ECLI:NL:RBROT:2014:8074

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2014
Publicatiedatum
2 oktober 2014
Zaaknummer
10/651043-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het dwingen van minderjarige meisjes tot webcamseks

Op 8 oktober 2014 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het dwingen van vijf minderjarige meisjes tot het plegen van ontuchtige handelingen voor een webcam. De verdachte, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw B.V. Rafaela. Tijdens de terechtzitting op 24 september 2014 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder de aangiften van de slachtoffers en de verklaringen van de verdachte zelf. De tenlastelegging omvatte ernstige beschuldigingen, waaronder bedreigingen met geweld en andere feitelijkheden om de slachtoffers te dwingen tot seksuele handelingen.

De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en klinische behandeling. De verdediging voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege procedurele fouten, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van één feit dat niet bewezen kon worden.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en stelde bijzondere voorwaarden vast voor de proeftijd. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die door de verdachte moesten worden vergoed. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en nam in overweging dat de verdachte een dissociatieve stoornis had, wat zijn gedrag had beïnvloed. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de zaak zorgvuldig behandeld, met aandacht voor de rechten van de verdachte en de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/651043-14
Datum uitspraak: 8 oktober 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1]
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres: [adres],
ten tijde van de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsvrouw B.V. Rafaela, advocaat te Rotterdam.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 september 2014.

TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. Kort gezegd wordt hem verweten dat hij vijf (minderjarige) meisjes gedwongen heeft tot het plegen van webcamseks en dat hij een zesde meisje heeft bedreigd. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

EIS OFFICIER VAN JUSTITIE

De officier van justitie mr. L.H.M. Jager-Huiskens heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 primair, 4, 5 primair en 6 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 (tien) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de Reclassering Nederland en dat hij gedurende maximaal een jaar een klinische behandeling bij een FPA ondergaat.

ONTVANKELIJKHEID OFFICIER VAN JUSTITIE

De raadsvrouw heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging vanwege handelen in strijd met de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik (hierna: de Aanwijzing). Zij voert hiertoe aan dat het informatieve gesprek en de aangifte van aangeefster [slachtoffer 3] en het verhoor van verdachte van 26 maart 2014 in de zaak van aangeefster [slachtoffer 5] niet auditief zijn opgenomen; het informatieve gesprek met aangeefster [slachtoffer 4] is slechts gedeeltelijk opgenomen. Daarnaast voert de raadsvrouw aan dat diverse aangeefsters onvoldoende bedenktijd is gegeven tussen de informatieve gesprekken en de aangiften. Tenslotte voert zij aan dat de politie onzorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 4], die in november/december 2013 naar de politie is gegaan zonder dat daar wat mee is gedaan. Dit zijn volgens de raadsvrouw onherstelbare vormfouten als bedoeld in art. 359a Sv.
Dit verweer slaagt niet.
Door het niet auditief opnemen van een informatief gesprek, een aangifte en een verhoor van verdachte en het slechts gedeeltelijk opnemen van een ander informatief gesprek is in strijd gehandeld met de Aanwijzing. Naar het oordeel van de rechtbank levert dit een onherstelbare vormfout als bedoeld in artikel 359a Sv op. Voor niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging wegens een onherstelbare vormfout is evenwel alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan (vgl. HR 30 maart 2004, LJN AM2533, NJ 2004/376). De enkele omstandigheid dat de hiervoor bedoelde verklaringen van twee aangeefsters en een verhoor van verdachte niet of niet volledig zijn opgenomen danwel dat opnamen in het ongerede zijn geraakt, is hiervoor niet voldoende. Hetzelfde geldt voor het feit dat er slechts korte tijd is gelegen tussen de informatieve gesprekken met diverse aangeefsters en hun aangiftes (als al geoordeeld zou kunnen worden dat de in casu gehanteerde tijd te kort is en daarom een vormfout oplevert). Deze omstandigheden zijn niet van dien aard dat dit het recht op een eerlijk proces raakt op de wijze zoals hiervoor bedoeld. Niet aannemelijk is geworden dat de betreffende informatieve gesprekken en aangiften onjuist zijn uitgewerkt in de betreffende processen-verbaal, dat de verhoren overigens niet voldoen aan de eisen die daaraan kunnen worden gesteld of dat aangeefsters overhaastig hebben besloten tot het doen van aangiften. Dat aangeefster [slachtoffer 4] zich in een eerder stadium bij de politie heeft gemeld, zonder dat daarmee toen iets is gedaan, is evenmin aanleiding om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren: niet valt in te zien in welk rechtens te respecteren belang van de verdachte hierdoor is geschaad.
Er zijn ook overigens geen gronden aanwezig om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaring in de vervolging. Zij wordt dus ontvankelijk verklaard.

