Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding d.d. 17 december 2013
- de mondelinge behandeling d.d. 21 januari 2014
- de producties en de pleitnotities van MVRDV
- een productie en de pleitnotities van de gemeente
- de incidentele conclusie tot tussenkomst, subsidiair voeging, van de combinatie.
2.De feiten
Inleiding
3.Inschrijving
(…)
4.Beoordelingsprocedure
(…)
Petra Verspui, directeur Vastgoed van de Cluster Stadsontwikkeling gemeente Rotterdam (voorzitter zonder stem);
[A], landschapsarchitect bij [X];
[B], Rijksbouwmeester;
[C], directeur van Museum Boijmans Van Beuningen;
[D ], stedenbouwkundige bij BVR;
[E], directeur Stichting de Verre Bergen;
[F], directeur Binnenstad en Stedelijke kwaliteit van de Cluster Stadsontwikkeling gemeente Rotterdam;
Kern (essentie begrepen van de opgave);
Communicatie en houding (denkbeeld/gedachte passend bij “de commissie verwacht”);
Professionaliteit (kennis en kunde).
2.Vraagstelling en doel
4.Uitgangspunten
8.Installatie-eisen
(…)
De door MVRDV gemaakte expositie Vertical Village (…) waarvan MVRDV zich afvroeg of deze zou kunnen worden overgenomen door Museum Boijmans Van Beuningen.
Daarnaast had MVRDV, als een van de vijf genomineerde architectenbureau’s dat een schetsontwerp maakt, wat opmerkingen vragen over het Collectiegebouw.
MVRDV komt niet in aanmerking voor gunning van de opdracht om redenen zoals in het navolgende omschreven.
de gemeente is voornemens de opdracht te gunnen aan de Combinatie NIO architecten/MAD architects & Okra landschapsarchitecten.
het tegelijk open en gesloten moeten zijn van het Collectiegebouw en dat het aan de architect is om met die tegenstelling open en gesloten iets interessants te doen;
het klimaatbeheer en dat de architect zich ervan bewust moet zijn en de organisatie van de organisatie van het gebouw zo moet maken dat door het publiek veroorzaakte verstoringen van het klimaat tot een minimum beperkt blijven;
duurzaamheid, waarbij erop is gewezen dat dit niet alleen voor het te bouwen Collectiegebouw belangrijk is maar ook voor de installaties die erin komen en die van invloed kunnen zijn op het ruimtebeslag.
3.Het geschil
4.De beoordeling
ookvoor uitsluitingsgronden. De beginselen van transparantie en gelijke behandeling brengen mee dat de door de aanbestedende dienst te hanteren uitsluitingsgronden ondubbelzinnig en op niet voor misverstand vatbare wijze in de aanbestedingsstukken moeten zijn vermeld. (HR 7 december 2012 (KPN/Staat), ECLI:NL:HR:2012:BW9233). Het verweer van de gemeente dat het arrest KPN/Staat niet relevant is voor de onderhavige zaak, omdat het in die zaak ging om de uitsluitingsgronden als bedoeld in art. 45 van den Aanbestedingsrichtlijn 2004/18/EG, treft geen doel. In bovengenoemd arrest KPN/Staat formuleert de Hoge Raad in algemene termen dat ‘de door de aanbestedende dienst te hanteren uitsluitingsgronden ondubbelzinnig en op niet voor misverstand vatbare wijze in de aanbestedingsdocumentatie moeten zijn vermeld’ (r.o. 3.6.4). Aangenomen kan worden dat dit dus niet alleen geldt voor de verplichte en facultatieve uitsluitingsgronden (art. 2.86 en 2.87 Aanbestedingswet 2012), maar ook voor ‘andere’, op grond van rechtspraak van HvJ EU toegestane uitsluitingsgronden (bijvoorbeeld ter waarborging van het beginsel van gelijke behandeling en het transparantiebeginsel; vgl HvJ EU 16 december 2008, nr. C-213/07 ([J]), ECLI:NL:XX:2008:BG7816).
op straffe van uitsluitingniet was toegestaan om andere functionarissen van de gemeente (…) te benaderen over de aanbesteding.