Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van repliek in conventie, tevens houdende verandering van eis en van antwoord in reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, met producties;
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
2.De feiten
Op 10 maart 1993 sloot Transautex, althans haar werkmaatschappij Transautex Schiphol BV, met de Naamloze Vennootschap Luchthaven Schiphol (hierna: Schiphol) een zogenoemde “concessie overeenkomst” waarbij Transautex het recht verkreeg een Burger King restaurant op Schiphol te exploiteren tegen een vergoeding van 7,5% van de bruto omzet per jaar, met een voor elk jaar vastgesteld minimumbedrag, voor de duur van vijf jaar. In deze overeenkomst is tevens opgenomen dat door Schiphol aan Transautex voor die exploitatie bedrijfsruimten ter beschikking werden gesteld en voorts (artikel C1) dat partijen daarvoor een afzonderlijke overeenkomst zouden sluiten.
Deze concessieovereenkomst is bij overeenkomst van 14 april 1998 tussen Schiphol en Transautex verlengd tot en met 30 april 2003. Daarbij is een vergoeding overeengekomen van 10% over de eerste 12,5 miljoen gulden van de netto omzet, 12,5% over de netto omzet tussen 12,5 miljoen en 15 miljoen gulden en 15% over het meerdere. Voorts werd daarbij aan Transautex een optie verleend tot een (verdere) verlenging onder dezelfde voorwaarden tot 30 april 2008.
Aan deze voorwaarde is, ook na een verlenging met nog eens tien dagen, niet voldaan.
- op 5 januari 2001 een “Agreement for Reinstatement and Modification of the Agreement dated 7th july 2000” (hierna: de RMA overeenkomst) en
- op 5 maart 2001 een zogenoemde Escrow Agreement.
Krachtens deze overeenkomsten is een deel van de door Burger King betaalde koopsom ad NLG 7.740.000,-- (€ 3.512.258,87) afgezonderd in afwachting van de vraag of en zo ja onder welke voorwaarden Burger King met Schiphol een verlenging van de concessie overeenkomst met 15 jaar, te rekenen vanaf het moment van ondertekening van de RMA overeenkomst (dus tot 5 januari 2016) zou overeenkomen.
In de Escrow Agreement zijn, voorzover van belang, de volgende bepalingen opgenomen:
“Under an agreement for the Purchase of Shares and other Assets dated July
("kwaliteitsrekening")as referred to in Article 25 Section 1
("rechthebbenden")as per Section 3 of the said Article 25;
b) If the Escrow Amount is sufficient to cover the present day
“Parties entered into the so-called Schiphol Escrow Agreement on 5 March
3. Upon execution of this agreement, parties agree that the dispute as defined in
Schiphol heeft vervolgens bij brief van 27 april 2007 aan Burger King de concessieovereenkomst – en daarmee ook de huurovereenkomst – met Burger King opgezegd.
Burger King heeft zich tegen de opzegging verzet met een beroep op huurbescherming en aan Schiphol aangekondigd een kort geding procedure tegen haar te zullen aanspannen.
Hierop heeft Schiphol de tender ingetrokken en zijn partijen in overleg getreden over verlenging van de overeenkomsten.
- de onder 2.2. bedoelde huurovereenkomst tegen een huurprijs van € 324.901,- per jaar;
- de onder 2.4. bedoelde concessieovereenkomst tegen een vergoeding van 15% van de bruto omzet (exclusief BTW) over de eerste vijf jaar en 16% over de tweede vijf jaar.
Deze financiele voorwaarden zijn minder gunstig dan die van de - door Burger King indertijd overgenomen - concessieovereenkomst tussen Schiphol en Transautex van 14 april 1998.
3.De vordering in conventie
I) voor recht te verklaren dat Transautex recht heeft op het volledige bedrag dat zich thans in Escrow bevindt;
II) Burger King te gebieden, binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan haar, de Escrow Agent te instrueren het bedrag in Escrow te betalen aan Transautex op de door deze aangegeven wijze, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 7.500,-- per dag, een dagdeel daaronder begrepen;
III) Burger King te veroordelen tot betaling aan Transautex van de wettelijke (handels)rente over het bedrag van € 3.512.188,57 vanaf 1 mei 2008, althans 28 november 2011, tot aan de dag van algehele voldoening, te verminderen met de gerealiseerde depotrente over voornoemd bedrag, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
IV) Burger King te veroordelen tot betaling van een bedrag aan Transautex van
€ 710.731,38, vermeerderd met de top-up rente en de wettelijke (handels)rente over de top-up rente vanaf 1 november 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, althans Burger King te veroordelen tot betaling van de wettelijke (handels)rente over een bedrag van
€ 1.815.120,86 vanaf 1 mei 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
V) Burger King te veroordelen tot betaling van een bedrag aan Transautex van
€ 32.670,34, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente vanaf 1 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
VI) Burger King te veroordelen tot betaling van een bedrag aan Transautex van
€ 521.501,62, althans een vergoeding te schatten dan wel te begroten op een wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is;
met veroordeling van Burger King in de kosten van de procedure.
4.De vordering in reconventie
De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij nu ook de vordering bij dagvaarding de facto een vordering tot nakoming van de Escrow Agreement betreft en in dat licht bezien, aan de wat ongelukkige formulering van de grondslag in de dagvaarding niet de betekenis van een omzettingsverklaring als bedoeld in artikel 6:87 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan worden toegekend.
Partijen zijn zowel in conventie als in reconventie verdeeld over de verdeling van de in de Escrow Agreement bedoelde Escrow Amount.
Deze minder gunstige voorwaarden zijn ingegaan per 1 oktober 2008.
Krachtens de Escrow Agreement strekt de (contant gemaakte) waarde van dit in de periode 1 oktober 2008 tot 5 januari 2016 geleden en te lijden nadeel voor Burger King in beginsel (alsnog) in mindering op de in 2001 tussen hen overeengekomen koopprijs en krijgt Burger King dit bedrag - met de daarover verkregen rente - terugbetaald uit de Escrow Amount.
Dit beginsel lijdt uitzondering als Burger King niet heeft voldaan aan de haar in de Escrow Agreement opgelegde inspannings- en informatie verplichtingen.
Een beroep op handelen in strijd met artikel 16 van de Sale en Purchase Agreement van 7 juli 2000 is na betwisting niet herhaald en moet geacht worden – evenals het wel expliciet verlaten beroep op artikel 7:401 BW – te zijn prijsgegeven.
Burger King betwist dat de artikelen 5.1.c en 5.5 van toepassing zijn, subsidiair stelt zij aan de verplichtingen daaruit te hebben voldaan.
Krachtens de bewoordingen van artikel 5.1.c van de Escrow Agreement is Burger King ingeval Schiphol haar een verlenging onder financieel minder gunstige voorwaarden aanbiedt, verplicht “its best efforts” aan te wenden tot het verkrijgen van zo gunstig mogelijke voorwaarden. Tot zover is het artikel en de hierin vermelde inspanningsverplichting van toepassing op Burger King.
De bepaling voorziet echter vervolgens in het geval dat tot een juridische procedure van Burger King tegen Schiphol wordt besloten, die met ofwel een schikking, ofwel een vonnis wordt afgesloten. De voorwaarden vermeld onder i tot en met iv hebben naar het oordeel van de rechtbank krachtens hun bewoordingen en mede gelet op de context, uitsluitend betrekking op die situatie. Tussen partijen staat vast dat (ook naar de opvatting van Transautex: terecht) niet is gekozen voor een procedure tegen Schiphol. Transautex voert in dit verband evenwel aan dat het artikel ook slaat op een procedure als de onderhavige tussen Transautex en Burger King omdat er staat “…the value of the impact of the less favourabel financial terms,…as determined bij de court then” en de berekening van dit nadeel door een rechter alleen in een procedure tussen Transautex en Burger King en dus niet in een procedure tussen Burger King en Schiphol kan worden vastgesteld. Dit argument overtuigt niet en miskent dat ingeval in een procedure tussen Burger King en Schiphol de voor Burger King - minder gunstige - verlengingsvoorwaarden zijn vastgesteld, met die rechterlijke uitspraak tevens de omvang van het nadeel voor Burger King is bepaald.
