd veroordeeld om het openstaande bedrag van € 3.685,00 aan AE te betalen, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering van IT in reconventie werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 2490548 CV EXPL 13-53951
uitspraak: 29 augustus 2014
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
de vennootschap onder firma
Individual AE,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. E.C.Y. Cheung te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IT-University B.V.,
gevestigd te Spijkenisse,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. P.P. Bergers te Barendrecht.
Partijen worden hierna aangeduid met ‘AE’ en ‘IT’.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 24 oktober 2014 met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van repliek in conventie, tevens antwoord in reconventie, met producties;
  • het tussenvonnis van 14 januari 2014 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 21 maart 2014;
  • de conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie, met één productie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie met producties;
  • de ‘conclusie na conclusie van dupliek in reconventie’ van IT met één productie.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Er wordt uitgegaan van de volgende vaststaande feiten. Deze feiten zijn door de ene partij gesteld en door de andere partij erkend of niet weersproken.
2.1
IT heeft AE in september 2012 de opdracht gegeven haar website te (her)bouwen. In een e-mail van [de heer X]van AE aan [de heer Y]van IT van 27 september 2012 staan de gemaakte afspraken en het in acht te nemen tijdpad. De overeengekomen prijs voor de opdracht is € 7.590,00. IT heeft van dit bedrag € 3.905,00 betaald.
2.2
Op de overeenkomst tussen partijen zijn van toepassing de ‘ICT~Office Voorwaarden’. Deze voorwaarden bepalen, voor zover nu van belang:

10.Leveringstermijnen

10.1
Alle door leverancier genoemde of overeengekomen (leverings)termijnen en (oplever)data zijn naar beste weten vastgesteld op grond van de gegevens die hem bij het aangaan van de overeenkomst bekend waren. Door leverancier genoemde of tussen partijen overeengekomen tussentijdse (oplever)data, gelden steeds als streef-data, binden de leverancier niet en hebben steeds slechts een indicatief karakter. (…).
10.2
De enkele overschrijding van een door leverancier genoemde of tussen partijen overeengekomen al dan niet uiterste (leverings)termijn of (oplever)datum brengt leverancier niet in verzuim. In alle gevallen – derhalve ook ingeval partijen schriftelijk en uitdrukkelijk een uiterste (leverings)termijn of (oplever)datum zijn overeengekomen – komt leverancier wegens tijdsoverschrijding eerst in verzuim nadat cliënt hem schriftelijk in gebreke heeft gesteld. De ingebrekestelling dient een zo volledig en gedetailleerd mogelijke omschrijving van de tekortkoming te bevatten, opdat leverancier in de gelegenheid wordt gesteld adequaat te reageren.

