ECLI:NL:RBROT:2014:7478

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 september 2014
Publicatiedatum
8 september 2014
Zaaknummer
10/651049-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraken en mishandeling met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 september 2014 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van twee diefstallen uit woningen en een poging daartoe. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het binnendringen van de woningen van de slachtoffers, waarbij zij verschillende goederen heeft weggenomen, vergezeld van geweld. Bij een van de woninginbraken heeft de verdachte de 86-jarige [aangeefster 1] met een deegroller op het hoofd geslagen, wat resulteerde in mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een meldplicht.

De rechtbank heeft de feiten als zeer ernstig beoordeeld, vooral gezien de leeftijd van het slachtoffer en de impact van de woninginbraak op de slachtoffers. De verdachte heeft eerder strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen is in de strafmaat. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische problemen en verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen redenen zijn om de verdachte als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen, ondanks de verdediging die dit aanvoerde op basis van een reclasseringsrapport en een verklaring van de huisarts.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en heeft de overige beschuldigingen verworpen. De opgelegde straf is bedoeld om de ernst van de feiten te weerspiegelen en om de verdachte de kans te geven om haar leven te beteren onder toezicht van de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/651049-14
Datum uitspraak: 9 september 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:

[verdachte 1],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:
[adres 1],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid-Oost, locatie Ter Peel,
raadsman mr. A.H.J. Strak, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 augustus 2014.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. M. Vreugdenhil heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van Reclassering Nederland, ook als die aanwijzingen inhouden een meldplicht, een drugs- en alcoholverbod en het volgen van een ambulante behandeling bij de forensische psychiatrie en de forensische verslavingszorg, ook indien deze behandeling inhoudt het ondergaan van een klinische behandeling voor maximaal zeven weken.
BEWIJS
Bewijsverweer
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. [aangeefster 1] heeft de verdachte niet genoemd als zijnde de dader, terwijl ook [getuige] niet zelf heeft waargenomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot diefstal. [getuige] heeft slechts verklaard hetgeen door [aangeefster 1] aan hem is medegedeeld. Hierdoor resteert slechts één voor de verdachte belastende verklaring waardoor geen bewezenverklaring kan volgen.
Beoordeling
Blijkens de aangifte van [aangeefster 1] heeft op 21 mei 2014 omstreeks 11:00 uur een poging tot diefstal plaatsgevonden in haar woning aan de [adres 2]. [aangeefster 1] zou door de dader, die zij kent als haar bovenbuurvrouw, met een deegroller op haar hoofd zijn geslagen. De [getuige], een buurman van aangeefster, heeft omstreeks 11:15 uur aan de ter plaatse gekomen verbalisanten verklaard dat hij kort daarvoor in het portiek was aangesproken door bovenbuurvrouw [verdachte 1], die woonachtig is aan de [adres 1]. Nadat de getuige langs de woning van zijn buurvrouw aan de [adres 2] liep, werd hij door haar aangesproken en verklaarde zij dat zij zojuist op haar hoofd geslagen was door bovenbuurvrouw [verdachte 1]. Zowel de getuige, als de verbalisanten constateren een bult op het hoofd van [aangeefster 1].
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte kort na de poging tot diefstal door de [getuige] is aangetroffen in de nabijheid van de woning van [aangeefster 1], waarbij [aangeefster 1] aan [getuige] heeft aangegeven dat zij door een bovenbuurvrouw is geslagen. De rechtbank acht geen redenen aanwezig om te twijfelen aan deze verklaring. De aangifte van [aangeefster 1] vindt dan ook steun in de overige bewijsmiddelen. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Bewijsmotivering en bewezenverklaring
Op grond van het voorgaande en de overige inhoud van de bewijsmiddelen (als bijlage II aan dit vonnis gehecht) is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij op 19 maart 2014 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen pakjes shag en een bril, toebehorende aan [aangeefster 2],
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel
vaninklimming en welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [aangeefster 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit de bril van het gezicht van die [aangeefster 2] afrukken;
en
zij op 19 maart 2014 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon te weten [aangeefster 2] diens bril met kracht van het gezicht heeft getrokken, waardoor die [aangeefster 2] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
zij op 13 april 2014 te Rotterdam in een woning gelegen aan de [adres 3] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, toebehorende aan [aangeefster 3];
3.
zij op 21 mei 2014 te Rotterdam in een woning gelegen aan het [adres 4] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [aangeefster 1], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld tegen die [aangeefster 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
welk geweld bestond uit
- die [aangeefster 1] met een deegroller op het hoofd
slaan, en
- die [aangeefster 1] de woorden
toevoegen: "waar is je tas, waar is je portemonnee en waar zijn je sleutels",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming

en

mishandeling;

