ECLI:NL:RBROT:2014:8434

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2014
Publicatiedatum
15 oktober 2014
Zaaknummer
10/811214-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal door babbeltrucs gericht op kwetsbare ouderen

Op 14 oktober 2014 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1962, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van babbeltrucs. De verdachte is veroordeeld voor vijf feiten van diefstal, waarbij zij samen met anderen (hoog) bejaarde slachtoffers heeft benaderd onder valse voorwendselen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachten zich voordeden als betrouwbare personen, zoals medewerkers van woningcorporaties of als nieuwe buren, om toegang te krijgen tot de woningen van de slachtoffers. De feiten vonden plaats tussen september en november 2013 in Rotterdam, Oosterhout en Spijkenisse. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste ten laste gelegde feit, maar de overige feiten zijn wettig en overtuigend bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft ook de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/811214-13
Datum uitspraak: 14 oktober 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting P.I.V. HvB Nieuwersluis, locatie Nieuwersluis,
raadsvrouw mr. M.P. Hilhorst, advocaat te Utrecht.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 september 2014.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. C. Casteleijns heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het onder 1. ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 2 tot en met 5. ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest;
- opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte op de dag dat het vonnis wordt uitgesproken.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1. tot en met 5. ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
(Zaak Favrestraat)
zij op
of omstreeks26 september 2013 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 1.800 euro,
althans een geldbedragen
/of vier,
althanséén of meer
bankpas
(sen
),
in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij 1]
,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar
mededader(s);
2.
(Zaak Stresemannplaats)
zij op
of omstreeks03 oktober 2013 te Rotterdam tezamen en in vereniging
met een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal bankpassen en
/ofeen horloge,
in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of haar mededader(s);
3.
(Zaak Bergse Dorpstraat)
zij op
of omstreeks28 oktober 2013 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een broche,
in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij 3],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
4.
(Zaak Aletta Jacobspad)
zij op
of omstreeks03 november 2013 te Oosterhout tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpas,
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorendeaan [benadeelde partij 4],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
5.
(Zaak Cellostraat)
zij op
of omstreeks13 november 2013 te Spijkenisse tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een doosje en
/of (daarin
)een hoeveelheid Thais geld en
/ofeen aantal dubbeltjes en
/ofkwartjes en
/ofeen hoeveelheid Duits geld,
in elk geval een
hoeveelheid geld, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij 5],
in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen en de voor de bewezenverklaring redengevende inhoud daarvan zijn weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
NADERE BEWIJSOVERWEGINGEN
Modus operandi