11.Ontbinding en opzegging van de overeenkomst

11.1
Aan elk der partijen komt de bevoegdheid tot ontbinding van de overeenkomst wegens een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst slechts toe indien de andere partij, steeds in alle gevallen na een zo gedetailleerd mogelijke schriftelijke ingebrekestelling waarbij een redelijke termijn gesteld wordt voor zuivering van de tekortkoming, toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van wezenlijke verplichtingen uit de overeenkomst.
2.3
[de heer X] van AE schrijft in een e-mail aan [de heer Y] van 28 december 2012:
Ik heb je punten nog eens doorgelopen en bij elk punt de geschatte workload aangegeven. Zie lijstje hieronder. Zou jij onderstaand lijstje kunnen prioriteren en waar aangegeven extra input geven. Daarna kunnen wij bezien welke punten voor het einde van het jaar kunnen worden voltooid.
De inloggegevens zijn aangepast. Ik kan niet meer in het systeem inloggen. Kan je dat terugzetten? Ik heb dit jaar geen werkdagen meer gepland. Ik ben echter altijd per email bereikbaar.
2.4
[de heer Y] schrijft in een e-mail aan[de heer X] 30 december 2012, voor zover nu van belang:
Middels dit schrijven gaan we per direct en bij deze over tot ontbinding van de overeen-komst d.d. 29 september jl voor de realisatie van de nieuwe IT-University internetsite. De met jou de afgelopen maanden gevoerde correspondentie dien je te zien als een impliciete ingebrekestelling en slechts voor de vorm stellen we je hierbij expliciet nog eens in gebreke voor het niet nakomen van de voornoemde overeenkomst. Zoals overeengekomen zou de internetsite op 31 oktober jl opgeleverd dienen te worden, hetgeen niet is geschied. Daarna hebben we je nog in de gelegenheid gesteld, zelfs meerdere malen, om alsnog de internetsite aan ons op te leveren. Zoals jou zeer goed bekend zal onze huidige website per 1 januari 2013 niet meer actief zijn, reden ook waarom we de in de overeenkomst bepaalde datum van 31 oktober jl zijn overeengekomen. Nu jij bij herhaling niet in staat bent gebleken om op de (uitgestelde) opleverdata de internetsite op te leveren conform de specificaties, hebt geweigerd om de afgelopen dagen door te werken om tijdige levering alsnog mogelijk te maken en het over enkele dagen al 1 januari is, rest ons dan ook niets anders dan het nemen van in dit schrijven benoemde stap (ontbinding).
2.5
[de heer X] schrijft in reactie op de hiervoor genoemde e-mail op 7 januari 2013 aan [de heer Y], voor zover nu van belang:
Met grote verbazing heb ik kennisgenomen van je email i.z. ontbinding overeenkomst, d.d. 30 december 2013 14:53.
(…)
Op 28 december 2012 heb ik de 4de versie van de website opgeleverd. Ik heb geprobeerd om al jouw feedbackpunten zo goed mogelijk te verwerken. Als IT University van mening is dat deze oplevering niet aan de eisen van de overeenkomst voldoet dan ontvang ik graag binnen 14 dagen een gedetailleerd testrapport, inclusief beschrijving hoe de gewenste situatie gerea-liseerd dient te worden. Als ik voor 21 januari 2013 geen testrapport ontvangen heb dan ga ik ervan uit dat de oplevering definitief geaccepteerd is.

3.De stellingen van partijen (in conventie en in reconventie)

3.1
AE vordert in conventie IT te veroordelen aan haar € 5.075,07 te betalen, met (verdere) rente en met veroordeling van IT in de kosten van de procedure (de nakosten daaronder begrepen).
AE stelt in opdracht van IT werkzaamheden te hebben uitgevoerd, waaronder het bouwen van een website voor IT. IT heeft hetgeen AE hiervoor bij haar in rekening heeft gebracht tot een bedrag van € 4.345,00 niet betaald. AE vordert betaling van dit bedrag. In verband met de uitblijvende betaling van dit bedrag is IT tevens rente verschuldigd, tot 18 juni 2013 berekend op € 230,07, en € 500,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. AE betwist op enig moment in verzuim te zijn geraakt met de nakoming van uit de overeenkomst voort-vloeiende verplichtingen. IT had daarom niet het recht de overeenkomst te ontbinden.
3.2
IT concludeert tot afwijzing van de vordering in conventie, met veroordeling van AE in de kosten van de procedure.
IT voert aan dat AE de website op 31 oktober 2012 op zou leveren. Ondanks dat AE meer-dere keren ná 31 oktober 2012 in de gelegenheid is gesteld op te leveren, heeft zij dit niet (naar behoren) gedaan, waarna IT de overeenkomst ontbonden heeft.
3.3
IT vordert in reconventie primair vergoeding van de schade die zij heeft geleden door ontbinding van de overeenkomst, te weten een bedrag van € 6.645,00, subsidiair in die zin wijziging van de overeenkomst dat zij voor de uitgevoerde werkzaamheden € 3.900,00 moet betalen in plaats van € 7.590,00, met veroordeling van AE in de kosten van de procedure. AE betwist de vordering in reconventie.
3.4
Voor zover voor de uitkomst van de zaak van belang, wordt onder de beoordeling inge-gaan op de overige stellingen van partijen in conventie en in reconventie.

4.De beoordeling

4.1
In zijn brief van 2 juni 2014 maakt de gemachtigde van AE bezwaar tegen de ‘conclusie na de conclusie van dupliek in reconventie’ voor zover deze conclusie geen betrekking heeft op de bij conclusie van dupliek in reconventie overgelegde producties. Het is inderdaad niet de bedoeling na dupliek nog een keer conclusies te wisselen, maar omdat AE in haar conclu-sie van dupliek in reconventie ook ingaat op de conventie (wat ook niet de bedoeling is), zal de inhoud van de laatste conclusie van IT volledig meegenomen worden. Beide partijen zijn dan drie keer schriftelijk aan het woord geweest.
4.2
De vorderingen in conventie en reconventie worden gelet op hun samenhang gezamen-lijk beoordeeld.
4.3
Een deel van de uitgebreide stellingen van partijen gaat over de technische kant van het (her)bouwen van een website. In grote lijnen komt het erop neer dat AE stelt dat, als er al te-kortkomingen zijn, deze eenvoudig en snel op te lossen zijn, en dat IT aanvoert dat het werk dat AE heeft uitgevoerd beneden peil is. Het ontbreekt de kantonrechter aan de kennis om te beoordelen wie wat dit betreft gelijk heeft, maar de technische kant van het verhaal is ook niet van doorslaggevend belang. Het gaat erom wat partijen overeengekomen zijn voor het geval een van hen meent dat de ander tekortschiet in een aangegane verbintenis en wat de wet daarover zegt.
ontbinding overeenkomst
4.4
Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij in beginsel de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden (artikel 6:265 lid 1 BW), maar in het geval nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ont-staat de bevoegdheid tot ontbinding pas als de schuldenaar in verzuim is (artikel 6:265 lid 2 BW). De vraag in deze zaak is of AE op 30 december 2012, toen IT de overeenkomst ont-bond, in verzuim was.
4.5
Het verzuim treedt in, wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schrifte-lijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld en na-koming binnen deze termijn uitblijft (artikel 6:82 lid 1 BW). Op deze manier is AE niet in verzuim gekomen. Een dergelijke ingebrekestelling ontbreekt immers. Er is tussen AE en IT weliswaar veelvuldig gemaild over de voortgang van het (her)bouwen van de website, maar deze e-mails moeten naar het oordeel van de kantonrechter worden gezien als onderdeel van het ‘bouwproces’. Het gaat immers niet om (bijvoorbeeld) het schilderen van een muur waarvan het resultaat meteen zichtbaar is. Het gaat om een technisch proces dat enige tijd vergt en over het algemeen niet in één keer goed is. In de e-mail van 30 december 2012 waarin IT de overeenkomst ontbindt schrijft IT dat de correspondentie in de daaraan voor-afgaande periode als ‘impliciete ingebrekestelling’ moet worden gezien, maar om AE in verzuim te laten komen had IT op enig moment een expliciete ingebrekestelling moeten sturen.
4.6
Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in wanneer een voor de voldoening bepaal-de termijn verstrijkt zonder dat de verbintenis is nagekomen, tenzij blijkt dat de termijn een andere strekking heeft (artikel 6:83 aanhef en onder a BW). Ook op deze manier is AE niet in verzuim gekomen. De op de overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalen immers dat de overeengekomen data steeds als streefdata gelden die slechts een in-dicatief karakter hebben.
4.7
Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in wanneer de schuldeiser uit een medede-ling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal te-kortschieten (artikel 6:83 aanhef en onder c BW). Ook op deze manier is AE niet in ver-zuim gekomen. Het enkele feit dat [de heer X]van AE in zijn e-mail aan IT van 28 decem-ber 2012 (zie 2.3) schrijft dat hij dat jaar geen werkdagen meer heeft ingepland kan niet tot de conclusie leiden dat AE in de nakoming van haar verbintenis tekort zou schieten. In die-zelfde e-mail staat immers dat [de heer X] wil bezien welke punten voor het einde van het jaar nog voltooid kunnen worden en dat hij altijd per e-mail bereikbaar is. Het feit dat een ander bedrijf uiteindelijk de website op 1 januari 2013 online heeft gezet, kan naar het oordeel van de kantonrechter niet anders betekenen dan dat er op 28 december 2012 niet heel veel meer moest gebeuren om de website online te krijgen.
4.8
De conclusie van het voorgaande is dat AE niet in verzuim is geraakt. IT kwam daarom niet de bevoegdheid toe de overeenkomst te ontbinden.
schadevergoeding
4.9
Wordt een overeenkomst geheel of gedeeltelijk ontbonden, dan is de partij wier tekort-koming een grond voor ontbinding heeft opgeleverd, verplicht haar wederpartij de schade te vergoeden die deze lijdt, doordat geen wederzijdse nakoming doch ontbinding van de over-eenkomst plaatsvindt (artikel 6:277 lid 1 BW).