2.
diefstal;
3.
poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Standpunt verdediging
Aangevoerd is om de verdachte wegens ontoerekeningsvatbaarheid te ontslaan van alle rechtsvervolging. De verdachte zou, op basis van het over haar opgemaakte reclasseringsrapport en de door de raadsman verstrekte brief van de huisarts van de verdachte lijden aan schizofrenie, waarvan de belangrijkste verschijnselen zijn psychoses en verwardheid. Aannemelijk is dat de verdachte ten tijde van het plegen van de onderhavige delicten verkeerde in een psychose. De verdachte kan dan ook niet verantwoordelijk worden gehouden voor de door haar gepleegde strafbare feiten.
Beoordeling
Noch uit de stukken in het dossier, noch op grond van het onderzoek op de terechtzitting wordt aannemelijk dat de verdachte ten tijde van het plegen van de onderhavige delicten in een psychose verkeerde. De verdachte heeft tijdens haar verhoren bij de politie, als ook op het onderzoek ter terechtzitting, op heldere wijze antwoord gegeven op de aan haar gestelde vragen en maakte daarbij geen verwarde indruk. Daarnaast blijkt uit het reclasseringsrapport dat de verdachte sinds 15 oktober 2012 onder behandeling staat van Delta Psy te Rotterdam. Zij krijgt aldaar één maal per twee weken medicatie in depotvorm toegediend. Op deze manier, zo is in het rapport te lezen, is de werking van de medicatie meer geleidelijk en stabiel. Gelet op het voorgaande zijn er geen redenen aanwezig om de verdachte als ontoerekeningsvatbaar aan te merken. Het verweer van de raadsman zal dan ook worden verworpen.
Nu er ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, is de verdachte strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen uit een woning en één poging daartoe. Zij is de woning van de slachtoffers binnengedrongen en heeft (vergezeld van geweld) verschillende goederen weggenomen. Bij één woninginbraak heeft dit tevens geresulteerd in een mishandeling. De rechtbank acht het handelen van de verdachte zeer laakbaar. Vooral de poging tot diefstal op [aangeefster 1], een 86-jarige vrouw, acht de rechtbank zeer kwalijk. Een overval in een woning, bij uitstek de omgeving waar iemand zich veilig moet kunnen voelen, heeft voor de slachtoffers vaak ernstige en langdurige psychische gevolgen, welke worden verergerd door de toepassing van geweld. Bovendien veroorzaakt dit soort feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Op dergelijke feiten kan dan ook niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat zij blijkens het op haar naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 6 augustus 2014 reeds eerder is veroordeeld terzake diefstal.
Daarnaast is gelet op het door GGZ Reclassering Limburg, afdeling Vincent van Gogh, over de verdachte opgemaakte rapport, d.d. 22 augustus 2014. Dit rapport houdt - samenvattend en voor zover van belang - het volgende in. Er zijn problemen bij meerdere leefgebieden. Het gebruik van drugs en psychiatrie zijn de twee factoren welke leidend zijn in het plegen van delicten. Verdachte heeft dan geen oog meer voor consequenties en anderen en kan enkel haar behoefte bevredigen door delicten te plegen. Een behandeling op drugsgebruik is noodzakelijk om de kans op recidive, dat als hoog wordt ingeschat, te verkleinen. De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een verbod op het gebruik van drugs en alcohol, het volgen van een ambulante behandeling voor verdachtes psychiatrische- en verslavingsproblematiek en, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, een klinische opname voor maximaal zeven weken.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 300, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
- de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen en alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- de veroordeelde zal zich voor haar psychiatrische problematiek onder ambulante behandeling stellen bij FACT LOPP, of soortgelijke ambulante forensische zorg, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- de veroordeelde zal zich voor haar verslavingsproblematiek onder ambulante behandeling stellen bij de forensische verslavingszorg, of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- de veroordeelde zal, mocht de reclassering dit noodzakelijk achten, zich ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek klinisch laten opnemen voor de duur van maximaal zeven weken, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.K. Rapmund, voorzitter,
en mrs. J.H. Janssen en E. Fels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. W.A.J.A. Welten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 september 2014.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I bij vonnis van 9 september 2014.

TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 19 maart 2014 te Rotterdam
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
negen, althans één of meer pakjes shag en/of een bril, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 2], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat/die shag en/of die bril onder haar bereik heeft gebracht
door middel inklimming
en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangeefster 2], gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
-tegen een raam van de woning van die [aangeefster 2] te duwen, en/of
-(vervolgens) die woning via dat open geduwde raam binnen klimmen, en/of
-de bril van het gezicht/hoofd van die [aangeefster 2] afrukken;
(artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht);
en/of
zij op of omstreeks 19 maart 2014 te Rotterdam
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [aangeefster 2])
diens bril (met kracht) van het gezicht heeft getrokken/gerukt,
waardoor die [aangeefster 2] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
(artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht);
art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
2.
(pnr. 10.662076/14)
zij op of omstreeks 13 april 2014 te Rotterdam
in of uit een woning gelegen aan de [adres 3]
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele
telefoon, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 3], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte;
(artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht);
art 310 Wetboek van Strafrecht
3.
(pnr. 10.661140/14)
zij op of omstreeks 21 mei 2014 te Rotterdam
in of uit een woning gelegen aan het [adres 4]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [aangeefster 1], te dwingen tot de
afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan die
[aangeefster 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of
goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 1], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte,
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
die [aangeefster 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
-de woning van die [aangeefster 1] is binnen gegaan, en/of
-die [aangeefster 1] met een deegroller op/tegen het hoofd heeft geslagen, en/of
-(daarbij) die [aangeefster 1] (de) woorden toegevoegd (van de strekking):
"waar is je tas, waar is je portemonnee en waar zijn je sleutels";
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 312/317 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht);