ECLI:NL:RBROT:2014:8543
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens onwetendheid over onterecht ontvangen WW-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 juni 2014 uitspraak gedaan over de voordracht tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenares. De rechter-commissaris had op 20 maart 2014 een verzoek ingediend om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, waarbij de schuldenares, haar echtgenoot en de bewindvoerder op 13 juni 2014 ter terechtzitting zijn gehoord. De schuldenares verklaarde dat zij niet op de hoogte was van de onterecht ontvangen WW-uitkering van haar echtgenoot, die gedurende drie maanden deze uitkering had ontvangen zonder dat zij hiervan wist. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares niet verweten kon worden dat zij deze informatie niet had gemeld tijdens de toelatingszitting, aangezien zij zich niet bezighield met de financiële administratie en de bankrekeningen van haar en haar echtgenoot gescheiden waren. De rechtbank concludeerde dat de voordracht tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling afgewezen moest worden, omdat de schuldenares niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de handelingen van haar echtgenoot. De beslissing werd genomen door mr. A.M. van Kalmthout, rechter, en mr. D.G. Zwanenburg, griffier, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.