Op 3 oktober 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam in een kort geding uitspraak gedaan over de toelating van twee studentes tot de Islamitische Universiteit Rotterdam (IUR). De studentes, eiseressen in deze zaak, waren niet toegelaten tot het vervolg van hun opleiding nadat zij melding hadden gemaakt van seksuele intimidatie door een docent. De IUR stelde dat de studentes in strijd met de grondbeginselen en doelstellingen van de universiteit hadden gehandeld. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het indienen van een klacht over seksuele intimidatie geen reden mag zijn om de studentes de toegang tot hun opleiding te ontzeggen. De rechter benadrukte dat het doen van een melding van seksuele intimidatie een ernstige zaak is die de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer aantast en dat het indienen van een klacht noodzakelijk is voor een onderzoek naar mogelijk wangedrag.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de IUR niet voldoende had onderbouwd waarom de studentes niet tot de opleiding mochten worden toegelaten. De rechter wees erop dat de studentes aan de formele eisen voor toelating voldeden en dat hun verzoek om toelating niet in strijd was met de doelstellingen van de IUR. De voorzieningenrechter heeft de IUR dan ook veroordeeld om de studentes binnen 48 uur na betekening van het vonnis toe te laten tot de bachelor- en/of masteropleiding waarvoor zij zich hadden ingeschreven. Tevens werd een dwangsom van € 500 per dag opgelegd voor iedere dag dat de IUR in gebreke bleef om aan deze veroordeling te voldoen.
De uitspraak benadrukt het belang van het recht op onderwijs en de bescherming van studenten die melding maken van ongewenst gedrag. De voorzieningenrechter heeft de IUR ook veroordeeld in de proceskosten van de studentes, die in totaal op € 1.191,80 werden begroot. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak in het kader van de bescherming van studentenrechten en de verplichtingen van onderwijsinstellingen.