De rechtbank stelt vast dat dat bovenstaande feiten zich allen kenmerken door het gebruik van dezelfde modus operandi, namelijk door het gebruik van zogenaamde ‘babbeltrucs’, waarbij verdachte in gezelschap is van nagenoeg iedere keer dezelfde groep mede-verdachten. Zo benadert een of meer van de verdachten een (hoog) bejaarde in een hoedanigheid die de schijn van betrouwbaarheid moet wekken, zoals een medewerker van een verhuurder of gemeente, met de mededeling dat er een bepaalde controle in de woning dient plaats te vinden, of door zich voor te doen als een bekende of als een nieuwe buurvrouw die wil kennismaken. De bewoner verschaft hierop toegang tot de woning. Eenmaal binnen gedraagt de verdachte c.q. de verdachten zich opdringerig en ongeloofwaardig en leidt met dit gedrag de bewoner af, zodat heimelijk een derde verdachte de woning binnen kan komen. In veel gevallen wordt de bewoner met een smoes naar een andere kamer geleid en wordt de voordeur op een kier gezet zodat de derde verdachte ongemerkt de woning kan betreden en vrij spel heeft bij het doorzoeken van de woning op kostbare goederen, terwijl de ander de bejaarde blijft afleiden. Via mobiele telefoons houden verdachten onderling contact en nadat de derde verdachte de woning heeft doorzocht en verlaten, verlaten ook de overige verdachten, meestal heel abrupt, de woning. Indien de pincode van de gestolen bankpassen niet al bekend zijn, volgt vaak een telefoontje waarbij een zogenaamde bankmedewerker met een smoes om de pincode vraagt.
Feit 1.
Op de camerabeelden van de hal van de flat is te zien dat drie vrouwen de hal komen binnenlopen en met hun kleding, capuchons en hoofddoeken hun gezichten bedekken en dat zij op diezelfde ongebruikelijke wijze de lift binnengaan. Eenmaal binnengekomen in de lift is te zien dat zij hun gezichtsbedekking verwijderen. Kennelijk waren zij zich niet bewust van het feit dat zich ook een camera in de lift bevond. Eén van die vrouwen wordt vervolgens door de verbalisant ambtshalve herkend als verdachte. Vervolgens is te zien dat de vrouwen gezamenlijk de lift verlaten. Aangeefster heeft verklaard dat één vrouw beneden bij de centrale toegangshal aanbelde en zei dat zij zich wilde voorstellen omdat zij hier kwam wonen en dat er even later twee vrouwen voor de deur stonden die gelijk binnen kwamen toen zij de deur opende. Eenmaal binnen gedragen de vrouwen zich vrijpostig en praten onderling in een onbekende taal.
Op de camerabeelden is te zien dat verdachte ongeveer een half uur na binnenkomst de flat weer verlaat. Zij is dan alleen en niet vergezeld van de andere twee vrouwen. Bij het betreden van de centrale hal bedekt de verdachte weer haar gezicht. De twee andere verdachten verlaten korte tijd later de flat. Ook zij proberen hun gezicht te bedekken om herkenning te voorkomen. Gelet op de camerabeelden waarbij verdachte is herkend en het feit dat zij en haar medeverdachten hun gezichten bedekt hielden wanneer zij zich in beeld van camera’s waanden, in samenhang bezien met de modus operandi van de feiten ten laste gelegd onder 2, 3, 4 en 5 acht de rechtbank ook het onder 1. ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen in die zin dat verdachte de diefstal door twee of meer verenigde personen heeft gepleegd.
Feit 2
Aangever heeft verklaard dat hij eerst gebeld is door een vrouw met een buitenlands accent die aangaf dat er klachten zouden zijn binnengekomen en dat er over vijf minuten iemand langs zou komen. Vijf minuten later werd er aangebeld door een vrouw zonder accent die vervolgens aangever lang aan de praat heeft gehouden met verhalen over klachten over het water en niet goed werkende luchtafzuiging. Aangever geeft aan dat de vrouw rare vragen stelde en zich vreemd gedroeg en hem afleidde teneinde naar hij achteraf begreep de andere twee vrouwen, die hij later zag, de gelegenheid te geven de woning te doorzoeken. Aangever heeft de daders zijn huis uit zien vluchten. Hij zag ze vervolgens uit de galerijflat rennen. Eerst de één en toen de twee andere daders. Hij heeft geroepen: “dat zijn ze” en “politie”. Een getuige heeft hem gehoord en is achter twee van de drie daders aangelopen. Zij heeft gezien dat deze in een donkerblauwe Volkswagen zijn gestapt en de desbetreffende auto aangewezen aan de toegesnelde politie. De inzittenden van deze auto te weten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte zijn vervolgens aangehouden.
