ECLI:NL:RBROT:2014:8539

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2014
Publicatiedatum
20 oktober 2014
Zaaknummer
KTN-2978372
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling na ontbinding koopovereenkomst auto onder opschortende voorwaarde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende te Schiedam, en gedaagde, eveneens wonende te Schiedam, over een koopovereenkomst van een Mercedes CLS 350. De koopovereenkomst werd in februari 2013 mondeling gesloten, waarbij gedaagde de auto voor € 42.500,00 aan eiser verkocht. Eiser heeft een deel van de koopsom betaald, maar heeft de auto op 8 juli 2013 teruggebracht. Gedaagde heeft de auto vervolgens op 19 juli 2013 aan een derde verkocht. Eiser heeft de koopovereenkomst op 26 maart 2014 buitengerechtelijk ontbonden en vorderde een bedrag van € 25.000,00 van gedaagde, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de levering van de auto onder een opschortende voorwaarde heeft plaatsgevonden, namelijk dat eiser de volledige koopprijs zou betalen. Aangezien eiser slechts een deel van de koopsom heeft voldaan en de auto heeft teruggebracht, is de opschortende voorwaarde niet vervuld. Hierdoor is er geen eigendomsoverdracht van de auto geweest en bleef de auto eigendom van gedaagde, die bevoegd was om de auto aan een derde te verkopen. De kantonrechter oordeelde dat het onaanvaardbaar was dat gedaagde zowel de door eiser betaalde bedragen als de auto in zijn bezit had. Daarom werd gedaagde veroordeeld om € 25.000,00 aan eiser te betalen, minus een gebruiksvergoeding van € 1.500,00.

De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente toegewezen en gedaagde in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 2978372 CV EXPL 14-17466
uitspraak: 17 oktober 2014
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende te Schiedam,
eiser,
gemachtigde: H.P.A. van Beest,
tegen
Victor Nicolaj [gedaagde],
wonende te Schiedam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.S. Pols.
Partijen worden hierna aangeduid als: “[eiser]” en “[gedaagde]”.

1.Het verloop van het proces

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 9 april 2014, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het vonnis van deze rechtbank d.d. 28 mei 2014 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • het proces-verbaal van de op 7 augustus 2014 gehouden comparitie van partijen.
1.2
De datum van deze uitspraak is door de kantonrechter nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
Tussen partijen is in februari 2013 mondeling een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot een auto van het merk Mercedes type CLS 350 (verder de Mercedes), waarbij [gedaagde] de Mercedes voor een bedrag van € 42.500,00 heeft verkocht aan [eiser]. [gedaagde] heeft aan [eiser] de sleutels overhandigd en [eiser] heeft de Mercedes in gebruik genomen.
2.2
Van de verschuldigde koopsom heeft [eiser] op 25 maart 2013 een bedrag van
€ 22.500,00 en op 1 juni 2013 een bedrag van € 4.000,00 aan [gedaagde] betaald.
2.3
Op 8 juli 2013 heeft [eiser] de Mercedes teruggebracht bij [gedaagde] onder inlevering van de sleutels. Op 19 juli 2013 heeft [gedaagde] de Mercedes aan een derde verkocht voor een bedrag van € 26.500,00.
2.4
Bij brief van 26 maart 2014 is namens [eiser] de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en is [gedaagde] gesommeerd een bedrag van € 28.317,96 aan [eiser] te voldoen.

3.Het geschil

3.1
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan hem te betalen € 25.000,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, met proceskostenveroordeling.
3.2
[eiser] heeft een vordering op [gedaagde] van in hoofdsom € 25.000,00 (zijnde de betalingen van € 22.500,00 en € 4.000,00 minus een gebruiksvergoeding van € 1.500,00), € 1.258,40 aan buitengerechtelijke kosten en € 596,79 aan verschenen rente vanaf 14 november 2013 tot de dag der dagvaarding, maar om hem moverende redenen heeft [eiser] zijn vordering beperkt tot € 25.000,00 onder uitdrukkelijke afstand van het meerdere.
3.3
Aan zijn vordering legt [eiser] naast de onder 2 genoemde vaststaande feiten - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat [gedaagde] tekort schiet in de nakoming van zijn leveringsverplichting uit de tussen partijen gesloten koopovereenkomst, dan wel pleegt [gedaagde] een onrechtmatige daad jegens [eiser].
Door de Mercedes aan een derde door te verkopen, kan [gedaagde] de auto niet meer leveren aan [eiser] en verkeert [gedaagde] in schuldeisersverzuim. [eiser] heeft hierop de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden en vordert terugbetaling van de door hem betaalde bedragen.
3.4
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe het volgende -zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang- aangevoerd. Middels het overhandigen van de autosleutels aan [eiser] in februari 2013 is de Mercedes geleverd aan [eiser]. [gedaagde] heeft hiermee voldaan aan zijn leveringsverplichting zodat er geen sprake is van een tekortkoming zijnerzijds. [eiser] was dus niet gerechtigd om tot buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst over te gaan. Destijds is beoogd de levering onder opschortende voorwaarde van volledige voldoening door [eiser] van de koopprijs te laten plaatsvinden.

4.De beoordeling van de vordering

4.1
Door in februari 2013 de sleutels van de Mercedes te overhandigen aan [eiser] heeft [gedaagde] de Mercedes in de macht van [eiser] gebracht en daarmee voldaan aan het leveringsvereiste van een roerende zaak.
4.2
Door [eiser] is tijdens de comparitie van partijen erkend dat op bij het sluiten van de koopovereenkomst is afgesproken dat de Mercedes pas op zijn naam gezet werd als hij de gehele koopprijs voldaan had. Er is derhalve sprake van een levering onder opschortende voorwaarde ex artikel 3:91 juncto 3:92 BW. Met de levering van de auto onder de opschortende voorwaarde van volledige betaling van de koopprijs heeft [eiser] een voorwaardelijk eigendomsrecht met betrekking tot de auto verkregen.
Artikel 3:84 lid 4 BW houdt in dat in geval de vervulling van de voorwaarde definitief uitblijft de vervreemder zijn recht behoudt. Nu [eiser] slechts de helft van de koopsom heeft voldaan en hij na vijf maanden de Mercedes heeft teruggebracht, naar eigen zeggen omdat hij de auto toch te opzichtig en niet comfortabel genoeg vond, moet het, naar het oordeel van de kantonrechter, er voor gehouden worden dat [eiser] de opschortende voorwaarde niet zal vervullen. Dit betekent dat er geen sprake is geweest van eigendomsoverdracht van de Mercedes, de Mercedes eigendom van [gedaagde] is gebleven en deze bevoegd was de auto zonder toestemming van [eiser] te verkopen aan een derde.
Met het retour krijgen van de Mercedes kwam [gedaagde] in de situatie te verkeren dat hij èn beschikte over het door [eiser] betaalde bedrag van in totaal € 26.500,00 èn weer de beschikking had over de Mercedes. Dit is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. [gedaagde] dient dan ook het door [eiser] betaalde bedrag minus een gebruiksvergoeding van € 1.500,00 aan [eiser] te betalen. De gevorderde betaling van
€ 25.000,00 wordt dan ook toegewezen.
4.3
Bij gebreke aan een inhoudelijke betwisting wordt de gevorderde wettelijke rente toegewezen.
4.4
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] bepaald op € 93,80 aan dagvaardingskosten, € 462,00 aan vast recht en € 800,00 aan salaris voor de gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] aan [eiser] te betalen € 25.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 555,80 aan verschotten en € 800,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
745