BEWIJSOVERWEGINGEN

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld voor alle feiten.
Zij betoogt dat uit de bewijsmiddelen, met name de aangiften en de eigen verklaringen van de verdachte, afdoende blijkt dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Zij voert aan dat de verklaringen van aangeefsters [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] van het bewijs moeten worden uitgesloten omdat deze in strijd met de Aanwijzing niet of niet geheel auditief zijn opgenomen en er onzorgvuldig is gehandeld bij de eerdere melding van [slachtoffer 4]. Daarnaast betoogt zij dat voor geen van de feiten de pleegperiode is vast te stellen en dat ook daarom vrijspraak dient te volgen.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
Bewijsuitsluiting?
Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting slaagt niet. Weliswaar kan – voor zover thans relevant – in het algemeen gesteld worden dat naleving van de Aanwijzing van belang is met het oog op de waarheidsvinding die in zedenzaken ingewikkeld en gevoelig kan liggen. Echter, niet aannemelijk is geworden dat de schriftelijke uitwerkingen van de informatieve gesprekken met [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en hun aangiften een onjuiste weergave geven van de verklaringen van deze aangeefsters. Anders dan de raadsvrouw betoogt, is een inhoudelijke toetsing dus mogelijk. Ten overvloede is nog op te merken dat belangrijke delen van de verklaringen van deze aangeefsters door de verdachte zijn erkend, zodat ook daarom niet in te zien valt hoe hij in zijn verdediging is geschaad. Dat geldt ook voor het feit dat de eerdere melding van [slachtoffer 4] toen geen aanleiding heeft gegeven tot nader onderzoek van de politie.
Het bewijs ten aanzien van aangeefsters[slachtoffer 1],[slachtoffer 2], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]
De verdachte heeft de tenlastegelegde ontuchtige handelingen ten aanzien van aangeefsters[slachtoffer 1],[slachtoffer 2], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] bekend. Ook heeft de verdachte bekend dat hij deze aangeefsters tot die handelingen heeft gedwongen. Ten aanzien van [slachtoffer 5] heeft hij op zitting verklaard dat hij haar ‘enigszins’ heeft gedwongen, maar ook dat hij wist dat zij in ieder geval een deel van de tijd de ontuchtige handelingen tegen haar wil verrichtte. Ook voor deze aangeefster blijkt dan ook uit de eigen verklaring van de verdachte dat hij haar heeft gedwongen.
Voor aangeefsters[slachtoffer 1],[slachtoffer 2], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] kan dus reeds op basis van hun aangiften en de eigen verklaringen van de verdachte wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Dit betreft de feiten 1, 2, 4 en 5 (primair). Uit de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat dit is gebeurd gedurende de pleegperioden die zijn vermeld in de tenlastelegging. Dat de begin- en einddata niet in alle gevallen even duidelijk zijn, doet daar niet aan af en het daartoe strekkende verweer van de raadsvrouw wordt verworpen. Dat de verdachte op een enkel punt de bedreiging afzwakt of dat hij zegt dat bepaalde handelingen zich minder vaak hebben voorgedaan dan door aangeefsters is verklaard, doet evenmin af aan het bewijs.
Het bewijs ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 3]
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij onder dreiging van de verdachte ontuchtige handelingen heeft verricht ten overstaan voor de webcam. De verdachte heeft de ontuchtige handelingen bekend; hij ontkent echter dat hij haar hiertoe heeft gedwongen. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] met betrekking tot de bedreiging, maar moet vaststellen dat er geen andere bewijsmiddelen zijn waaruit die bedreiging (voldoende concreet) blijkt. Het blijkt in ieder geval niet uit de chatgesprekken zoals opgenomen in het dossier. Op grond van artikel 342 lid 2 Sv – dat bepaalt dat een veroordeling niet uitsluitend kan worden gebaseerd op de verklaring van één getuige – kan daarom feit 3 primair (de afgedwongen ontuchtige handelingen) niet bewezen worden. Wel bewezen is feit 3 subsidiair (ontucht met een iemand jonger dan 16 jaar). Dat de verdachte zegt niet te hebben geweten dat aangeefster jonger dan 16 jaar was, is niet relevant (vergelijk HR 21 april 1998, NJ 1998/782). Ook voor feit 3 subsidiair geldt dat de pleegperiode afdoende blijkt uit de aangifte en dat het hierop gerichte verweer dus faalt.
Het bewijs ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 6]
Over de bedreiging van [slachtoffer 6] wordt als volgt overwogen. Uit de aangifte en de in het dossier opgenomen chats blijkt dat getracht is deze aangeefster onder druk te bewegen tot het doen van ontuchtige handelingen voor een webcam. Dit is gedaan met het Skype account [naam 1] en de handle [naam 2]. De verdachte heeft bekend dat deze accounts door hem zijn aangemaakt en werden gebruikt. Dat ook twee neven van hem deze accounts zouden hebben gebruikt, zoals door de verdachte is aangevoerd, is niet aannemelijk geworden. De verdachte heeft immers op zitting weliswaar verklaard dat twee van zijn neven toegang hadden tot deze accounts en dat in ieder geval een van hen wist van door hem geuite bedreigingen tegen diverse meisjes, maar hij verklaart ook dat die neven er nooit bij zijn geweest toen hij webcamseks had met die meisjes. Het is al met al ongeloofwaardig dat die neven aangeefster [slachtoffer 6] hebben benaderd voor webcamseks op dezelfde wijze als de verdachte bij diverse aangeefsters heeft gedaan. Feit 6 is daarom wettig en overtuigend bewezen.

