ECLI:NL:RBROT:2014:7898
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen bestuurlijke boetes opgelegd door de Autoriteit Financiële Markten
Op 24 september 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening tegen twee bestuurlijke boetes van elk € 5.000,- die de AFM aan de verzoeker had opgelegd wegens overtredingen van artikel 5:58, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De AFM had deze boetes opgelegd op basis van een besluit van 7 juli 2014, waarbij de AFM haar besluit met argumenten en stukken had onderbouwd.
De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, heeft in zijn bezwaar en verzoek geen inhoudelijke motivering gegeven. Hij heeft zich beroepen op bewijsnood, omdat hij niet over zijn administratie kon beschikken. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de AFM alle relevante stukken op 1 augustus 2014 aan de gemachtigde van de verzoeker had verstrekt. De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet aannemelijk was dat de verzoeker geen inhoudelijke reactie kon geven op het standpunt van de AFM, en dat hij geen concrete stappen had ondernomen om zijn administratie terug te krijgen.
De voorzieningenrechter heeft het beroep op bewijsnood afgewezen en geconcludeerd dat de verzoeker niet inhoudelijk had gereageerd op het besluit van de AFM. Hierdoor moest worden uitgegaan van de rechtmatigheid van het besluit van de AFM. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de publicatie van het bestreden besluit geen strijd oplevert met het doel van het toezicht, en dat de overtreding zo ernstig was dat er geen reden was voor anonimisering van de persoonlijke gegevens van de verzoeker. De uitspraak eindigde met de mededeling dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.