Het artikel 5.1.c voorziet (als hiervoor weergegeven) expliciet in het geval van een procedure tussen Burger King en Schiphol, er zijn – gelet op het voorgaande – geen aanwijzingen dat het (ook) doelt op andere juridische procedures.
Nu - als hierboven overwogen - van een procedure tegen Schiphol geen sprake is brengt dit mee dat artikel 5.1.c in zoverre en met name voor wat betreft de voorwaarden onder i tot en met vii toepassing mist. Met name het onder iii geformuleerde vereiste dat Burger King alleen een claim heeft als zij te goeder trouw en in hoge mate voortvarend en vasthoudend (“aggressively”) een verlenging op dezelfde financiele voorwaarden heeft nagestreefd, geldt in dit geval dus niet.
Artikel 5.1.c sluit af met een omschrijving van de berekening van de contante waarde van het nadeel voor Burger King van een verlenging die onder financieel minder gunstige voorwaarden tot stand kwam. Naar deze omschrijving wordt ook in andere artikelen van de Escrow Agreement verwezen zodat de betekenis daarvan niet geacht kan worden beperkt te zijn tot het geval waarin een juridische procedure (met Schiphol) was aangegaan.
greaterthan the Escrow Amount”), kan niet anders worden uitgelegd dan als een verschrijving. Mogelijk is hier het woordje “not” vóór “greater” weggevallen. Het artikel voorziet namelijk vervolgens in een verdeling waarbij aan “purchaser” (Burger King) het recht wordt toegekend op een deel van de Escrow Amount, gelijk aan de contante waarde van haar nadeel bij die ongunstiger voorwaarden.
Bij een uitleg conform de letterlijke tekst zou deze verdeling niet aan de orde kunnen komen omdat Burger King dan immers recht zou hebben op het totaal van de Escrow Amount.
Het voorgaande brengt mee dat Burger King gebonden is aan de in dit artikel 5.1.f bedoelde inspanningsverplichting en derhalve alleen recht heeft op (een deel van) de Escrow Amount in het geval zij voor de verlenging “all reasonable diligence and good faith efforts and not for economic reasons favourable to Purchaser” heeft aangewend. Dit wil zeggen dat zij zich zorgvuldig en te goeder trouw en niet uit eigen - voor Burger King gunstige - economische overwegingen moet hebben ingespannen.
Nu in het onderhavige geval wel een verlenging tot stand kwam zijn de in artikel 5.5 weergegeven criteria voor verzuim (“default”) niet van toepassing.
Samengevat voert Transautex ter toelichting het volgende aan.
a. Burger King had moeten volstaan met het inroepen van de ongeclausuleerde optie tot verlenging van de concessieovereenkomst met ingang van 30 april 2003 tot 30 april 2008.
In plaats daarvan heeft Burger King op 17 september 2001 een afzonderlijke huurovereenkomst gesloten en is zij op 8 februari 2005 een concessieovereenkomst met Schiphol aangegaan; bij de onderhandelingen over deze concessieovereenkomst is Burger King ten onrechte en tegen het advies van Transautex, niet ingegaan op een aanbod van Schiphol om in de overeenkomst een bonus-malus systeem op te nemen;
b. Burger King heeft er ten onrechte mee ingestemd dat Schiphol in 2007 een tender uitschreef voor de tot dan aan Burger King gegunde concessie en huur. Burger King heeft vervolgens ten onrechte ingeschreven op deze tender en heeft daarbij zelf aan Schiphol voor de beoogde verlenging financieel minder gunstige voorwaarden voorgesteld, te weten een gestaffelde vergoeding van 14 – 17% van de omzet
(14% over de omzet tussen € 3.000.000,- en € 5.000.000,- ;
15% over de omzet tussen € 5.000.000,- en € 7.000.000,- ;
16% over de omzet tussen € 7.000.000,- en € 9.000.000,-;
17% over de omzet tussen € 9.000.000,- en € 11.000.000,- ).