BEWEZENVERKLARING

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4, 5 primair en 6 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
(Zaak A1)
hij in de periode van 21 augustus 2010 tot 21 augustus 2012 te Rotterdam en te Langemark-Poelkapelle, meermalen, door bedreiging met geweld iemand, te weten [slachtoffer 1], heeft gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen, namelijk het door die[slachtoffer 1] voor haar ingeschakelde webcam (en aldus zichtbaar voor hem, verdachte) betasten van haar borsten en/of likken aan haar borsten en duwen/brengen van (één van) haar vingers in haar vagina, de bedreiging met geweld heeft bestaan uit het via MSN-chatgesprekken met die[slachtoffer 1], die[slachtoffer 1] dreigen Stacey iets aan te doen, naar Stacey's huis te gaan en Stacey te verkrachten, indien die[slachtoffer 1] haar webcam niet zou inschakelen en (vervolgens) bovengenoemde ontuchtige handelingen niet voor die ingeschakelde webcam (en dus zichtbaar voor verdachte) met/bij zichzelf zou uitvoeren en die[slachtoffer 1] (aldus) heeft opgedragen/aangegeven bovengenoemde ontuchtige handelingen voor die ingeschakelde webcam (en aldus zichtbaar voor verdachte) met/bij zichzelf uit te voeren;
2.
(Zaak A2)
hij in de periode van 1 juli 2010 tot en met 2 februari 2014 te Rotterdam en Franeker, meermalen door bedreiging met geweld en door bedreiging met een andere feitelijkheid iemand, te weten [slachtoffer 2], heeft gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen, namelijk het door die[slachtoffer 2] voor haar ingeschakelde webcam (en aldus zichtbaar voor hem, verdachte) betasten van en/of spelen met haar borsten en/of likken aan één van haar tepels en duwen/brengen van (één van) haar vingers in haar vagina, de bedreiging met geweld en de bedreiging met andere feitelijkheid hebben bestaan uit - het zich, tijdens de skypegesprekken met die[slachtoffer 2], voordoen als [naam verdachte 1] en/of [naam verdachte 2] en
- ( als zodanig) die[slachtoffer 2] dreigen dat (naakt)foto's van haar op facebook geplaatst zouden worden en
- die[slachtoffer 2] dreigen haar, haar moeder en zusje in elkaar te slaan en te vermoorden en te verkrachten,
indien die[slachtoffer 2] haar webcam niet zou inschakelen en (vervolgens) bovengenoemde ontuchtige handelingen niet voor die ingeschakelde webcam (en dus zichtbaar voor verdachte) met/bij zichzelf zou uitvoeren en die[slachtoffer 2] (aldus) heeft opgedragen/aangegeven bovengenoemde ontuchtige handelingen voor die ingeschakelde webcam (en aldus zichtbaar voor verdachte) met/bij zichzelf uit te voeren;
3.
Subsidiair
(Zaak A3)
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 januari 2014 te Rotterdam en Etten-Leur, meermalen, met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 3] ([geboortedatum 2], buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het via het internet contact zoeken met die [slachtoffer 3] en via skypegesprekken (met ingeschakelde webcam en aldus zichtbaar voor hem, verdachte) vragen aan die [slachtoffer 3] om haar kleren uit te trekken en zich vervolgens voor de ingeschakelde webcam te tonen en haar borsten te betasten en/of haar borsten heen en weer te laten bewegen, waarna die [slachtoffer 3] voor de ingeschakelde webcam zich heeft uitgekleed en haar borsten heeft betast en/of bewogen;
