ECLI:NL:RBROT:2014:8053

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2014
Publicatiedatum
1 oktober 2014
Zaaknummer
14_6492
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijke afwijzing van verzoek om voorlopige voorziening inzake ouderparticipatiebesluiten gemeente Maasluis

Op 3 oktober 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoekster uit [Plaatsnaam] en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasluis. Verzoekster had op 19 september 2013 een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot verschillende besluiten van de gemeente Maasluis, die betrekking hadden op ouderparticipatie. De besluiten waartegen het verzoek was gericht, betroffen onder andere het ouderparticipatiebesluit en een besluit op aanvraag van 11 september 2014, waarin werd besloten tot het niet tijdig nemen van een besluit op aanvraag. Daarnaast werd ook een beleidsnotitie en verordening over jeugdhulp genoemd.

De voorzieningenrechter overwoog dat verzoekster niet de benodigde besluiten had overgelegd, zoals vereist door de artikelen 6:5 en 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter stelde vast dat de omschrijving van de besluiten te algemeen was om te kunnen vaststellen tegen welke concrete besluiten het verzoek was gericht. Verzoekster had geen kopieën van de besluiten overgelegd, ondanks een verzoek daartoe van de voorzieningenrechter. De rechter concludeerde dat de onder 2.1 genoemde documenten geen besluiten waren in de zin van de Awb, en dat er geen bezwaar of beroep openstond tegen deze documenten.

Uiteindelijk oordeelde de voorzieningenrechter dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk was, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 oktober 2014, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 14/6492
uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 oktober 2014 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[Naam verzoekster], te [Plaatsnaam], verzoekster,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasluis, verweerder.

Overwegingen

1.
Verzoekster heeft bij brief van 19 september 2013 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2.
In het verzoekschrift heeft verzoekster de besluiten waartegen het verzoek gericht is als volgt omschreven:
“-(1.1)
Ouderparticipatiebesluit(en): het schriftelijke ouderparticipatiebesluit/de schriftelijke ouderparticipatie besluiten uit 2013/2014 van de gemeente Maassluis, waarin is besloten tot het niet, dan wel in ieder geval niet tijdig, op onjuiste wijze en in onvoldoende mate realiseren van ouderparticipatie binnen de gemeente Maassluis, in het bijzonder het besluit/de besluiten waarin is besloten tot het vaststellen van de datum 1 januari 2014 (of een andere datum) als datum waarop op zijn vroegst de ouderparticipatie in Maassluis feitelijk/materieel zal (kunnen) beginnen.
-(2.1)
Besluit op aanvraag:het schriftelijke besluit d.d. 11 september 2014 van het college van B&W van Maassluis, waarin is besloten tot het niet tijdig nemen van een besluit op aanvraag, indien dat besluit niet namens voornoemd college is genomen, het besluit d.d. 16 september 2014 van het college van B&W van Maassluis, houdende de fictieve weigering tot het tijdig nemen van een besluit op aanvraag.
-(3)
Besluit tot vaststelling definitieve tekst Beleidsnotitie Jeugdhulp 2015/2016/Verordening Jeugdhulp 2015 Maassluis: het besluit van oktober 2014 van de gemeente Maassluis tot vaststelling van de definitieve tekst van de Beleidsnotitie Jeugdhulp 2015/2016 en van de Verordening Jeugdhulp 2015 van de gemeente Maassluis.
3.
Van de onder 2.1 en onder 3 genoemde documenten heeft verzoekster een kopie overgelegd.
4.
Op grond van artikel 8:81, vierde lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn onder andere de artikelen 6:5 en 6:6 van overeenkomstige toepassing bij een verzoek om voorlopige voorziening. Uit deze artikelen vloeit voort dat bij het verzoekschrift zo mogelijk een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft, wordt overgelegd en als hieraan niet wordt voldaan kan het verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een daartoe gestelde termijn.
5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de omschrijving van de door verzoekster onder 1.1 genoemde besluiten te algemeen is om te kunnen vaststellen tegen welke concrete besluiten het verzoek is gericht. Verzoekster heeft van deze besluiten ook geen kopie overgelegd, ook niet nadat haar daarom bij brief van 22 september 2014 is verzocht. Verzoekster heeft bij brief van 24 september 2014 gereageerd, maar geen kopieën van de onder 1.1 genoemde besluiten overgelegd.
6.
Van de onder 2.1 genoemde brief heeft verzoekster wel een kopie overgelegd. Het betreft een ontvangstbevestiging van 11 september 2014 voor een brief of aanvraag van 10 september 2014 met als onderwerp: Spoedige reactie gevraagd inzake drie verzoeken. De brief van 11 september 2013 is geen besluit als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 8:1 en 7:1 van de Awb staat daartegen geen bezwaar of beroep open en kan daartegen op grond van artikel 8:81 van de Awb evenmin een verzoek om voorlopige voorziening gevraagd worden.
7.
Het onder 3 genoemde Beleidsplan Jeugdhulp 2015/2016 betreft beleid en is geen besluit in de zin van artikel 1:2 van de Awb, zodat daartegen geen bezwaar en beroep open staat of om een voorlopige voorziening verzocht kan worden. De Verordening Jeugdhulp 2015 is een algemeen verbindend voorschrift waartegen op grond van artikel 8:3, eerste lid, van de Awb geen bezwaar en beroep open staat of om een voorlopige voorziening verzocht kan worden.
8.
Gelet op de voorgaande overwegingen is het niet mogelijk om het verzoek om voorlopige voorziening in behandeling te nemen.
9.
Gelet op het voorgaande is het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, zodat de voorzieningenrechter, gelet op artikel 8:83, derde lid, van de Awb, uitspraak kan doen zonder zitting.
10.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.I. van Strien, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.B. van Zantvoort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
3 oktober 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.