d. Burger King heeft zich in de onderhandelingen met Schiphol voor de overeenkomst van 20 april 2009, door een achterblijvende “performance” en door het openen van een tweede vestiging op Schiphol, onvoldoende ingezet om tot gunstiger voorwaarden te geraken.
ad a. De vraag of Burger King in 2001 onverplicht een aparte huurovereenkomst met een vaste huurprijs met Schiphol is aangegaan en daarmee haar positie jegens Schiphol zodanig heeft verzwakt dat dit heeft geleid tot minder gunstige voorwaarden bij de verlenging van de concessie en huur in 2008, kan in het midden blijven.
Partijen hebben bij overeenkomst van 17 juli 2003 afgesproken deze huurovereenkomst uit 2001 voor de beantwoording van die vraag buiten beschouwing te laten.
Deze overeenkomst vermeldt namelijk expliciet dat (juist) een eventuele invloed van (het sluiten van) deze huurovereenkomst voor de latere concessieverlenging en de onderhandelingspositie van Burger King, buiten beschouwing wordt gelaten.
Het verwijt van Transautex dat Burger King ten onrechte is ingegaan op het verzoek van Schiphol om deze verlenging op andere voorwaarden aan te gaan, miskent dat Burger King belang had bij een goede relatie met Schiphol. Schiphol was immers niet verplicht om de overeenkomsten met Burger King per 2008 te verlengen. Nu tussen partijen vast staat dat de overeenkomst van 8 februari 2005 niet nadeliger is dan de voordien geldende overeenkomst valt reeds daarom niet in te zien dat Burger King daarmee haar positie ten opzichte van de verlenging in 2008 heeft verzwakt. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat Burger King in dit verband heeft aangevoerd dat, indien zij zou zijn ingegaan op een door Schiphol voorgesteld bonus-malus systeem, dit door een tegenvallende performance van Burger King in de jaren nadien, wèl nadeliger zou hebben uitgepakt. Transautex heeft dit niet althans onvoldoende bestreden, zodat het ervoor moet worden gehouden dat dit juist is. Aldus biedt ook deze omstandigheid geen steun aan de stelling van Transautex dat Burger King heeft nagelaten de belangen van Transautex te behartigen en zich actief in te spannen teneinde een verlenging onder tenminste gelijke voorwaarden te realiseren.
“Wij zijn met u van mening … dat een actie tot beëindiging door Burger King niet aan de orde is. De tender, zoals gedocumenteerd aangereikt door Schiphol per 25 maart 2007, moet onzes inziens door Burger King worden aangegaan. De rechten van de huidige contractuele rechten worden bewaard. Daarvan wordt geen afstand gedaan. Overigens, wij blijven er ons over verbazen dat zonder dat in overleg en/of onderhandeling is getreden terzake van de eventuele verlenging per april 2008, en dat terwijl volgens uw zeggen Burger king goed heeft gepresteerd, een tender door Schiphol wordt uitgeschreven. …”.
Transautex voert thans aan dat Burger King haar onderhandelingspositie bij de verlenging heeft verzwakt door bij inschrijving op de tender minder gunstige voorwaarden aan te bieden dan de toen geldende voorwaarden.
Dit standpunt van Transautex snijdt naar het oordeel van de rechtbank geen hout.
Vast staat immers dat Burger King haar contractuele rechten heeft voorbehouden.
Nu Burger King, voorzichtigheidshalve en met instemming van Transautex, inschreef op de tender, moest zij rekening houden met andere kandidaten.
Voor de beoordeling van de door Burger King bij inschrijving van de tender voorgestelde voorwaarden is dus uitsluitend relevant of deze marktconform waren.