De politie vindt de gestolen goederen terug op de looproute van de verdachten. Hierbij wordt ook een vingerafdruk aangetroffen van één van de medeverdachten. Het telefoongesprek waarmee de komst van een medewerker van de woningstichting werd aangekondigd bij aangever, is aangetroffen op de mobiele telefoon van een medeverdachte.
Feit 3.
Observanten nemen waar dat [medeverdachte 3] met drie medeverdachte vrouwen uit een auto stapt. Met een gereedschapskoffer belt hij aan bij de woning van aangeefster. Vervolgens wordt waargenomen dat hij het pand binnengaat en dat hij de voordeur op een kier laat staan. Twee vrouwen, waaronder verdachte gaan het pand binnen, de derde vrouw blijft aan de overkant van het pand staan met de telefoon aan haar oor. Ongeveer tien minuten later verlaten verdachte en de tweede vrouw het pand weer. De derde vrouw loopt achter hen aan en zij stappen gedrieën in een auto. Kort daarna verlaat ook [medeverdachte 3] het pand.
Aangeefster heeft verklaard dat er een man aanbelde die zei dat hij via de gemeente aangewezen was om asbest te controleren. Eenmaal binnen in de woning sleutelde hij wat aan de verwarming en liep hij naar de keuken, onderwijl pratend met aangeefster die hem bleef volgen door de woning. Nadat hij weg was constateerde aangeefster dat er een broche was weggenomen. [medeverdachte 3] heeft bekend dat hij zich heeft voorgedaan als iemand die de woning kwam controleren op asbest en dat hij toen ongezien enkele sieraden heeft weggenomen. Hij gaf aan dat hij daar met twee anderen was geweest. Verdachte heeft verklaard dat zij wel in de woning is geweest maar beneden aan de trap heeft gewacht op [medeverdachte 3] van wie zij niet had geweten wat hij in de woning aan het doen was. De verklaring van verdachte wordt niet geloofwaardig geacht, gelet op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] en de werkwijze van verdachte, die buiten medeweten van de bewoonster binnensluipt door de opengelaten voordeur. Een werkwijze die binnen de modus operandi van verdachte valt.
Hierbij merkt de rechtbank op dat óók indien de feitelijke wegnemingshandeling in dit geval verricht is door [medeverdachte 3], er desalniettemin ook bij deze babbeltruc sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 3] en verdachte. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstal door twee of meer verenigde personen zoals deze onder feit 3. ten laste is gelegd, heeft gepleegd.
Feit 4.
Aangeefster verklaart dat er aangebeld werd door twee vrouwen die een verhaal hadden over vergiftigd water en dat de vrouwen, eenmaal binnen, zich vrijpostig gedroegen en in een buitenlandse taal spraken. De vrouwen loodsten aangeefster naar de badkamer om aar het water te gaan kijken.
Verdachte is door de verbalisant herkend op de camerabeelden nabij het woonzorgcomplex van het slachtoffer die zijn gemaakt op het de dag van het gebeurde. Daarnaast is aan de hand van het onderzoek aan het peilbaken geconstateerd dat de auto van een medeverdachte, dochter van verdachte, zich ten tijde van het ten laste gelegde bevond in de straat van de woning van het slachtoffer.
Medewerkers van het woonzorgcomplex hebben kort nadat aangeefster op de alarmbel had gedrukt drie vrouwen aangetroffen nabij een nooduitgang.
Aangeefster bleek na het bezoek van de vrouwen haar bankpas te missen en zij werd diezelfde dag nog gebeld door een vrouw die zei dat ze van de ING Bank was en naar haar pincode vroeg. Gelet op het voorgaande en de omstandigheid dat de handelwijze binnen de genoemde modus operandi van verdachte valt, acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstal door twee of meer verenigde personen zoals deze onder feit 4. ten laste is gelegd, heeft gepleegd.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:

