Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[gedaagde2],
1.De procedure
- de dagvaardingsexploten van 8 respectievelijk 9 mei 2014, elk met dezelfde set producties;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring, met producties;
- de incidentele conclusie van antwoord.
2.Het geschil in de hoofdzaak
- [eiser] treedt in deze procedure op in twee hoedanigheden, te weten in privé en als gevolmachtigde van het besloten fonds voor gemene rekening ‘[bedrijf1]’ (hierna: [bedrijf1]), een contractueel fonds zonder rechtspersoonlijkheid, waarin de deelnemende leden van de familie [eiser] het familievermogen hebben ingebracht, teneinde de deelgerechtigden te laten delen in de opbrengst van dit fonds;
- zowel [eiser] als andere leden van zijn familie zijn ‘consumenten’ in de zin van Richtlijn EG 2005/29 (Richtlijn oneerlijke handelspraktijken), Richtlijn EG 2011/83 (Richtlijn consumentenrechten) en artikel 6:193a BW (Wet oneerlijke handelspraktijken);
- [gedaagde1] is een Nederlandse beleggingsinstelling met statutaire vestiging in Rotterdam, die belegt in financiële activa;
- [gedaagde1] opereert (mede) vanuit Zwitserland en heeft vestigingen in Genève en Zürich; daarom valt [gedaagde1] in beginsel buiten het toezicht van de Nederlandse Autoriteit Financiële Markten (AFM); dit beginsel gaat evenwel in het onderhavige geval niet op, omdat [gedaagde1] in Nederland beleggingsdiensten verleent; gelet op de toepasselijke Nederlandse wet- en regelgeving is [gedaagde1] derhalve vergunningsplichtig in de zin van artikel 2:96 Wft (Wet financieel toezicht);
- na het overlijden van de ouders van [eiser] in 1993 respectievelijk 1994 is hun nalatenschap ondergebracht in [bedrijf1]; aanvankelijk belegde zowel [eiser] als [bedrijf1] gelden bij de Zwitserse bank Clariden Leu; medio 2007 is de account manager van [eiser] en [bedrijf1] bij deze bank, [persoon1] (hierna: [persoon1]), van werkgever gewisseld; [persoon1] is in dienst getreden bij [gedaagde1];
- [persoon1] en de heer [gedaagde2] benaderden vervolgens [eiser] en bezoeken hem in 2007 in Nederland, om hem te informeren over de dienstverlening van [gedaagde1];
- op grond van dit gesprek en andere gesprekken, die voor [eiser] positief verlopen, alsmede op grond van eerdere ervaringen die [eiser] en [bedrijf1] hebben met [persoon1], besluiten zij met [gedaagde1] in zee te gaan; vervolgens worden genoemde Beheerovereenkomsten gesloten;
- in artikel 10 van de twee Beheerovereenkomsten, die identiek zijn, is een forumkeuzebeding opgenomen, op grond waarvan de rechtbank van de geregistreerde vestigingsplaats van [gedaagde1], de Beheerder, bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen; aangezien de statutaire zetel van [gedaagde1] gelegen is in Rotterdam, is deze Rechtbank derhalve bevoegd op grond van dit forumkeuzebeding;
- mocht dit forumkeuzebeding niettemin ongeldig zijn of tot een andere uitkomst leiden, dan wordt teruggevallen op de EEX-Vo (Verordening (EG) Nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken), die in het onderhavige geval van toepassing is;
- voor zover [gedaagden] de bevoegdheid van deze rechtbank zouden betwisten vanwege bevoegdheid van de Zwitserse rechter op grond van genoemd forumkeuzebeding, stellen [eiser] en [bedrijf1] zich op het standpunt dat zij beiden kwalificeren voor consumenten in de zin van de EEX-Vo; in dat geval geldt dat het forumkeuzebeding nietig is (art. 17 lid 1 EEX-Vo) althans dat de rechtbank van de woonplaats van [eiser] dan wel van [bedrijf1] op grond van artikel 15 lid 1 onder c juncto artikel 16 lid 1 EEX-Vo bevoegd is.
