ECLI:NL:RBROT:2014:8162

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 juli 2014
Publicatiedatum
6 oktober 2014
Zaaknummer
C/10/13/509 R
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens ernstige schending van informatieverplichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 juli 2014 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares. De schuldenares had zonder medeweten van haar bewindvoerder een reis naar Curaçao gemaakt en was bij terugkomst op Schiphol aangehouden met drugs. Dit leidde tot een veroordeling tot een gevangenisstraf van 76 dagen, waarvan 60 voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uur. De bewindvoerder kwam pas op 6 maart 2014 via een postblokkade achter deze gebeurtenissen, wat de rechtbank als een ernstige schending van de informatieverplichting beschouwde.

De rechtbank oordeelde dat de schuldenares haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren was nagekomen. De bewindvoerder had verklaard dat er geen wijzigingen waren in de situatie van de schuldenares ten opzichte van de voordracht tot beëindiging van de regeling. De advocaat van de schuldenares voerde aan dat haar vertrek naar Curaçao niet met de intentie om drugs te smokkelen was, maar dat zij in een opwelling haar vader wilde verzorgen. De rechtbank was echter van mening dat de schuldenares zich bewust had moeten zijn van de gevolgen van haar handelen en dat haar gedrag ontoelaatbaar was in het kader van de schuldsaneringsregeling.

De rechtbank besloot de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c, van de Faillissementswet. Tevens werd het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op € 634,37, dat voor zover niet uit de boedel kan worden voldaan, ten laste van de schuldenares komt. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter W.J. Roos-van Toor, en er werd een mogelijkheid tot hoger beroep geboden binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Insolventie
tussentijdse beëindiging schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 31 juli 2014
Bij vonnis van deze kamer van 23 mei 2013 is de definitieve toepassing van de
schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te[adres], [woonplaats],
schuldenares,
bewindvoerder: C. van der Velde.

1.De procedure

De rechter-commissaris heeft op 28 maart 2014 een voordracht gedaan om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen. De schuldenares, in het bijzijn van haar advocaat, mr. M. Rotgans, alsmede in het bijzijn van mevrouw L. van der Star ambulant begeleidster en in het bijzijn van mevrouw J.A.M. Hart, beschermingsbewindvoerder, en de bewindvoerder zijn gehoord ter terechtzitting van 24 juli 2014.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Ter terechtzitting heeft de bewindvoerder verklaard dat er zich geen wijzigingen hebben voorgedaan ten opzichte van de voordracht tot tussentijdse beëindiging van de schuld- saneringsregeling. De bewindvoerder stelt zich op het standpunt dat schuldenares haar informatieverplichting ernstig heeft geschonden. Schuldenares is immers zonder medeweten van de bewindvoerder naar Curaçao vertrokken. Verder is het, naar het inzicht van de bewindvoerder, ontoelaatbaar om tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling drugs te smokkelen. Daarnaast heeft de bewindvoerder er geen vertrouwen in dat schuldenares, indien zij niet gearresteerd was, de opbrengst van de drugssmokkel zou afdragen aan de boedelrekening. De bewindvoerder heeft ter terechtzitting haar standpunt, om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, gehandhaafd.
De advocaat heeft namens schuldenares verklaard dat schuldenares niet naar Curaçao is vertrokken met de intentie om drugs te smokkelen. Schuldenares is in een opwelling naar Curaçao vertrokken om haar vader te verzorgen, maar zij kon hem niet helpen. Schuldenares is twee weken op Curaçao geweest. Schuldenares is toen door iemand benaderd en zij is op het aanbod ingegaan. Zij heeft een verkeerde beslissing genomen, waarvan zij spijt heeft. Er is een strafzaak geweest. Schuldenares heeft vanaf 5 februari 2014 tot 21 februari 2014 gedetineerd gezeten. Schuldenares heeft hersenletsel en ondervindt beperkingen. De strafrechter heeft alles meegewogen en is tot een lagere straf gekomen.
Voor een dergelijk strafbaar feit staat normaal gesproken vijf maanden. Schuldenares komt haar verplichtingen in het kader van de schuldsaneringsregeling naar behoren na. Het incident heeft geen financiële gevolgen voor de schuldsaneringsregeling. Een beëindiging van de schuldsaneringsregeling is niet rechtvaardig.

3.De beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat schuldenares één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen. Schuldenares is immers haar informatieverplichting niet naar behoren nagekomen.
Uit het verhandelde ter terechtzitting en de stukken in het dossier is het volgende komen vast te staan.
Schuldenares is zonder medeweten van de bewindvoerder vertrokken naar Curaçao. Schuldenares heeft evenmin haar beschermingsbewindvoerder en ambulant begeleidster op de hoogte gesteld van haar vertrek. Bij terugkomst op Schiphol is schuldenares aan-gehouden door de douane in het bezit van drugs. Schuldenares is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 76 dagen waarvan 60 voorwaardelijk en een taakstraf van 150 uur. De bewindvoerder heeft eerst op 6 maart 2014 via de postblokkade van de vorenstaande gebeurtenissen vernomen.
De rechtbank is van oordeel dat schuldenares haar informatieverplichting in het kader van de schuldsaneringsregeling ernstig en langdurig heeft geschonden. Schuldenares is zonder medeweten van de bewindvoerder vertrokken naar Curaçao en heeft daar circa twee weken verbleven. Vervolgens is schuldenares gearresteerd. Schuldenares heeft tot 21 februari 2014 gedetineerd gezeten. Er is een strafzaak geweest die heeft geleid tot een veroordeling wegens drugssmokkel. De bewindvoerder heeft niets van het vorenstaande van schuldenares vernomen. De bewindvoerder is uitsluitend bij toeval via de postblokkade aan haar informatie gekomen. De rechtbank verwijt schuldenares het hardnekkig en langdurig niet informeren van de bewindvoerder over zeer ernstige gebeurtenissen. Dat schuldenares daarvan geen verwijt kan worden gemaakt, is niet aannemelijk geworden. Dat de strafrechter een lagere straf heeft opgelegd is daartoe niet voldoende.
De schuldsaneringsregeling biedt schuldenares de mogelijkheid om uit haar problematische schuldensituatie te komen door na drie jaar een schone lei te verkrijgen, waardoor haar schuldenlast van € 53.973,66 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. De rechtbank is van oordeel dat schuldenares door haar handelwijze geen blijk heeft gegeven van een saneringsgezinde houding. Schuldenares had moeten weten of behoren te begrijpen dat haar gedrag in het kader van de schuldsaneringsregeling ontoelaatbaar is. Schuldenares had zich ervan bewust moeten zijn dat zij met haar handelwijze en de intentie om de opbrengst aan haar vader ten goede laten komen, de uitvoering van de schuldsaneringsregeling ernstig heeft gefrustreerd.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt daarom beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, Faillissementswet.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.
De rechtbank stelt het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vast conform het bepaalde in het Besluit salaris bewindvoerder schuldsanering.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder vast op € 634,37 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en brengt deze bedragen, voor zover deze niet uit de boedel kunnen worden voldaan, ten laste van schuldenares.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2014. [1]