ECLI:NL:RBROT:2014:8153
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens onterecht overdragen van activa en hoge privé-onttrekkingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 juli 2014 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar. De rechter-commissaris had op 27 mei 2014 een voordracht gedaan om de schuldsaneringsregeling te beëindigen op basis van artikel 350 lid 3 sub c en f van de Faillissementswet. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar kort voor het WSNP-verzoek activa had overgedragen aan familiebedrijven zonder dat hiervoor een reële prijs was betaald of dat er zakelijke voorwaarden waren vastgesteld. Er was geen schriftelijke overeenkomst voor de transactie en de waardebepaling van de activa was niet gedocumenteerd. Dit leidde tot twijfels over de oprechtheid van de transactie.
Daarnaast constateerde de rechtbank aanzienlijke privé-onttrekkingen door de schuldenaar, die niet in verhouding stonden tot de financiële situatie van de onderneming. De bewindvoerder had herhaaldelijk verzocht om duidelijkheid over de activa-overdracht en de privé-onttrekkingen, maar de schuldenaar had hier onvoldoende op gereageerd. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de schulden te goeder trouw onbetaald waren gelaten, wat reden zou zijn geweest om het verzoek tot schuldsanering af te wijzen.
De rechtbank besloot de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen en benoemde een rechter-commissaris en curator. Tevens werd een postblokkade ingesteld en werden de kosten van de bewindvoerder vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gedaan en er werd een termijn van acht dagen gegeven voor hoger beroep.