3.Het geschil in het incident
- de geregistreerde vestigingsplaats van [gedaagde1] als bedoeld in de Beheerovereenkomsten is gelegen in Zwitserland;
- niet de EEX-Vo is van toepassing in het onderhavige geval maar het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van 30 oktober 2007 (hierna: EVEX 2007), bij welk verdrag naast Nederland ook onder meer Zwitserland partij is;
- de bevoegdheidsregels inzake consumentenovereenkomst van EVEX 2007, namelijk artikelen 15-17 EVEX 2007, missen toepassing, zodat deze bepalingen niet in de weg kunnen staan aan genoemde forumkeuze voor de Zwitserse rechter.
In het onderhavige incident verschillen partijen van mening over de vraag of - zakelijk weergegeven - de forumkeuze in de Beheerovereenkomst een keuze inhoudt voor deze rechtbank dan wel voor een rechter buiten Nederland. Stel dat deze forumkeuze toepassing mist. Dan is sprake van een intern geval, aangezien zowel eiser, [eiser], als gedaagden, [gedaagden], woonplaats hebben in Nederland. In dat geval is deze rechtbank zonder meer bevoegd. Immers, hoewel alleen [gedaagde1], gedaagde sub 1, woonplaats heeft binnen het rechtsgebied van deze rechtbank en dus alleen ten aanzien van deze gedaagde bevoegdheid bestaat op grond van de hoofdregel van artikel 99 lid 1 Rv, is de rechtbank dan tevens bevoegd kennis te nemen van de vordering tegen [gedaagde2], gedaagde sub 2, aangezien [gedaagden] geacht moeten worden slechts de
internationalebevoegdheid van de Nederlandse rechter, waaronder deze rechtbank, te betwisten, en niet mede de
relatievebevoegdheid van deze rechtbank.
Het gaat hier om een vraag van uitleg van een contractuele bepaling. Reeds omdat de Beheerovereenkomst een rechtskeuze voor ander recht dan Nederlands recht inhoudt, te weten Zwitsers recht, doet dat de vraag rijzen aan de hand van welk recht deze uitleg moet plaatsvinden. Van belang is het EEG-Overeenkomstenverdrag van 19 juni 1980 (hierna: EVO), niet EU-verordening nr. 593/2008 (hierna: Rome I-Vo), aangezien de Beheerovereenkomst gesloten is op 16 september 2007, derhalve voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van de Rome I-Vo, 17 december 2009. Daarnaast is het EVO in het onderhavige geval materieel en formeel (geografisch) toepasselijk. Uit artikel 10 lid 1 onder a EVO volgt dat de uitleg van een overeenkomst onderworpen is aan het recht dat van toepassing is op die overeenkomst. Bij de bepaling van het toepasselijke recht op een overeenkomst als de onderhavige staat voorop de rechtskeuze in de zin van artikel 3 EVO. In dit bevoegdheidsincident is geen geschil gerezen over de geldigheid van genoemde rechtskeuze voor Zwitsers recht in de Beheerovereenkomst, zodat de rechtbank in dit incident van die geldigheid zal uitgaan. De vraag hoe het begrip ‘geregistreerde vestigingsplaats’ in de forumkeuzebepaling van deze overeenkomst moet worden uitgelegd wordt dus beheerst door Zwitsers recht.
Maar stel, daarentegen, dat onder de ‘geregistreerde vestigingsplaats’ van [gedaagde1] als bedoeld in de Beheerovereenkomst moet worden verstaan de plaats waar [gedaagde1], naar het lijkt, kantoorhoudt, namelijk Genève - zie het in de Beheerovereenkomst vermelde (kantoor)adres “3 rue Ami-Lullin, CH-1207 Genève”. Dan is sprake van een forumkeuze voor de Zwitserse rechter en kan deze rechtbank, de rechtbank Rotterdam, aan de forumkeuze in beginsel geen bevoegdheid ontlenen. Met het oog op dat geval voert [eiser] in dit incident subsidiair echter aan dat de forumkeuze afstuit op het bepaalde in de artikelen 16-17 EEX-Vo, de kennelijk volgens [eiser] toepasselijke internationale bevoegdheidsregeling. [gedaagden] betwisten de toepasselijkheid van deze consumentenbevoegdheidsregels, omdat volgens hen geen sprake is van de in artikel 15 van het volgens hen toepasselijke EVEX 2007 genoemde noodzakelijke omstandigheden voor materiële toepasselijkheid van de bevoegdheidsregels van de artikelen 16 en 17 EVEX 2007. Zo betwisten [gedaagden] dat [eiser] bij het aangaan van de Beheerovereenkomst is opgetreden als consument als bedoeld in artikel 15 EVEX 2007.
