ECLI:NL:RBROT:2014:7898

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 september 2014
Publicatiedatum
26 september 2014
Zaaknummer
AWB-14_04642
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen bestuurlijke boetes opgelegd door de Autoriteit Financiële Markten

Op 24 september 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening tegen twee bestuurlijke boetes van elk € 5.000,- die de AFM aan de verzoeker had opgelegd wegens overtredingen van artikel 5:58, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De AFM had deze boetes opgelegd op basis van een besluit van 7 juli 2014, waarbij de AFM haar besluit met argumenten en stukken had onderbouwd.

De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, heeft in zijn bezwaar en verzoek geen inhoudelijke motivering gegeven. Hij heeft zich beroepen op bewijsnood, omdat hij niet over zijn administratie kon beschikken. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de AFM alle relevante stukken op 1 augustus 2014 aan de gemachtigde van de verzoeker had verstrekt. De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet aannemelijk was dat de verzoeker geen inhoudelijke reactie kon geven op het standpunt van de AFM, en dat hij geen concrete stappen had ondernomen om zijn administratie terug te krijgen.

De voorzieningenrechter heeft het beroep op bewijsnood afgewezen en geconcludeerd dat de verzoeker niet inhoudelijk had gereageerd op het besluit van de AFM. Hierdoor moest worden uitgegaan van de rechtmatigheid van het besluit van de AFM. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de publicatie van het bestreden besluit geen strijd oplevert met het doel van het toezicht, en dat de overtreding zo ernstig was dat er geen reden was voor anonimisering van de persoonlijke gegevens van de verzoeker. De uitspraak eindigde met de mededeling dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

Rechtbank ROTTERDAM
Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: AWB 14/4642
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 september 2014 in de zaak tussen
[naam 1], te [woonplaats], verzoeker,
gemachtigde: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos,
en

de stichting Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM), verweerster,

gemachtigden: mr. A.J. Boorsma en mr. F.E. de Bruijn.
Zitting hebben: mr. B. van Velzen, rechter, en mr. E. Kleingeld-Top, griffier.
Beide partijen zijn verschenen bij gemachtigde(n).
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter de volgende uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.

Overwegingen

1. Bij besluit van 7 juli 2014 heeft de AFM aan verzoeker vanwege twee overtredingen van artikel 5:58, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) twee bestuurlijke boetes van elk € 5.000,- opgelegd.
2. De AFM heeft haar besluit met argumenten en stukken onderbouwd. Verzoeker daarentegen heeft aan zijn bezwaar noch aan zijn verzoek een inhoudelijke motivering ten grondslag gelegd. Hij doet een beroep op bewijsnood, omdat hij niet over zijn administratie kan beschikken.
2.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de AFM alle op de zaak betrekking hebbende stukken op 1 augustus 2014 aan verzoekers gemachtigde heeft doen toekomen. De voorzieningenrechter acht niet aannemelijk dat verzoeker aan de hand daarvan geen inhoudelijke reactie op het standpunt van de AFM kan formuleren, zelfs geen begin daarvan. Evenmin heeft verzoeker toegelicht wat de administratie concreet kan opleveren ter onderbouwing van zijn verdediging. Daarbij is ook van belang dat verzoeker, naar ter zitting is gebleken, geen concrete stappen heeft ondernomen om de administratie weer in zijn bezit te krijgen. Verzoeker heeft ook overigens niet aannemelijk gemaakt dat hij wegens bewijsnood niet inhoudelijk kan reageren op het standpunt van de AFM.
Het beroep op bewijsnood faalt. Gelet hierop en nu verzoeker niet inhoudelijk heeft gereageerd op het besluit van 7 juli 2014, moet worden uitgegaan van de rechtmatigheid van het besluit van de AFM.
3. Met betrekking tot de publicatie kan in het midden blijven of bij de beoordeling van het verzoek moet worden getoetst aan het tot 1 augustus 2014 geldende artikel 1:97 van de Wft (oud) dan wel het vanaf die datum gewijzigde artikel (nieuw). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter levert de publicatie van het bestreden besluit geen strijd op met het doel van het toezicht als bedoeld in het vierde lid van artikel 1:97 (oud), terwijl de overtreding zo ernstig is dat er geen reden is voor anonimisering van de persoonlijke gegevens van verzoeker, als bedoeld in het vierde lid van artikel 1:97 (nieuw). De AFM stelt zich terecht op het standpunt dat het in het algemeen belang is dat het beleggend publiek wordt gewezen op het handelen van verzoeker.
Waarvan proces-verbaal,
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.