4.
(Zaak A4)
hij in de periode van 1 juni 2013 tot en met 28 februari 2014 te Rotterdam en Egmond aan Zee, meermalen, door bedreiging met andere feitelijkheden iemand, te weten [slachtoffer 4], heeft gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen, namelijk het door die [slachtoffer 4] voor haar ingeschakelde webcam (en aldus zichtbaar voor hem, verdachte) betasten van en/of spelen met haar borsten en/of likken aan één van haar tepels en duwen/brengen van (één van) haar vingers in haar vagina, de bedreiging met andere feitelijkhedenhebben bestaan uit
- die [slachtoffer 4] dreigen naaktfoto's van haar op zijn, verdachtes, Facebookaccount en/of het Facebookaccount van de zus van die [slachtoffer 4] te zetten en
- haar op te wachten bij haar school,
indien die [slachtoffer 4] haar webcam niet zou inschakelen en (vervolgens) bovengenoemde ontuchtige handelingen niet voor die ingeschakelde webcam (en dus zichtbaar voor verdachte) met/bij zichzelf zou uitvoeren en die [slachtoffer 4] (aldus) heeft opgedragen/aangegeven bovengenoemde ontuchtige handelingen voor die ingeschakelde webcam (en aldus zichtbaar voor verdachte) met/bij zichzelf uit te voeren;
5. (
primair)
(Zaak A5)
hij in de periode van 1 september 2012 tot en met 31 december 2013 te Rotterdam meermalen door bedreiging met geweld en een andere feitelijkheid, iemand te weten[slachtoffer 5] ([geboortedatum 2]), heeft gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen, namelijk het door die [slachtoffer 5] voor haar ingeschakelde webcam (en aldus zichtbaar voor hem, verdachte) tonen en/of wrijven van/over haar borsten en duwen/brengen van (een van haar) vinger(s) in haar vagina en uittrekken van haar kleding, de bedreiging met geweld en de bedreiging met een andere feitelijkheid hebben bestaan uit het het zich, tijdens de skypegesprekken met die [slachtoffer 5] haar dreigen (naakt)foto's van haar rond te sturen naar vrienden en haar in elkaar te slaan en haar te zullen opzoeken, indien die [slachtoffer 5] haar webcam niet zou inschakelen en (vervolgens) bovengenoemde ontuchtige handelingen niet voor die ingeschakelde webcam (en dus zichtbaar voor verdachte met/bij zichzelf zou uitvoeren en die [slachtoffer 5] (aldus) heeft opgedragen/aangegeven bovengenoemde ontuchtige handelingen voor die ingeschakelde webcam (en aldus zichtbaar voor verdachte) met/bij zichzelf uit te voeren;
6.
(Zaak A6)
hij in 1 januari 2012 tot en met 30 april 2013 te Rotterdam [slachtoffer 5] ([geboortedatum 2]) heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk die [slachtoffer 6] dreigend de woorden toegevoegd : "ik weet waar je tante woont en ik doe je familie wat aan en zorg dat je op komt dagen op skype, ik zie je familie hier langs lopen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Kennelijke schrijffouten zijn in de bewezenverklaring hersteld. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