Indien deze marktconform waren kan aan Burger King immers niet worden tegengeworpen dat zij bij die inschrijving een (kans op een) verlenging onder minder gunstige voorwaarden verkoos boven het - bij een niet marktconform aanbod niet ondenkbeeldige - risico dat in het geheel geen verlenging plaats vond.
Het was aan Transautex om haar stelling - dat Burger King met deze inschrijving haar positie verzwakte - te onderbouwen. Nu zij daartoe niet meer of anders aanvoerde dan dat de voorgestelde voorwaarden minder gunstig waren dan het toen nog lopende contract, zal de rechtbank hieraan als niet ter zake dienend, althans onvoldoende onderbouwd, voorbijgaan.
… Voor Transautex is uitsluitend van belang het in de Escrow overeenkomst bepaalde. Dat is voor haar het uitgangspunt en, zo zouden wij menen, voor Burger King de leidraad. Wij hebben het eerder opgemerkt, het is aan Burger King hoe, op welke wijze en onder welke voorwaarden zij een deal met Schiphol doet. Het enige wat wij vragen en van haar verlangen is dat zij daarbij de belangen van Transautex, gelet op de onderliggende Escrow overeenkomst, respecteert. In feite is daarmee het antwoord op de vraag gegeven.”.
Uit de daarna tussen Burger King en Schiphol gevoerde correspondentie kan worden afgeleid dat door Burger King vervolgens steeds in overleg met Transautex langdurig en niet zonder succes met Schiphol is onderhandeld over het percentage van de te betalen vergoeding en het bedrag van de jaarlijkse huurprijs. Waar Schiphol in augustus 2007 een verlenging van 5 jaar voorstelde met een concessievergoeding van 18% van de omzet, hebben de onderhandelingen via diverse tussenstappen geleid tot een verlenging met tien jaar met een concessievergoeding van 15% over de eerste vijf jaar en 16% over de laatste vijf jaar. Reeds op grond van de overgelegde correspondentie kan worden geconcludeerd dat Burger King haar best heeft gedaan; of dit goed genoeg is, hangt af van de vraag of het resultaat overeenstemt met (of gunstiger is dan) de toen geldende marktwaarde van deze concessie/huur.
Tussen partijen staat vast dat Transautex tijdens de onderhandelingen tussen Burger King en Schiphol geen gebruik heeft gemaakt van haar recht om de door Burger King voorgestelde voorwaarden door inzet van een makelaar of het aanspannen van een procedure tussen Burger King en Schiphol, te toetsen aan de marktwaarde. Dat zij daartoe informatie ontbeerde is onjuist. De voorgestelde percentages over de omzet van Burger King zijn met haar gecommuniceerd. Hoe die omzet zou uitpakken was toen ook aan Burger King nog niet bekend.
Het was naar het oordeel van de rechtbank dan ook aan Transautex om in de onderhavige procedure te stellen en aan te bieden te bewijzen, dat de op 20 april 2009 overeengekomen vergoeding niet marktconform (want te hoog) is. Nu zij dit niet deed moet het ervoor worden gehouden dat dit wel het geval is. De enkele - vóór de huidige crisis ook niet zo ongebruikelijke - omstandigheid dat bij verlenging van de overeenkomst een hogere vergoeding is overeengekomen, is onvoldoende om tot de conclusie te geraken dat Burger King zich onvoldoende zou hebben ingespannen. Ook Transautex was overigens bij verlenging van de overeenkomst met Schiphol in 1998 geconfronteerd met een aanzienlijke verhoging van de door haar aan Schiphol te betalen vergoeding.
Dat Burger King een goedkoper aanbod van Schiphol van 10 april 2008 tot verlenging met 8 jaar tegen een vergoeding ad 14% van de omzet over de 1e vijf jaar en 16% over de laatste drie jaar heeft afgewezen ten behoeve van de uiteindelijk overeengekomen verlenging met 10 jaar tegen een hogere vergoeding, kan niet aan Burger King worden tegengeworpen.