4.1
IT vordert in reconventie schadevergoeding op grond van het geciteerde artikel, maar (nog los van de vraag of IT daadwerkelijk schade geleden heeft) nu IT zoals hiervoor over-wogen niet het recht had de overeenkomst te ontbinden, is toewijzing van schadevergoeding op grond van dit artikel niet mogelijk.
4.11
Voor zover IT schadevergoeding zou vorderen op grond van artikel 6:74 BW is ook op grond van dat artikel geen vergoeding van schade mogelijk (wederom weer los van de vraag of IT daadwerkelijk schade geleden heeft). Het tweede lid van dit artikel bepaalt namelijk dat, voor zover nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, het recht op schadevergoeding pas ontstaat als AE in verzuim geraakt. Zoals hiervoor overwogen is AE niet in verzuim ge-raakt.
onvoorziene omstandigheden
4.12
De rechter kan op verlangen van een der partijen de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene omstandig-heden welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten (artikel 6:258 lid 1 BW).
4.13
Het geciteerde artikel vormt een lex specialis van artikel 6:248 lid 2 voor een extreem geval en de rechter moet bij toepassing daarvan dezelfde terughoudendheid betrachten als uit de bewoordingen van artikel 6:248 lid 2 BW (‘onaanvaardbaar’) voor de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid in het algemeen voortvloeit. Dit in acht nemend, komt de kantonrechter niet tot het oordeel dat sprake is van een dusdanig extreme situatie, dat AE naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. IT heeft AE een opdracht gegeven, AE is in de uitvoe-ring van die opdracht volgens IT tekortgeschoten, maar voordat IT het recht kreeg op ont-binding van de overeenkomst en/of schadevergoeding, had IT AE in de gelegenheid moeten stellen alsnog naar behoren na te komen. Dit heeft zij niet gedaan. Dit is een ‘gewone’ situa-tie, geen extreem geval.
conclusie
4.14
IT had niet het recht de overeenkomst te ontbinden. De overeenkomst bestaat dus nog en IT zal deze moeten nakomen. Dit betekent dat de nog niet betaalde facturen alsnog door IT betaald moeten worden. Het gaat anders dan AE vordert niet om € 4.345,00, maar om
(€ 7.590,00 - € 3.905,00 =) € 3.685,00. Dit bedrag aan hoofdsom wordt toegewezen.
4.15
Nu de gevorderde reeds vervallen rente van € 230,07 berekend lijkt te zijn over de ho-gere, niet toewijsbare hoofdsom, kan dit bedrag niet kloppen. Dit onderdeel van de vorde-ring wordt daarom afgewezen en de rente wordt toegewezen zoals onder de beslissing ver-meld.
buitengerechtelijke incassokosten
4.16
Nu onvoldoende is gesteld en gebleken dat het gaat om verrichtingen die meeromvat-tend zijn dan de verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding toe-kent, is de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 500,00 niet toewijsbaar.
proceskosten
4.17
IT is in conventie en in reconventie de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij. Zij wordt daarom veroordeeld in de kosten van de procedure. In conventie worden hele punten aan gemachtigdensalaris toegekend voor de dagvaarding, voor de comparitie van partijen en voor de conclusie van repliek. In reconventie worden halve punten toegekend voor de con-clusie van antwoord en de conclusie van dupliek.
4.18
De door AE in conventie (voorwaardelijk) gevorderde afwikkelingskosten (nakosten) worden afgewezen, nu voldoende gegevens ontbreken om die kosten nu te kunnen begroten. Als tussen partijen een geschil ontstaat over de omvang van die kosten, staat het AE vrij de kantonrechter te verzoeken deze te begroten op grond van artikel 237 lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
veroordeelt IT om aan AE tegen kwijting te betalen € 3.685,00, vermeerderd met de wette-lijke rente op grond van artikel 6:119 BW vanaf de vervaldatum of vervaldata van de in het genoemde bedrag begrepen factuur of facturen tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt IT in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van AE vastgesteld op € 76,71 aan dagvaardingskosten, € 448,00 aan griffierecht en € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde (3 punten van € 200,00 per punt);
verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders in conventie gevorderde;
in reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt IT in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van AE vastgesteld op € 250,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 maal ½ punt van € 250,00 per punt).
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
686