NADERE BEWIJSMOTIVERING

De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden, zoals opgenomen in de aan dit vonnis gehechte bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

STRAFBAARHEID FEITEN

De bewezen feiten leveren op:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
2.
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
3.
subsidiair
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
4.
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
5.
primair
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
6.
Bedreiging met zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

STRAFBAARHEID VERDACHTE

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

STRAFMOTIVERING

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende een periode van in totaal enkele jaren met meerdere (hoofdzakelijk) minderjarige meisjes webcamseks gehad. Hij heeft in ieder geval vier meisjes daartoe gedwongen. Contacten begonnen veelal vriendschappelijk, maar gedurende de contacten sloeg hij om als een blad aan de boom. Daarbij schuwde hij forse bedreigingen niet. Zo heeft hij gedreigd met moord, verkrachting en mishandeling, heeft hij één meisje bewerkt door herhaaldelijk bij haar haar jonge zusje op te eisen en heeft hij verschillende aangeefsters gedreigd om naaktfoto’s op internet te plaatsen. Hij gebruikte verschillende aliassen: als de een (bijvoorbeeld [naam verdachte 1]) het niet gedaan kreeg, dan kwam de ander (bijvoorbeeld [naam verdachte 2]) op de proppen. Hij ‘bemiddelde’ zelfs tussen diverse aangeefsters en verschillende van zijn eigen aliassen. Informatie die de verdachte van aangeefsters verkreeg, werd misbruikt om zo te krijgen wat hij wilde. Ook heeft de verdachte zijn eigen nichtje bedreigd in een poging om ook haar tot webcamseks te bewegen. Zij heeft dit geweigerd, maar dat maakt de bedreiging – en de bedoeling van de verdachte daarmee – niet minder ernstig. In de zaak van aangeefster [slachtoffer 3] is bedreiging niet bewezen, maar dan nog: zij was destijds 13 a 14 jaar oud en de verdachte was aanzienlijk ouder. Hij had nooit webcamseks met haar mogen hebben. Het leed dat de verdachte deze jonge meisjes heeft toegebracht, is bijzonder groot.
De feiten rechtvaardigen zonder meer een gevangenisstraf van geruime duur. Bij het bepalen van de duur en modaliteit (onvoorwaardelijk/voorwaardelijk) daarvan is, naast de ernst van de feiten, rekening gehouden met de inhoud van het rapport dat psycholoog drs. M. van Heteren over de verdachte heeft opgemaakt. Daaruit blijkt dat de verdachte ten tijde van de strafbare feiten een dissociatieve stoornis had, welke stoornis mede heeft geleid tot de strafbare feiten. De verdachte handelde daarbij met name uit woede voortkomend uit een overval in zijn eigen woning. Het advies van de psycholoog is om de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten en te bepalen dat hij klinisch behandeld zal worden. De rechtbank neemt dit advies, gelet op de onderbouwing daarvan, over.
Verder is rekening gehouden met het rapport van de reclassering d.d. 22 september 2014, waarin een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden worden geadviseerd. Zoals hierna zal blijken, wordt dit advies overgenomen, zij het dat de rechtbank de bijzondere voorwaarden verder zal uitwerken.
Kennis genomen is van het feit dat de verdachte blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 september 2014 niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Dit geeft geen aanleiding tot een hogere of een lagere straf, maar is wel mede aanleiding voor de beslissing om een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk op te leggen.
Anders dan door de raadsvrouw is bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding om vanwege het niet maken/bewaren van de hiervoor al genoemde geluidsopnamen en/of de beperkte bedenktijd tussen de informatieve gesprekken en de aangiften van sommige aangevers, een strafvermindering toe te passen. Wat betreft de geluidsopnamen volstaat de rechtbank met de vaststelling dat er een vormfout heeft plaatsgevonden zonder dat hieraan gevolgen hoeven te worden verbonden. Het is immers niet aannemelijk geworden dat de verdachte door het ontbreken van die opnamen in zijn belangen is geschaad. Wat betreft de bedenktijd laat de rechtbank in het midden of deze in de gegeven omstandigheden lang genoeg was; als dat niet het geval zou zijn, zou ook dit geen aanleiding zijn voor een strafvermindering.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is. Daarbij zal bepaald worden dat de verdachte gedurende de proeftijd, die op drie jaar wordt gesteld, zich zal moeten melden bij de reclassering en zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, dat hij zich gedurende een periode van maximaal een jaar zal laten opnemen in een forensisch psychiatrische afdeling (FPA), een forensisch psychiatrische kliniek (FPK) of soortgelijke intramurale instelling en dat hij zich gedurende het resterende deel van de proeftijd ambulant zal laten behandelen, zolang als de reclassering dat nodig vindt. Daarnaast zal een contactverbod worden opgelegd ten aanzien van aangeefsters[slachtoffer 1],[slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]. Deze bijzondere voorwaarden gaan verder, en de proeftijd is langer, dan door de officier van justitie is gevorderd, maar zijn naar het oordeel van de rechtbank toch passend en geboden gelet op de ernst van de feiten, de schadelijkheid van die feiten voor de jonge, veelal minderjarige, slachtoffers en het belang dat de maatschappij wordt beschermd tegen een herhaling van dergelijke feiten door de verdachte.