1.diefstal door twee of meer verenigde personen;

2.diefstal door twee of meer verenigde personen;

3.diefstal door twee of meer verenigde personen;

4.diefstal door twee of meer verenigde personen;

5.diefstal door twee of meer verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een anderen schuldig gemaakt aan diefstal in een vijftal woningen van (hoog) bejaarde mensen. Verdachte heeft haar slachtoffers kennelijk bewust uitgekozen op hun hoge leeftijd en dientengevolge op hun kwetsbaarheid. Eén van de mededaders van verdachte heeft de (hoog) bejaarden veelal benaderd in een hoedanigheid die de schijn van betrouwbaarheid moet wekken, zoals een medewerker van een verhuurder of een netbeheerder, dan wel door zich voor te doen als een nieuwe buurvrouw die wil kennismaken. Van het vertrouwen dat haar mededader in die hoedanigheid uitstraalde, maakte zij misbruik door hun slachtoffers, die zich mede door hun hoge leeftijd meer dan een ander in een hulpbehoevende situatie bevonden, af te leiden en verdachte en een ander binnen te laten, zodat zij geldbedragen en sieraden konden wegnemen.
De rechtbank is van oordeel dat dit buitengewoon ernstige feiten zijn. Verdachte heeft deze door hun hoge leeftijd kwetsbare personen, doelbewust als gemakkelijke prooi uitgekozen en hen samen met anderen op een uitgekookte, voorbedachte en geoefende wijze benaderd. Met haar optreden heeft verdachte het vertrouwen van haar slachtoffers, die door hun leeftijd veelal in hoge mate afhankelijk zijn van de hulp van anderen, ernstig geschaad. De rechtbank neemt hierbij ook in beschouwing dat de feiten steeds werden gepleegd bij de slachtoffers thuis en zelfs in een woonzorgcomplex, waardoor het gevoel van veiligheid dat een ieder in en rond zijn huis probeert te waarborgen, ernstig is aangetast. Bovendien brengen deze feiten ook een gevoel van onbehagen teweeg in de omgeving van de slachtoffers, bij hun familieleden en in de samenleving in het algemeen.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is eveneens in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat zij blijkens het op haar naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 11 september 2014 reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt d.d. 7 juli 2014. Dit rapport houdt het volgende in. Verdachte heeft in de periode 2013 - 2014 tien maanden geen uitkering gekregen. Als gevolg hiervan zijn er ernstige financiële problemen ontstaan en is het gezin uit huis gezet vanwege een huurschuld. Verdachte is gediagnosticeerd met een post traumatische stressstoornis en een depressie. Verdachte heeft een aandoening aan de schildklier, waardoor zij ziek is. Verdachte heeft een laag zelfbeeld en lijkt onvoldoende in staat om voor zichzelf op te komen. Betrokkene is analfabeet en heeft moeite met de Nederlandse taal. Zij heeft, buiten haar familie om geen sociaal netwerk, terwijl er aanwijzingen zijn dat haar familie, naast de financiële problemen een belangrijke criminogene factor is. Haar dochter [naam] echter, is een ondersteunende en positieve factor in het leven van verdachte. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Op 3 juli 2014 is verdachte gedetineerd, omdat België een uitleveringsverzoek heeft ingediend. Indien er geen uitlevering aan België plaatsvindt dan wordt, geadviseerd een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met onder meer een meldplicht. Voorts wordt verdachte verplicht zich te laten behandelen voor haar post traumatische stressstoornis en haar depressie bij Ipsy of ambulante forensische zorg en wordt zij geboden zich op de door de reclassering aangegeven specifieke tijdstippen op de Lepelaarsingel 35, Capelle aan den IJssel te bevinden. Het locatiegebod kan worden gecontroleerd door middel van een elektronisch controlemiddel.
Al het vorenstaande in aanmerking genomen, komt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden dient te worden opgelegd. De rechtbank legt daarmee een zwaardere straf op dan de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf, nu de rechtbank meer feiten bewezen acht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 5], wonende te Spijkenisse, ter zake van het onder 5. tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1000,- aan materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd. Immers, de onderbouwing bestaat uitsluitend uit een opsomming van de verschillende soorten vermist geld, waarbij per soort geldbedrag een vraagteken is ingevuld bij bedrag en slechts bij het totaal € 1000,- is ingevuld. Zonder toereikende onderbouwing kan de rechtbank niet eenvoudig vaststellen dat in ieder geval enig bedrag aan materiële schade toewijsbaar is.
De rechtbank zal de benadeelde partij in haar vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij deze in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard(maak een keuze), zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
DE VOORLOPIGE HECHTENIS
Op 13 december 2013 is de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst omdat het belang dat verdachte bij de schorsing van haar voorlopige hechtenis had, diende te prevaleren boven het belang van de strafvordering en het belang van de maatschappij bij voortduring van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Gelet op de aan verdachte op te leggen straf, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële omvang, is de rechtbank van oordeel dat het belang dat de maatschappij in het algemeen en de slachtoffers van verdachte in het bijzonder hebben bij de onmiddellijke tenuitvoerlegging van die straf, thans prevaleren.
De rechtbank zal dan ook de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1. tot en met 5. laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 5] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A.M.J. Janssen, voorzitter,
en mrs. M.A.J.M. Jansen en M.E. van der Zouw, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.S.M. Alberti, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 oktober 2014.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I bij vonnis van 14 oktober 2014
TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
(Zaak Favrestraat)
zij op of omstreeks 26 september 2013 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 1.800 euro, althans een geldbedrag en/of vier, althans één of meer
bankpas(sen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar
mededader(s);
2.
(Zaak Stresemannplaats)
zij op of omstreeks 03 oktober 2013 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal bankpassen en/of een horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of haar mededader(s);
3.
(Zaak Bergse Dorpstraat)
zij op of omstreeks 28 oktober 2013 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een broche, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar
mededader(s);
4.
(Zaak Aletta Jacobspad)
zij op of omstreeks 03 november 2013 te Oosterhout tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 4]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
5.
(Zaak Cellostraat)
zij op of omstreeks 13 november 2013 te Spijkenisse tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een doosje en/of (daarin) een hoeveelheid Thais geld en/of een aantal
dubbeltjes en/of kwartjes en/of een hoeveelheid Duits geld, in elk geval een
hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 5], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s).