Artikel 601. Voor de toepassing van dit verdrag hebben vennootschappen en rechtspersonen woonplaats op de plaats van:a) hun statutaire zetel, ofb) hun hoofdbestuur, ofc) hun hoofdvestiging.
; Rechtbank]
, onverminderd artikel 4 en 5, punt 5, wanneera) het gaat om koop en verkoop op afbetaling van roerende lichamelijke zaken,b) het gaat om leningen op afbetaling of andere krediettransacties ter financiering van de verkoop van zulke zaken,c) in alle andere gevallen, de overeenkomst is gesloten met een persoon die commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in de door dit verdrag gebonden staat waar de consument woonplaats heeft, of dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op die staat, of op meerdere staten met inbegrip van die staat, en de overeenkomst onder die activiteiten valt.Van koop/verkoop of leningen op afbetaling dan wel vorenbedoelde andere krediettransacties is in deze zaak geen sprake. Waar partijen in ieder geval wél over twisten is of [eiser] de Beheerovereenkomst voor een gebruik heeft gesloten dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd, zoals [eiser] stelt en [gedaagden] betwisten.
Benincasa/Dentalkit) met betrekking tot de met de artikelen 15-17 EVEX 2007 vergelijkbare artikelen uit het EEX-Verdrag.
De conclusie luidt dan ook dat [eiser] bij het sluiten van de Beheerovereenkomst is opgetreden als consument als bedoeld in de artikelen 15-17 EVEX 2007.
Vast is komen te staan in dit incident dat voorafgaande aan het sluiten van de Beheerovereenkomst een bespreking in Nederland ten huize van [eiser] heeft plaatsgehad tussen [eiser] enerzijds en [persoon1] en [gedaagde2], beiden van [gedaagde1], anderzijds. Had deze bespreking niet plaatsgehad, zo mag geconcludeerd worden, dan zou [eiser] niet overgegaan zijn tot het aangaan van de Beheerovereenkomst met [gedaagde1]. Waar partijen in dit incident over debatteren, is de vraag op wiens initiatief deze bespreking heeft plaatsgehad: op initiatief van [gedaagde1] (bijvoorbeeld in de persoon van [persoon1] en/of [gedaagde2]), zoals [eiser] stelt, dan wel op initiatief van [eiser], zoals [gedaagden] stellen. Partijen twisten dus over de concrete omstandigheden die vooraf zijn gegaan aan de sluiting van de overeenkomst. Was genoemd onderdeel 3) van het eerste lid van artikel 13 EVEX 1988 nog van toepassing, dan zou deze vraag wellicht van belang zijn geweest. Thans geldt echter onderdeel c) van het eerste lid van artikel 15 EVEX 2007, op grond van welke bepaling deze aspecten niet meer van belang zijn.
Afwijken van de bevoegdheidsregels van artikel 16 EVEX 2007 door middel van het sluiten van een forumkeuzebeding kan enkel in de onder 17 EVEX 2007 genoemde gevallen, te weten, kort weergegeven, het aangaan van een overeenkomst ná het ontstaan van het geschil, door middel van het sluiten van overeenkomsten die aan de consument de mogelijkheid geven de zaak bij andere gerechten aanhangig te maken dan de in de artikelen 15-17 EVEX 2007 genoemde of het maken van een forumkeuze voor het gerecht van de verdragsstaat waar beide partijen op het moment van het sluiten van de forumkeuze hun woonplaats of hun gewone verblijfplaats hebben. Nu geen van deze gronden in deze zaak van toepassing is, kan niet van de bevoegdheidsregels van artikel 16 EVEX 2007 worden afgeweken.
-
salaris advocaat € 452,00 (1 punt x tarief € 452,00)totaal € 452,00.
in de hoofdzaak
5.De beslissing
€ 452,00;
12 november 2014voor conclusie van antwoord.
901/32