VORDERING BENADEELDE PARTIJEN / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
1.
[slachtoffer 3], wonende te Etten-Leur, ter zake van het onder 3 tenlastegelegde feit. Zij vordert een bedrag van € 66,38 aan materiële schade en een bedrag van € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente;
2.
[slachtoffer 4], wonende te Egmond aan Zeeter zake van het onder 4 tenlastegelegde feit. Zij vordert een bedrag van € 159,- aan materiële schade en een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.
Voor beide benadeelde partijen is vast komen te staan dat zij door het bewezen verklaarde feit 3 respectievelijk feit 4 rechtstreeks schade hebben geleden. De vorderingen zijn genoegzaam onderbouwd en zullen als niet althans niet voldoende gemotiveerd betwist, worden toegewezen. De verdachte zal als de in het ongelijk gesteld partij in de proceskosten van ieder van de benadeelde partijen worden veroordeeld, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Aangeefster[slachtoffer 1] heeft een voegingsformulier ingevoegd waarin geen bedragen zijn ingevuld en in het wensenformulier is aangegeven dat zij geen vordering wenst in te stellen. De rechtbank is er daarom vanuit gegaan dat dit formulier geen verdere behandeling behoeft.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

Gelet is op artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 246, 247 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 subsidiair, 4, 5 primair en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf, een gedeelte, groot 10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 3 (drie) jaren, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
( i) de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
(ii) de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
(iii) de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
( i) de veroordeelde zal zich melden bij de reclassering, zo vaak en wanneer de reclassering nodig vindt, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door de reclassering worden gegeven;
(ii) de veroordeelde zal zich om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling ter klinische behandeling laten opnemen in een FPA, FPK, of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven, zulks met een maximum van één jaar, de feitelijke opnametijd te bepalen door de reclassering in overleg met voornoemde directeur;
(iii) aansluitend aan de onder (ii) bedoelde behandeling zal de veroordeelde gedurende de rest van de proeftijd of zoveel korter als de reclassering verantwoord acht zich voor zijn problematiek ambulant laten behandelen door een door de reclassering aan te wijzen instelling en hij zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens zijn behandelaar(s) worden gegeven;
(iv) de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met[slachtoffer 1], [slachtoffer 2],[slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5], na heden, zolang en frequent als de reclassering noodzakelijk vindt (noodzakelijke indirecte contacten in verband met de toegewezen vorderingen benadeelde partij vallen hier niet onder);
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen:
( i) wijst de beide vorderingen toe;
(ii) veroordeelt de verdachte aan [slachtoffer 3], wonende te Etten-Leur, een bedrag van € 1.066,38 tegen kwijting te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2013;
(iii) veroordeelt de verdachte aan [slachtoffer 4], wonende te Egmond aan Zee, een bedrag van € 1.659,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2013;
(iv) veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door ieder van de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van voornoemde benadeelde partijen te betalen € 1.066,38 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2013) respectievelijk € 1.659,- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2013); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.066,38 respectievelijk € 1.659,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen respectievelijk 26 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. M.V. Scheffers en F.W. van Lottum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. van Hoof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 oktober 2014.
Bijlage I bij vonnis van 8 oktober 2014:

TEKST TENLASTELEGGING.