Het overeenkomen van een langere termijn (tot na 5 januari 2016) is naar het oordeel van de rechtbank een gerechtvaardigd belang van Burger King waarmee ook reeds in de Escrow Agreement rekening is gehouden. Dat Burger King met deze voor haar zeer wezenlijke “non-financial term” betreffende de duur van de verlenging heeft dooronderhandeld, betekent niet dat Burger King zich onvoldoende zou hebben ingespannen voor een verlenging van de overeenkomsten onder dezelfde voorwaarden.
Het betoog van Transautex over het achterblijven van de “performance” van Burger King en het openen van een tweede vestiging te Schiphol – nog daargelaten of dit van invloed was of zelfs kon zijn op de voorwaarden waaronder de verlenging van de concessie- en huurovereenkomst tot stand kwam – kan buiten beschouwing blijven nu de Escrow Agreement aan enig verzuim in de bedrijfsvoering van Burger King alleen gevolgen verbindt indien geen of een kortere verlenging tot stand zou zijn gekomen.
5.7. Vervolgens dient te worden vastgesteld of Burger King heeft voldaan aan de verplichtingen ingevolge het door beide partijen van toepassing geachte artikel 5.1.h. Transautex beroept zich in dit verband met name op handelen van Burger King in strijd met het bepaalde onder 5.1.h aanhef en onder vi tot en met x.
Transautex stelt dat zij door Burger King door de jaren heen niet voldoende is geïnformeerd hetgeen ertoe heeft geleid dat Transautex niet over alle relevante financiële gegevens en correspondentie tussen Burger King en Schiphol beschikte, dat zij met regelmaat om toezending van deze stukken verzocht doch dat Burger King daaraan pas voldeed nadat Transautex daartoe een geheimhoudingsverklaring had ondertekend. Transautex specificeert haar stelling als volgt:
1.Transautex is door Burger King eerst achteraf geïnformeerd over het bestaan van de huurovereenkomst van 17 september 2001;
15.Tijdens de bespreking van 23 juli 2007 heeft Burger King, zonder overleg daartoe met Transautex, een concessievergoeding van 16% voorgesteld;
Meer specifiek ten aanzien van de verplichtingen onder 5.1.h vi tot en met x kan uit de overgelegde correspondentie het volgende worden afgeleid:
(ad vi) Burger King heeft Transautex tijdig in kennis gesteld van de overeenkomst met Schiphol van 20 april 2009 door toezending van het concept bij brief van 23 maart 2009. Hieraan doet niet af dat Burger King in deze brief meldt dat zij tot ondertekening zou overgaan na ontvangst van de stukken die op die dag door Schiphol zouden worden getekend.
De ondertekening door Burger King vond feitelijk immers pas plaats op 20 april 2009, terwijl Transautex hiertegen noch binnen zeven dagen na 23 maart 2009, noch op enig ander moment vóór 20 april 2009 heeft geprotesteerd.
Hier weegt mee dat de financiële voorwaarden van deze overeenkomst niet afwijken van die in de eerder aan Transautex toegezonden concepten van 10 april 2008 en 9 december 2008 en Transautex hierop niet anders heeft gereageerd dan met de mededeling dat zij over onvoldoende informatie beschikte om zich over de impact een oordeel te vormen en voorts - na toezending van gevraagde informatie - dat zij het verdere verloop zou afwachten (bij brief van 12 augustus 2008). Er zijn door Transautex geen suggesties voor een beter resultaat gedaan.
Het beroep van Transautex dat zij door Burger King onvoldoende werd geinformeerd over de impact van een concessievergoeding op basis van een percentage van de omzet, faalt. Het miskent dat deze omzet ten tijde van de verlenging ook bij Burger King nog niet bekend was. Dat Burger King, toen zij op enig moment die informatie over haar omzet wel kon verschaffen, dat pas deed nadat Transautex daartoe een geheimhoudingsverklaring had ondertekend is naar het oordeel van de rechtbank niet onbegrijpelijk of ongebruikelijk. Transautex had dit overigens ook voor zichzelf bedongen in haar contract met Schiphol van 1993.
(ad vii tot en met x) Uit de stellingen van Transautex en de daarop betrekking hebbende, door partijen overgelegde correspondentie kan niet worden afgeleid dat daar waar Transautex aangaf onderhandelingsvergaderingen met Schiphol bij te willen wonen, dat is geweigerd door Burger King. Voorzover het voor Transautex niet in alle gevallen mogelijk was een vergadering bij te wonen, kan uit haar stellingen niet worden afgeleid dat haar aanwezigheid tot andere uitkomsten had geleid. Dat Transautex niet van haar in deze bepalingen toegekende rechten gebruik heeft gemaakt kan derhalve niet aan Burger King worden tegengeworpen.
Dit betekent dat op het aan Transautex uit te keren bedrag een aan Burger King toekomend deel van dat bedrag in mindering strekt en dat het aldus resterende bedrag in Escrow aan Burger King dient te worden uitgekeerd.
Partijen zijn het erover eens dat krachtens de Escrow Agreement elke door Burger King aan Schiphol te betalen vergoeding meetelt voor de vraag of en in hoeverre de voorwaarden bij verlenging van de huur minder gunstig zijn dan de tot dan geldende voorwaarden.
Dit brengt mee dat de op 20 april 2009 overeengekomen (vaste) huursom krachtens die overeenkomst in beginsel meetelt.
De rechtbank is van oordeel dat de tekst van deze laatste overeenkomst geen andere conclusie toelaat dan dat partijen uitsluitend de toen “recent”, op 17 september 2001, gesloten huurovereenkomst buiten beschouwing wilden laten.
Deze uitleg stemt overeen met de omstandigheid dat Transautex indertijd aan Burger King verweet de huurovereenkomst van 17 september 2001 onverplicht te zijn aangegaan terwijl de concessieovereenkomst toen nog liep tot 2008.
Dit geldt niet voor de situatie in 2008 omdat de concessieovereenkomst toen afliep en het Schiphol dus vrij stond Burger King een afzonderlijke huuroverkomst voor te houden.
Dit betekent dat het bij verlenging van de huurovereenkomst op 20 april 2009 als huurprijs overeengekomen bedrag in de berekening meetelt.
Dit standpunt is onjuist.
Deze aanpassing van de koopprijs vindt plaats omdat vanaf een (toen nog) in de toekomst gelegen moment maandelijks hogere vergoedingen zouden gelden. Zou dit in 2001 al bekend zijn geweest, dan zou dit toen tot een andere koopprijs hebben geleid.
Het ligt dan ook voor de hand dit nadeel contant te maken tegen een datum die zo dicht mogelijk bij die van de vaststelling van de koopprijs in 2001 is gelegen.
Als dit evenwel ten tijde van het sluiten van de Escrow Agreement de bedoeling zou zijn geweest - Transautex bepleit dit - zou voor de hand hebben gelegen dat de datum (2001) in de Escrow Agreement was opgenomen als de datum waartegen toekomstig nadeel contant moet worden gemaakt.
In de Escrow Agreement wordt er - begrijpelijkerwijs - van uitgegaan dat - de contante waarde van - het door Burger King te lijden nadeel van een verlenging onder minder gunstige dan de voordien voor haar geldende voorwaarden, pas kan worden berekend zodra de betreffende verlengingsovereenkomst tot stand kwam. In dit geval zijn de betreffende verlengingsovereenkomsten gesloten per 20 april 2009. Nu er in de Escrow Agreement vanuit wordt gegaan dat op dat moment het nadeel zou worden berekend, komt het de rechtbank passend en juist voor om aan te sluiten bij dit uitgangspunt van de Escrow Agreement en bij de berekening van het nadeel - naast de impact van de toen al verschuldigde termijnen - het nadeel van de toen nog te verschijnen termijnen, contant te maken tegen 20 april 2009.
Top-up rente5.10. Krachtens artikel 4 van de Escrow Agreement was Burger King verplicht over 4 miljoen gulden een “top-up” rente te vergoeden, in aanvulling op de rente die door de bank werd voldaan. Artikel 4 is hierboven onder de vaststaande feiten weergegeven.
(ad a.) De Escrow Agreement vermeldt onder 4.2.c uitdrukkelijk dat de top-up rente door de Escrow Agent wordt berekend - en aldus aan Burger King in rekening wordt gebracht - tot 30 april 2008. Het standpunt van Transautex dat partijen daarbij de mogelijkheid niet hebben voorzien dat het depotbedrag niet vóórdien zou zijn uitgekeerd, is zonder nadere toelichting, die er niet is, niet begrijpelijk. De overeenkomst voorziet er immers ook in dat het bedrag in Escrow pas wordt uitgekeerd als een juridische procedure dienaangaande onherroepelijk is. De aard van de overeenkomst en de redelijkheid en billijkheid leiden dan ook niet tot een andere conclusie dan dat de verplichting voor Burger King om top-up rente te voldoen liep tot 1 mei 2008, als en in zoverre het bedrag van 4 miljoen gulden al niet eerder aan Transautex zou zijn uitgekeerd. Van een onrechtmatige daad kan in dat geval geen sprake zijn.
(ad b.) Ook ten aanzien van dit onderdeel van de vordering is in de Escrow Agreement uitdrukkelijk bepaald dat top-up rente dient te worden berekend over het bedrag van 4 miljoen gulden en wel tot 10% boven alle (inclusief rente op rente) daarover gegenereerde rente. Onder 4.2.c staat daarover expliciet vermeld dat voor de vaststelling van het bedrag van de tranche waarover rente dient te worden berekend, dat wil zeggen 4 miljoen gulden of zoveel minder als van dat bedrag al een deel is uitgekeerd, eventuele over voorgaande jaren opgebouwde rente buiten beschouwing wordt gelaten.
Voor een andersluidende - door Transautex voorgestane - uitleg bestaat dan ook geen grondslag.
Dit betekent dat deze onderdelen van de vordering van Transautex dienen te worden afgewezen.
De rechtbank overweegt dienaangaand het volgende.
Krachtens de Escrow Agreement kunnen partijen pas aanspraak maken op uitkering van het aan haar verschuldigde vanaf het moment dat aan het in deze te wijzen vonnis kracht van gewijsde toekomt. Van vertraging in de voldoening van een bedrag uit de Escrow Amount kan dan ook reeds daarom thans geen sprake zijn.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat Burger King terecht heeft aangevoerd dat artikel 6:119a BW terzake wettelijke handelsrente toepassing mist nu de Escrow Agreement dateert van vóór 8 augustus 2002 (artikel II van de Wet van 7 november 2002 tot uitvoering van Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 juni 2000 betreffende bestrijding van betalingsachterstanden bij handelstransacties, Staatsblad 2002, nr 545).
Een en ander laat onverlet dat partijen krachtens artikel 4.1. van de Escrow Agreement, voor het gemis van het aan hen uit te keren deel van de Escrow Amount een vergoeding ontvangen in de vorm van de over dat deel - vanaf depot datum - gegeneerde rente (met rente over rente).
De door Burger King over het bedrag van 4 miljoen gulden betaalde top-up rente komt krachtens artikel 4.2.c van de Escrow Agreement in de eerste plaats toe aan Transautex, voorzover Transautex recht heeft op uitkering van (een deel van) die 4 miljoen gulden, en voor het overige aan Burger King.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad5.12. Nu (ook) Transautex pas aanspraak kan maken op uitkering van het aan haar verschuldigde vanaf het moment dat aan het te wijzen vonnis dienaangaand kracht van gewijsde toekomt brengt dit mee dat Transautex geen belang heeft bij de vordering om het te wijzen vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Proceskosten en kosten van buitengerechtelijke incasso5.13. De rechtbank reserveert een beslissing dienaangaand tot aan het in deze te wijzen eindvonnis.
6.De beslissing
19 november 2014voor het nemen van een akte door Transautex over hetgeen is vermeld onder 5.14, waarna de wederpartij desgewenst op de rol van
17 december 2014, vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
39/2148/182