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
(Zaak A1)
hij in of omstreeks de periode van 21 augustus 2010 tot 21 augustus 2012 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, en/of te Langemark-Poelkapelle, in elk geval in België, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand,
te weten[slachtoffer 1], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het door die[slachtoffer 1] voor haar ingeschakelde webcam
(en aldus zichtbaar voor hem, verdachte) betasten van haar borsten en/of likken aan haar borsten en/of duwen/brengen van (één van) haar vingers in haar vagina, het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het via MSN-chatgesprekken met die[slachtoffer 1], die[slachtoffer 1] dreigen Stacey iets aan te doen, naar Stacey's huis te gaan en/of Stacey te verkrachten, indien die[slachtoffer 1] haar webcam niet zou inschakelen en/of (vervolgens) bovengenoemde ontuchtige handelingen niet voor die ingeschakelde webcam (en dus zichtbaar voor verdachte) met/bij zichzelf zou uitvoeren en/of die[slachtoffer 1] (aldus) heeft opgedragen/aangegeven bovengenoemde ontuchtige handelingen voor die ingeschakelde webcam (en aldus zichtbaar voor verdachte) met/bij zichzelf uit te voeren;
art 246 Wetboek van Strafrecht
2.
(Zaak A2)
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot en met 2 februari 2014 te Rotterdam en/of Franeker, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer 2], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het door die[slachtoffer 2] voor haar ingeschakelde webcam (en aldus zichtbaar voor hem, verdachte) betasten van en/of spelen met haar borsten en/of likken aan één van haar tepels en/of duwen/brengen van (één van) haar vingers in haar vagina, het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit
- het zich, tijdens de skypegesprekken met die[slachtoffer 2], voordoen als Mark en/of [naam verdachte 1] en/of[naam verdachte 2] en/of
- ( als zodanig) die[slachtoffer 2] dreigen dat (naakt)foto's van haar op facebook geplaatst, in elk geval openbaar gemaakt, zouden worden en/of
- die[slachtoffer 2] dreigen haar, haar moeder en/of zusje in elkaar te slaan en/of te vermoorden en/of te verkrachten,
indien die[slachtoffer 2] haar webcam niet zou inschakelen en/of (vervolgens) bovengenoemde ontuchtige handelingen niet voor die ingeschakelde webcam (en dus zichtbaar voor verdachte) met/bij zichzelf zou uitvoeren en/of die[slachtoffer 2] (aldus) heeft opgedragen/aangegeven bovengenoemde ontuchtige handelingen voor die ingeschakelde webcam (en aldus zichtbaar voor verdachte) met/bij zichzelf uit te voeren;
art 246 Wetboek van Strafrecht
3.
(Zaak A3)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 januari 2014 te Rotterdam en/of Etten-Leur, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en.of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer 3] (geboren op 21 februari 2000), heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het door die [slachtoffer 3] voor haar ingeschakelde webcam
(en aldus zichtbaar voor hem, verdachte) betasten van en/of spelen met haar borsten en/of zichzelf ontkleden, het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het die [slachtoffer 3] dreigen met openbaarmaking dat zij een slet was en/of dat zij met hem, verdachte, sex gehad had, indien die [slachtoffer 3] haar webcam niet zou inschakelen en/of (vervolgens) bovengenoemde ontuchtige handelingen niet voor die ingeschakelde webcam (en dus zichtbaar voor verdachte) met/bij zichzelf zou uitvoeren en/of die [slachtoffer 3] (aldus) heeft opgedragen/aangegeven bovengenoemde ontuchtige handelingen voor die ingeschakelde webcam (en aldus zichtbaar voor verdachte) met/bij zichzelf uit te voeren;
art 246 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
(Zaak A3)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 januari 2014 te Rotterdam en/of Etten-Leur, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 3] (geboren op 21 februari 2000), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het via het
internet contact zoeken met die [slachtoffer 3] en/of via skypegesprekken (met ingeschakelde webcam en aldus zichtbaar voor hem, verdachte) vragen aan die [slachtoffer 3] om haar kleren uit te trekken en zich vervolgens voor de ingeschakelde webcam te tonen en/of haar borsten te betasten en/of haar borsten heen en weer te laten bewegen, waarna die [slachtoffer 3] voor de
ingeschakelde webcam zich heeft uitgekleed en/of haar borsten heeft betast en/of bewogen;
art 247 Wetboek van Strafrecht
4.
(Zaak A4)
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2013 tot en met 28 februari 2014 te Rotterdam en/of Egmond aan Zee, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer 4],
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het door die [slachtoffer 4] voor haar ingeschakelde webcam (en aldus zichtbaar voor hem, verdachte) betasten van en/of spelen met haar borsten en/of likken aan één van haar tepels en/of duwen/brengen van (één van) haar vingers in haar vagina, het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit
- het het zich, tijdens de skypegesprekken met die [slachtoffer 4], voordoen als [naam verdachte 2] en/of
- die [slachtoffer 4] dreigen naaktfoto's van haar op zijn, verdachtes, Facebookaccount en/of het Facebookaccount van de zus van die [slachtoffer 4] te zetten, althans op internet te plaatsen en/of
- haar op te wachten bij haar school,
indien die [slachtoffer 4] haar webcam niet zou inschakelen en/of (vervolgens) bovengenoemde ontuchtige handelingen niet voor die ingeschakelde webcam (en dus zichtbaar voor verdachte) met/bij zichzelf zou uitvoeren en/of die [slachtoffer 4] (aldus) heeft opgedragen/aangegeven bovengenoemde ontuchtige handelingen voor die ingeschakelde webcam (en aldus zichtbaar voor verdachte) met/bij zichzelf uit te voeren;
art 246 Wetboek van Strafrecht
5.
(Zaak A5)
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2012 tot en met 31 december 2013 te Rotterdam meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), iemand te weten [slachtoffer 5] (geboren op 28 juni 1998), heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het door die [slachtoffer 5] voor haar ingeschakelde webcam (en aldus zichtbaar voor hem, verdachte) tonen en/of wrijven van/over haar borsten en/of duwen/brengen van (een van haar) vinger(s) in haar vagina en/of uittrekken van haar kleding, het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of de bedreiging met een andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het het zich, tijdens de skypegesprekken met die [slachtoffer 5] haar dreigen (naakt)foto's van haar rond te sturen naar vrienden en/of haar in elkaar te slaan en/of haar te zullen opzoeken, indien die [slachtoffer 5] haar webcam niet zou inschakelen en/of (vervolgens) bovengenoemde ontuchtige handelingen niet voor die ingeschakelde webcam (en dus zichtbaar voor verdachte met/bij zichzelf zou uitvoeren en/of die [slachtoffer 5] (aldus) heeft opgedragen/aangegeven bovengenoemde ontuchtige handelingen voor die ingeschakelde webcam (en aldus zichtbaar voor verdachte) met/bij zichzelf uit te voeren;
art 246 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
(Zaak A5)
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2012 tot en met 31 december 2013 te Rotterdam meermalen, althans eenmaal, (telkens) met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer 5] (geboren op 28 juni 1998), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het via het internet contact zoeken met die [slachtoffer 5] en/of via skypegesprekken (met ingeschakelde webcam en aldus zichtbaar voor hem, verdachte) vragen aan die [slachtoffer 5] om haar kleren uit te trekken en zich vervolgens voor de
ingeschakelde webcam te tonen en/of over haar borsten te wrijven en/of haar vinger(s) in haar vagina te duwen/brengen, waarna die [slachtoffer 5] haar kleren heeft uitgetrokken en/of over haar borsten heeft gewreven en/of haar vinger(s) in haar vagina heeft geduwd/gebracht;
art 247 Wetboek van Strafrecht
6.
(Zaak A6)
hij in of omstreeks 1 januari 2012 tot en met 30 april 2013 te Rotterdam [slachtoffer 6] (geboren 20 december 1998) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk die [slachtoffer 6] dreigend de woorden toegevoegd : "ik weet waar je tante woont en/of ik doe je familie wat aan en/of zorg dat je op komt dagen op skype, ik zie je familie hier langs lopen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.